De zaak-Troelstra.
flut Gebeim k Ronde Kamer
No. 96. Tweede blad.
Honderd en eerste jaargang.
1899.
ZONDAG
13 AUGUSTUS
Feuilleton.
L. T. MEADE en ROBERT EUSTACHE.
ALKMAARSCHE (01 KIM,
Deze Conrant wordt Dinsdag-, Donderdag-
en Zaterdagavond uitgegeveo. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f O,HO franco door het
geheele rijk f 1,—.
3 Nnmmers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentlen t
Per regel fO,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Dé rochtbank te 's-Gravenhage heeft den 28 Juli 1.1.
een vonnis gewezen dat voor menigeen vreemd zal
klinken. Mr. Troelstra aldus luidde aanvankelijk het
geruchtis vr ij gesproken. Dat was niet juist.
Mr. Troelstra is in dat vonnis niet vrijgesproken maar
uitdrukkelijk schuldig verklaard aan hetgeen
hem was ten laste gelegd. De rechtbank overwoog, dat
hij den officier van justitie to Leeuwarden in het open
baar van opzettelijke onwaarheid had beschuldigden
daardoor diens eer en goeden naam had aangerand dat
het door hem bedrovene oplevert »smaadaangedaan
aan een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoe
fening zijner bediening", en niettemin heelt zij hem niet
veroordeeld, maar hem ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hoe is dat mogelijk? zal menigeen willen vragen. Hij
hebbe te letten op het verschil tusschen vrjj spraak
en ontslag van rechtsvervolging. Iemand
wordt vrjjgesproken, indien de rechter niet overtuigd is,
dat het hem ten laste gelegde feit is gepleegd, of, zoo
al in het algemeen is bewezen dat het feit gepleegd is
niet overtuigend is bewezen dat het door ham ia
gepleegd. Als evenwel het overtuigend bewijs is geleverd,
dat het feit inderdaad is gepleegd en dat de beklaagde
de dader is, dan wordt hij niet veroordeeld, maar ont
slagen van alle rechtsvervolgingindien het feit zelf
of de dader om de eene of andere in de wet genoemde
reden niet strafbaar is. Zoo zijn krankzinnigen kin
deren beneden den leeftijd van tien jaren en kinderen
tusschen tien en zestien jaren indien niet blijkt dat zij
met oordeel des onderscheids hebben gehandeldniet
strafbaar, al hebben zij handelingen gepleegd die in
onze wetten als misdrijven vermeld staan. Niet strafbaar
zijn verder allen die door overmacht worden gedrongen
de strafwet te overtreden evenmin strafbaar is hij die
handelt tot noodzakelijke verdediging tegen oogen blik-
kelijkewederrechtelijke aanranding van eigen of eens
anders lijfeerbaarheid of goedook al zou hij daarbij
den aanrander ernstig verwonden of zelfs hem dooden.
Zelfs al gaat hij daarbjj verder dan tot zijn verdediging
strikt noodig wasal overschrijdt hij de grenzen van
noodzakelijke verdedigingzal hij niet strafbaar zijn
indien dit het onmiddellijk gevolg is geweest van hevige
gemoedsbeweging door de aanranding veroorzaakt. Zoo
zijn ook zij niet strafbaar, die handelen ter uitvoering
van een wettelijk voorschrift of van een ambtelijk bevel,
door het bevoegde gezag gegeven of te goeder trouw
DOOR
2)
»De »0astle Inn'' heeft evenwel geen goeden naam,"
antwoordde ik.
»Dat is waar; het volk is er bang voor; het spookt
er, wordt er gezegd. Maar werkelijk, mijnheer, behoeven
gij en ik ons riet over dergelijke verhaaltjes angst te
laten aanjagen. De oude Bindloss, pachter, woont daar
al jaren lang en nooit heeft men eenig bewjjs tegen
hem te berde kunnen brengen."
»Woont hij alleen
.Neen: hij woont er met zijn vrouw en zijn kleinkind."
»Een kleinkind?" vroeg ik. Heeft dat kind niet
een'ge bijzonderheden medegedeeld?"
»Niet3 van eenig gewicht,'' antwoordde dr. Stanmore;
»zij herhaalde alleen wat Bindloss ook reeds verteld had:
dnt het er spookte en dat zij Wentworth had aangeraden
niet in d.e kamer te gaan logeeren."
.Zijn er pogingen gedaan om er ach'er te komen,
waarom men beweert, dat het in die kamer spookt
»Voor zoover ik weet niet. Het is natuurlp onzin!"
»Maar er zijn toch nog moer personen in dat huis
omgekomen
»Dat is waar!"
»Hoeveel
»Ik zelf ben tegenwoordig geweest bij niet minder dan
drie lijkschouwingen."
»En hoe luidde het verdict der jury
.Overleden teu gevolge eener beroerte."
»Wat wil zeggen oorzaak onbekend!" riep ik uit terwijl
ik ongeduldig opsprong. »Het verwondert mij, dr. Stan
more, dat u zich daarmede tevreden hobt gesteld 1"
door hen van het bevoegde gezag afkomstig beschouwd.
