de brng niet legt en bedientzal van de geheele con cessie wel niets komen. De voorgestelde wjjziging wordt daarop door B. en W. teruggenomen. Ook de wijziging van art. 24 kan de goedkeuring van den heer Kraakman niet wegdragen. Spr. begrijpt het motief der wijziging niet, nn men nog 2J/a jaar den tijd heeft om met den aanleg aan te vangen. Spr. zon den eens gestelden termijn willen afwachten. Na afloop daarvan kan de Raad hem altijd verlengenanders is men tot 1904 gebonden. De Voorzitter zegt, dat B. en W. ook deze wjj- ziging terng nemen. In de aan art. 25 toe te voegen zinsnede worden op voorstel van den heer Kraakman nog ingelascht de woordenzonder goedkeuring van den Ge- meenteraad. Punt I van het voorstel, aldus gewijzigd wordt zon der hoofdelijke stemming aangenomen. Ten aanzien van het voorstel sub II deelt de heer de Groot mede dat hij vóór zich heeft een opgave van de bedragen, door verschillende gemeenten- en polder besturen deelgenomen in deze onderneming. Als spr. die opgave nagaat, dan schenkt zij hem de overtuiging, dat deze tramverbinding op hoogen prys wordt gesteld. Hij meent dat Alkmaar in het vorleenen van financieelen steun niet achter moet blijven. Hij herinnert aan het subsidie indertijd verleend voor een omnibusdienst op Hoorn en stelt daartegenover de deelname, thans voor gesteld. Spr. zou in overweging willen geven, die deelne ming te bepalen op f 10000, gelijk gevraagd wordt. De tram zal zeer zeker rendeeren. lu de toekomst voorziet hij, dat zij winst zal afwerpen. De aandeelen zullen daar door wel steeds bunno waarde behouden, zoodat de finan- cieele opoffering voor de gemeente in elk geval gering zal zijn. De concessionarissen zullen moeten voorzien in f 180000. Tot dit bedrag is men helaas nog niet kunnen komen. Schagen o.a. heeft maar voor f 2000 deelgenomen, omdat men meent dat de tram in het belang der ge meente Alkmaar zal zijn. Voor de tram op Wognum heeft Schagen meer gedaan. De concessionaris heeft de steun zeer noodig. Spr. deelt daarna mede, waarvoor door de verschil lende besturen is deelgenomen. De heereu Goede en Vonk ondersteunen het denk beeld-de Groot. Den heer Kraakman komt het toch voor, dat op dit denkbeeld niet ingegaan moet worden. De zaak heeft nog geen haast. Hem dunkt, dat voor de geringe belan gen voor Alkmaar bjj de totstandkoming dezer tram, eene deelname van f 5000 voldoende is. Als Alkmaar er inderdaad zooveel belang bij bad, dan zou zij niet voor f 10000, maar voor f 60- 4 f 80000 deel moeten nemen. Alkmaar moet niet te veel doen dan zullen Rijk en Provincie te eerder het platteland steunen. De zaak kan eerst afgewacht wordenlater kan men altijd nog ver- hoogeu. Door het nemen van f 5000 geeft de Raad een volledig blijk zijner sympathie. De heer Goede is het met vorigen spr. niet eens. De tram is in ons belang. En is het niet al te dwaas, dat het Rijk en de Provincie krachtiger zullen steunen, als Alkmaar en Schagen zoo voorgaan. Het belang van A'kmaar bij deze onderneming eischt wel eene doelnemiug van f 10.000. En deze gelden zullen rente afwerpen. Vroeger was deze gemeente in het verkenen van steun veel royaler dan thans. Er moesten sporen en trams komen. En nu ze komen houdt de Raad zijn steun zooveel mogelijk en steeds meer in. De heer de Wit wenscht te vragen, of de heer Goede zekerheid heeft, dat er rente gegarandeerd zal worden. Er bestaat alleen gegrond vermoeden, maar geene zeker heid. Spr. zon de eventueel te verleenen steun daarom willen geven onder voorwaarde, dat de rente minstens tegen 3 °/0 wordt gegarandeerd. De heer Goede zegt, dat het reeds gewoonte is ge worden, dat '/j van het voor aanleg benoodigde kapitaal door Rijk en Provincie wordt verstrekt als renteloos