Al deze personen worden niet vrijgesproken want het
geen hun ten laste was gelegd werd wel degelijk be
wezen maar zij worden op grond van deze bijzondere
omstandigheden niet strafbaar geoordeeld en ontslagen
van alle rechtsvervolging.
Iets dergelijks bestaat nu meer in 't bijzonder bij de
misdrijven van smaad of smaadschrift. Uitdrukkelijk toch
bepaalt het laatste lid van art. 261 van ons Wetboek
van Strafrecht: »Noch smaad, noch smaadschrift bestaat,
voor zoover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in
het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging."
Een dergelijke bepaling kwam vroeger in ons strafwet
boek niet voor en evenmin in het oorspronkelijk
ontwerp van het tegenwoordigein 1886 in werking
getreden wetboek. In het Burgerlijk Wetboek was echter
reeds bepaald, dat de burgelijke rechtsvordering tot ver
goeding van de schade en verbetering van het nadeel in
eer en goeden naam geleden, in sommige gevallen, niet
kan worden toegewezen onder anderen indien rechtma
tige of geoorloofde inzichten tot de daad, die anders
booneud of beleedigend zou zijn, billijken grond en aan
leiding hebben gegeven. De commissie van rapporteurs
gaf daarom bij de behandeling van het Wetboek van
Strafrecht in de Tweede Kamer in ovorwegiug te bepa
len, dat de strafbaarheid wegens smaad of smaadschrift
zou vervallen indien de telastelegging geldt het alge
meen belang of noodzakelijke verdediging, en het ten
laste gelegde feit waar is, of de dader genoegzame gron
den had om het voor waar te mogen houden. De regee
ring kwam aan den wensch der commissie te gemoet
door aan art. 261 het vermelde laatste lid toe te voegen
De rechtbank te 's-Graveuhage heeft nu overwogen,
dat de heer Troelstra blijkbaar overtuigd is van de
onschuld der veroordeelde gebroeders Hogerhuis dat hjj
daarover een interpellatie in de Tweede Kamer had
gehouden dat hij een drietal andere personen die hij
als de schuldigen had aangewezen had aangespoord
om een klacht tegen hem in te dienen wegens smaad
dat hij zelfs een van dat drietal, die zich in Amerika
ophield, in staat had gesteld kosteloos te kunnen overkomen
dat hij de moeder en de zuster van de gobroeders Hogerhuis
tegen een getnige die te hunnen nadeele had verklaard, een
klacht had laten indienen wegens meineed alles om revisie
van het vonnis mogeljjk te makbnmaar dat dit alles
tot niets had geleid en dat hij daarom eindelijk be
sloten had den officier van justitie te Leeuwarden van
opzettelijke onwaarheid te beschuldigen waardoor een
strafvervolging tegen hem zeiven kon worden uitgelokt,
»Maar wat kan ik er aandoen, vraag ik u? Er werd
mij gevraagd het lichaam te onderzoeken. Ik bevond dat
alle organen volkomou gezond zijnik kon niet het
minste spoor van geweld ontdekken geen enkel spoor
van ergift. Welke andere verklaring had ik dan met
oprechtheid bunnen afleggen
»Ik antwoord daarop alleen, dat ik niet tevreden zou
zijn geweest," antwoordde ik. »En ik geef u thans de
openhartige verzekering, dat ik van uit Londen naar
hier ben gekomen om het geheim op te lossen. Ik ga
zelf naar de .Castle Inn
>Wat?"
»En ik wil den nacht doorbrengen in de kamer waar
het heet te spoken."
»U gelooft natuurlijk niet aan die spookhistorie."
.Natuurlijk niet; ik geloof aan een schelmenstreek.
Maar nu de vraag, mijnheer Stanmore, of u mij wilt
helpen."
.Zeer zeker, als ik dat kan. Wat verlangt u van mij
.Dit: ik ga morgen naar de .Castle Inn." Als ik na
verloop van drie dagen niet terugkeer, moet u mij gaan
zoeken en tegelijkertijd dezen brief verzenden naar den
heer Edgcombe, mijn rechtsgeleerden raadsman te Londen."
.Als u na drie dagen niet terng is, zal ik mijn best
doen," sprak dr. Stanmore, .en natuurlijk uw biief op
de post doen."
Kort daarna drukte ik den dokter de hand en ging heen.
Na den volgenden dag vroeg gegeten te hebben, nam
ik afscheid van mijn hospes en diens vrouw en met mijn
knapzak en mijn fotografietoestel over den schouder
begon ik mijn tocht. Ik nam de noodige voorzorgen om
te voorkomen dat iemand zou bemerkeu, dat ik mij Daar
de .Castle Inn" begaf; daarom zwierf ik eenigen tijd
door een bosch en kwam eindelijk op den juisten weg.