voorschot'/s za^ dus door belanghebbende besturen opge bracht moeten worden en daarvoor zal zeker wel rente gegevea kunnen worden. De heer Bruinvis meent er op te moeten wijzen, dat de bijdragen der kleinere besturen geen maatstaf behoeven te zijn voor het zooveel grootere Alkmaar, dat al verschillende sporen en trams heeft. Voor de kleinere besturen is het verkeersmiddel meer gewenscht en grooter behoefte dan voor Alkmaar. De heer de Groot zegt, dat het zijne bedoeling niet is, dat deze gemeente booger zal inschrijven, dan do kleinere. Spr. verklaart nog niet lang ingezeten van Alkmaar te zijn, maar in dien korten tijd is het marktwezen reeds zeer uitgebreid. Dat komt, omdat Alkmaar steeds veel ten koste heeft gelegd aaa het tot stand komen van wegen te land en te water. De marktbezoekers komen gaarne hier. Werkt de Raad nu de tot standkomiug der verkeers middelen in de hand, dan zal het marktverkeer nog meer bevorderd worden, wat steeds meer den winkelstand ten goede komt. Do heer Bosman is het hiermede in vele opzichten eens. Spr. herinnert aan den aanlog van den straatweg in don H. H. Waard en den Schermer. Daarom ook zou hij deze tram in de hand willen werken. De zaak is echter nog niet ver gevorderd daar de plannen nog niet zijn vastgesteld. Spr. zou in elk geval den steun afhankelijk willen stellen van de voorwaarde dat de westzijde van het kanaal gevolgd worde. De heer de Groot meent, dat dit reeds in de con cessie opgesloten ligt, terwijl de heer Goede doet opmerken, dat de spoorverbinding op Hoorn niets verder was gevorderd dan deze tram toen de Raad f 40000 subsidie toezegde. Nadat de heer van den Bosch, in verband met het gesprokene eene onveranderde aanneming van het voorstel van B. en W. aanbevalwordt het voorstel de Grootom voor f 10000 aandeelen te nemen, in stemming gebracht. Het wordt verworpen met 10 tegen 4 stemmen. Vóór stemden de heeren Boeimans ter Spill, de GrootVonk en Goede. Het voorstel van B. en W. wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen met deze wijziging dat na het woord »Alkmaar'' worden ingelascht de woorden in de richting als in deze concessie is omschreven. Huisjes bij de Hroote Kerk. 12. De verbetering van den toestand bij de huisjes op het plein bjj de Groote Kerk heeft geljjk bekend is herhaaldelijk een punt van overweging bij den Raad uitgemaakt. Verschillende voorstellen zijn ter zake door B. en W. gedaan zonder dat zij er in mochten slagen de zaak tot eene voor den Raad bevredigende oplossing voor te bereiden. De laatste maal, dat deze zaak een onderwerp van beraadslaging bij den Raad uitmaakte werden B. en W. gemachtigd om opnieuw met de eigenaars der huisjes in onderhandeling te treden en werd daarbij aan hun college de meest onbeperkto vrijheid gegeven. B. en W. verklaren dat zij van de hun toegekende moest onbeperkte vrijheid voorloopig geen gebruik maak ten omdat zij met het oog op het wisselende stand punt door den Raad ingenomen, geen de geringste ze kerheid hadden, dat hunne opnieuw te nemen moeite beloond zou worden. Zij besloten dus de zaak voorloopig te laten rusten en zouden waren er thans niet weder adressen ingekomen van een der eigenaren der huisjes zich wel gewacht hebben de zaak vooreerst en voor de zooveelste maal weder ter tafel van don Raad te brengen. Die adressen, gericht aan B. en W., hebben eene cor- rsepondentie tusschon hen en de eigenaars der huisjes tengevolge gehad, eene correspondentie, welke zij aan den Raad mededeelen en waarait, naar de meening van B. en W. kan blijken, hoezeer hun prestige tegenover de hierbedoelde huisjes-eigenaars heeft geloden en tevens, dat nieuwe onderhandelingen al had de Raad hen met nog onbeperkter vrijheid van handelen bekleed