De zon was bijna ondergegaan, toen ik bij een half ver
molmden handwijzer kwamwaarop ik in half nitge-
wischte letters de woorden kon lezen: .Castlo Inn." Ik
bevoi d mij nu aan den ingang eener smalle laan, welke
blijkbaar weinig gebiuikt werd, daar zij dicht met gras
begroeid was. Van het punt, waar ik stond, kon ik
die hem gelegenheid zou geven een paar personen als
getuigen onder eede te doen verklaren dat de drie
personen, door hem als de ware dadirs aangewezen,
hun hadden bekend het misdr|jf te hebben bedreven
waarvoor de gebroeders Hogerhuis werden veroordeeld.
Op grond van dit alles heeft de rechtbank aangenomen,
dat de heer Troelstra geen ander doel hee ft gehad dan
revisie te verkrijgen van het vonnis der veroordeelden,
van wier onschuld hij zich overtuigd hield dat hij door
de verklaringen der personen, die getuigden dat anderen
hun hadden bekend de daders te zijn voor zich inderdaad
de overtuiging kan hebben verkregen van de onschuld
der gebroeders Hogerhuis, en dat hij dus blijkbaar heeft
gehandeld in het algomeen belang.
In het kort komt hot vonnis dus hierop neer: de recht
bank beslistdat de beklaagde (Mr. Troelstra) geenszins
heeft aangetoond zelfs niet aannemelijk heeft gemaakt, dat
de officier van justitie te Leeuwarden zich heeft schuldig
gemaakt aan opzettelijke onwaarheid zij beslistdat de
beklaagde de eer en den goeden naam van dien officier
heeft aangerand en daardoor zou bedreven hebben het
misdrijf van smaad de rechtbank heeft overigens niets
beslist, kon niets beslissen en had niets te onderzoeken
omtrent de vraag of de gebroeders Hogerhuis schuldig
of onschuldig zijn, maar zg neemt aan dat de beklaagde
van hnn onschuld overtuigd is op gronden die voor
hem voldoende waren en dat hij volgens die overtuiging
handelende, vermits het van algemeen belang is dat geen
onschuldigen in de gevangenis blijven ook heeft gehandeld
in het algemeen belang. Op die gronden sprak ze hom
niet vrij en kon ze hem niet vrjjspreken maar ontsloeg
ze hem van alle rechtsvervolging, omdat hij ofschoon
een feit bedreven hebbende dat in het algemeou een
misdrijf is, wegens die bijzoudero omscan dighoden volgens
de wet niet strafbaar is.
Van het vonnis der Haagsche rechtba nk is intusschen
hoo er beroep aangeteekend. Inmiddels is echter de wet
tot stand gekomendie de gevallen heeft uitgebreid
waarin revisie van strafvonnissen mogelijk is, en kan dus
weldrageheel afgescheiden van de zaak-Troelstrade
vraag behandeld wordenof er termen zijn voor een
nieuw onderzoek en een nieuwe beslissing door een andere
rechtbank dan die te Leeuwarden in de zjtak-Hogerhnis.
geen spoor van een woning ontdekken, doch juist op dat
oogenblik bereikte een zachte, min of meer zonderlinge
lach mijn oor. Ik keerde mij haastig om en zag een
lief meisje, met mooie, groote oogen eu oen kinderlijk
gelaat, hetwelk mij met groote nieuwsgierigheid aan
staarde. Dat moest ongetwijfeld de kleindochter van
den ouden Bindloss zijn.
.Zou n zoo goed willen zijn," vroeg ik, .mij te zeggen,
waar ik de .Castle Inn" kan vinden
Mijn vraag deed haar klaarblijkelijk schrikkenzij
sprong als het ware op mij toe, greep mijn arm en
trachtte mij vaL den ingang der laan te verwijderen.
.Ga heen!" riep zij; »wij hebben in .Castle Inn"
geen slaapgelegenheid voor heeren. Ga, ga!" eu zij
wees weer naar de richting, vanwaar ik gekomen was.
De oogen fonkelden haar nu in hot hoofd, haar lippen
beefden en het scheelde weinig of zij was in tranen uit
gebarsten.
.Maar ik ben moe en mjjn voeten doen mij pijn,"
antwoordde ik. >Ik zon daar dezen nacht graag willen
overblijven."
.Doe het niet," herhaalde zij. .Men zal u een kamer
geven waar het spookt. Ga er niet heendat is geen
herberg voor een mijnheer."
Hier brak zij niet uit in huilen maar in een schril
zenuwachtigbijna idioot gogichel. Plotseling sloeg zij
haar handen tegen het voorhoofd toen keerde zij zich
om en bijna op hetzelfde oogenblik holde zij de laan in,
zoodat zij spoedig uit het gezichf was verdwenen.
Ik volgde haar zoo snel mogelijk. Ik geloof niet dat
het meisje zoo gek was als zij er wel uitzag ik was
evenwel overtuigd dat zjj iets met zich omdroeg het
welk haar geest drukte.
Toen ik een hoek omsloeg, kreeg ik do herberg in het
gezicht, een gebouw dat er allerzonderlingst uitzag. Ik
bleef een oogenblik staan, om het goed op te nemen.
Het was geheel van steen gebouwd. Het rechthoekige
middengedeelte had twee verdiepingenop eiken hoek
stond oen roDde toren. Het huis was gebouwd vlak langs
de rivier, iets beneden een molenrad. Ik begaf mij naar