tot niets kunnen leiden. Op heigeen zij vragen en in overweging geven wordt niet eens meer gereageerd. De adressanten blijven, aangemoedigd door 's Raads besluite loosheid en door den in den Raad ondervonden steun te genover hun college, op hetzelfde standpunt staan en zullen voorzeker niet tevreden zijn voordat de gemeente van hare rechten met betrekking tot het verleenen van recht van uitgang en van hare bevoegdheid om daaraan voorwaarden te verbinden, zal hebben afstand gedaan. Door B. en W. kan op de bedoelde adressen, handelende over een onderwerp waaromtreut de Raad heeft te beslissen, geene beschikking genomen worden. Vandaar dat zij ze hier ter tafel overbrengen. Zij onthouden zich echter van het uitbrengen van een nieuw advies evenals zij geen maatregelen zullen nemen tot naleving van de artt. 175, 231 en 242 der Algemeene Politie-verordening, zoolang de zaak bij den Raad aanhangig is. Is de Raad van meening, dat het, na al hetgeen ter zake is voorgevallen, met de waardigheid des gemeentebestuur» is overeen te brengen, om genoegen te nemen met het door de adres- santon ingenomen standpunt, dan zou eene oplossing in den geest van het in 1897 gedane voorstel in ovorweging genomen kunnen worden. Is hij daarentegen van moening, dat aan het verleenen van het recht van uitgang door de plaatselijke overheid zulke gematigde voorwaarden mogen verbonden worden, als hij zelve in verband met het verkoopen van grond aanvmkelijk heeft gesteld, dan is de zaak op geene andere on naar het B. en W. wil voorkomen der overheid waardige wijze te termineeren, dan door het nemen van den maatregel welken zij voor sloegen in hun voorstel van 16 Juni 1898, n.l. het plaatsen van eene schntting voor de huisjes ter hoogte van 1.80 M. B. en W. zien met verlangen 's Raads beslissing en het einde te gemoet van deze voor hen hoogst onaange name zaak. De heer Bruinvis zegtdat na al hetgeen ten deze is voorgevallen B. en W. van oordeel waren dat zij geen voorstel meer moesten doen. Zij zijn van mee ning dat de Raad in betrekking tot deze huisjes een standpunt behoort in te nemen opdat B. en W. zullen weten waar zij zich aan te houden hebben, wat vooral noodig is ten opzichte van de eigenaars der huisjes. Als lid dezer vergadering heeft hij er over nagedacht, om deze zaak tot eene oplossing te brengen. De toestand op den beganen grond is daarbij meer op den voorgrond getreden dan die in de lucht. Laat men een hekje plaatsen op de grons van den gemeentegronddan zal er een ongelukkige afscheiding ontstaan. Doet de ge meente daarentegen afstand vau grond zooals oorspron kelijk do bedoeling was, dan krijgt men een goed beloop. Spr. heeft zich de vraag gesteld of teruggegaan moet worden tot het vroegere voorstel van B. en W. Naar zijne meening niet en daarom heeft hij naar een anderen uitweg gezocht. Zij is deze. Blijven de eigenaars der huisjes bezwaar maken tegen het aanbrengen van een kap, dan zou spr. den eens gavraagden grond aan hen in eigendom willen afstaan niet tegen f 2 maar tegen f 5 per MX Binnen een maand zou spr. eene beslissing verlangen en mocht binnen dien tijd geen besluit geno men zijn dan zou aan B. on W. de bevoegdheid gegeven moeten worden om eene schutting te doen plaatsen. De heer de Groot drukt er zijn spijt over uit, dat deze zaak opnieuw aan de orde moest worden gesteld. Spr. is zich bewust, wat werk B. en W. reeds aan haar hebben gehad. Hij stelt het niettemin op prijs, dat zij moenon, dat de toestand niet zoo kan blijven. Inderdaad zijn de huisjes geen sieraad voor de stad. Door het aan brengen van kapjes zoudon ze zeker beter worden, doch hot voorstel van den heer Bruinvis komt hem ten slotte, nu er toch niets aan te doen schijnt, meer aannemeljjk voor. Wordt daarop binnen 30 dagen niet ingegaan dan zou spr. óf eene schutting óf plantsoen willen plaat sen. Aan plantsoen geeft bij de voorkeur. De heer Goede kan zich hiermede niet vereenigen. Het voorste], indertijd door de hoeren de Groot en Kraak man gedaan is door de eigenaars niet aanvaard. Spr. vindt dit zeer begrijpelijk. De eisch is voor het ver krijgen van hekjes te zwaar. Het zijn huisjeswelke dikwijls onbewoond zullen zijn. De daarvoor aan te leggen tuintjes zullen dientengeuolge dikwijls verwaar loosd worden en spoedig leelijk ziju. Daarom zou hjj gelijk de Raad vroeger beslootgeen grond willen afstaan maar alles laten bestraten en daartoe ook de eigenaars der huisjes verplichten. De heer van den Bosch vindt het almede onaan genaam om deze schotel weer op tafel te zien. Indertijd is met algemeene stemmen besloten, om B. en W. te machtigen volgens ingezonden plannen ter piaatse te doen bouwen. Daarin lag, naar spr. meening stilzwij gend het verleenen van een recht van uitgang voor deze huisjes opgesloten al zeggen B. en W. ook dat zij zich dat recht uitdrukkelijk voorbehielden. Wanneer nn de lijn, bij afstana van gemeoutegrond aangegeven, voor het plaatsen van hekjes wordt gevolgd zal de toestand al vee, verbeteren. Spr. zou, na al het gesprokene, de be ëindiging dezer zaak in dier voege aan B. en W. willen overlaten. De Raad heefthet valt niet te ontkennen min of meer gebruik gemaakt van de omstandigheid dat de huisjes zijn tegengevallen. Van bevoegden heeft spr. echter vernomen dat bij het plaatsen van een kap waarvoor de huisjes trouwens niet zijn gebouwd en ingericht de toestand niet zal verfraaien. Het leelijke aanzicht zal door de geplante jonge boomen spoedig ver dwijnen. De heer Stoel zou ook geen grond willen verkoopen maar alles bestraten. De heer Bruinvis zegtdat bestrating f 500 zal kosten terwijl bij verkoop van grond a 1 5 per M2. de opbrengst t 260 zal zijn een verschil van f 760. De heer Kraakman deelt mededat hij heden morgen het voorstel van B. en W. lezende zeer ont stemd was over den toon door dit college aangeslagen, 't Besluitom B. en W. te machtigen tot het voeren van onderhandelingen met de hierbedoelde eigenaars, is met algemeene stemmen genomen en B. en W. zijn daarin medegegaan. De onderhandelingen hebben echter geen bevredigend resultaat gehad. In deze vergadering is indertijd het bouwplan geweestmaar spreker moet erkennendat hij dat plan niet goed begrepen heeft, 't Was een heel mooi plaatje doch bij de Groote Kerk valt alles in 't niet. De Raad heeft voor de huisjes kapjes gevorderd ten fine van welstand welke echter niet door ieder erkend wordt. Op 't oogenblik zal men er toe komenom den toestand te laten zooals hij nu isde menschen moeten een uitgang hebben. Sluit men het terrein af, dan zal men den welstand ook al niet verbeterenal wordt eene schutting of geboomte als dwangmiddel beschouwd. Thans is er geen goede toestand. De ijpen veeren zijn grootendeels weggonomen. Alleen naast het terrein van Vasbinder staan ze nog. Kon dat terrein nu op dezelfde wijze behandeld worden, als het overige dan zou er allicht een goede ljjn voor een hek gevormd worden. Spr. meentdat men zich niet bezorgd behoeft te maken voor geen goed onderhoud der aan te leggen tuintjes. Beide terreinen moeten geregeld worden om tot een goed geheel te komen. Wat daartoe te doen? Spr. zou daarvoor thans geen besluit kunnen nemen. Daarom wil hij deze materie aanhouden en aan B. en W. opdragen verslag uit te brengen aangaande het terrein van Vasbinder. De heer Vonk wjjst er op dat de heer Kraakman is begonnen met ontstemd te zijn over de wijze, waarop B. en W. deze materie behandeld hebben. Daarin kan hij niet meegaan. Do Raad heeft verschillende besluiten genomen en niet altijd was daarbij eenstemmigheid. Alle voorstellen stuitten af op den onwil van de eigenaars. Dat spr. indertijd tegen het plaatsen van eene schutting was vond zijn oorzaak hierin dat hij toen dien maat regel wat te kras vond. Gaarne wenschte hij toen nog de menschon in de gelegenheid te stellen deze zaak in der minne te schikken. Sinds dien tijd is er een jaar verloopen en in den toestand aldaar niets veranderd. Spr. gelooft wel, dat de houding van den Raad oorzaak is geweest van den onwil der eigenaars. Toch wil hij ook nu geen schutting plaatsen maar evenals de hoeren Goede en Stoel alles doen bestraten. De heer Kraakman meentdat vorige spreker hem niet heeft begrepen. Spr. heeft niet de handelingen van B. en W. gecritiseerd, maar alleeu de wijze, waarop zij thans deze zaak hebben voorgedragen. De heer Boelmans ter Spill zegt, dat hij aan vankelijk niet over dit onderwerp wenschte te spreken. Doch nu de heer Kraakman de handelwijze van B. en W, afkeurt, moet ook hij bekennen, dat de lezing van het voorstel hem heeft ontstemd, 't Komt niet te pas om den Raad te kapittelen. In dat voorstel leest spr. over de zaak Rijnecom. Wat heeft het ermee te maken Ja zelfs wordt er op gewezen, dat de herziening der onderwijs verordeningen niet eerder heoft kunnen geschieden, alleen door de kwestie dezer huisjes. Kan het fraaier Naar spr. moening komt zooiets niet te pas in de voorstellen, welke de Raad te behandelen heeft. De heer de Groot deelt mede, dat men het bij den bouw der huisjes er van hot begin af aan op toege legd heeft, om ze minder te maken, dan het plan was. Toen de teekening hier ter tafel was, heeft spr. ver klaard, dat zij moeielijk te beoordeelon was, omdat een schaal ontbrak. Er is toen echter toch eeu besluit op genomen. Spr. wenscht overigens den Raad tot voorzich tigheid aan te manen, ten aanzien der bestrating. Er zijn in deze gemeente nog wel andere toestanden en alle ingezetenen moet men over denzelfden kam scheren. Hij zon vreezen dat men dan weldra voor groote uit gaven komt te staan. De heer van den Bosch herhaalt, dat te veel uit het oog verloren wordt, wat in den beginne is besloten. De eigenaars zijn niet onwillig, maar onmachtig. De heer Bruinvis doet opmerken, dat een paar heeren zijn gevallen over den toon van bet voorstel, maar hij gelooft, dat hij niemand zal behoeven te vertellen, dat B en W. onaangenaam gestemd waren, toen deze zaak opnieuw hier moest worden voorgedragen. Juist doordat do Raad telkens andere besluiten heeft genomen, heeft hij de macht van B. en W. even zooveel malen afge broken. Wat de heer Kraakman wenscht, dat met het terrein van Vasbinder moet gebeuren, is reeds in orde; op de teekening, overgelegd bij het vroegere voorstel van B. en W. tot uitgifte van grond in orfpacht, is een lijn aangewezen. De Voorzitter verklaart thans de discussie voor gesloten. De heer Kraakman doet met een beroep op het reglement van orde 't welk bepaalt dat geen be hoorlijk geformuleerde voorstellen in stemming kunnen worden genomen, het voorstel om deze zaak tot eene volgende vergadering aan te houden en inmiddels af te wachten het resultaat van de onderhandelingen door B. en W. met Vasbinder over diens terrein te voereD. Dit voorstel wordt aangenomen. Burgerweeshuis. 13. De rekening van het burgerweeshuis over 1898 sluitende in ontvang op f 11592,88s, in uitgaaf op f 10836,26, alzoo met een batig saldo van f 756,625, wordt tot de hiergenoemde bedragen goedgekeurd. Benoeniiug onderwijzeres. 14. Ter voorziening in de open gevallen plaats, ont staan door het aan Mej. Dunnawold verleend eervol ont-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1899 | | pagina 6