No. 104. Ker§te blad.
Honderd en eerste jaargang,
1899.
VRIJDAG
1 SEPTEMBER
Zitting van den Gemeenteraad
Woensdag, 30 Aug. 1899,
ALkMAARSCHË COURANT.
Deze Courant wordt I» i n s d a g-, Bonderdag-
en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f ©,8© franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f ©,06- Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel fO.lft. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer 3.
VAN AliKHAAK.
's namiddags één uur.
Voorzitterde heer C. W. Bruinviswethouder
waarn. burgemeester.
Tegenwoordig 16 leden. Afwezig de heer H. J. Vonk.
Secretaris de heer C. D. Donath.
De Voorzitter opeut de vergadering waarna de
notulen der vorige vergadering gelezen en goedgekenrd
worden.
1. Aan de vergadering wordt medegedeeld
a. dat is ingekomen een adres van Mr. P. H. G. van
der Hoeven c. s., houdende het verzoek aan den Raad
om over te gaan tot het oprichten van een gymnasium.
Wordt gesteld in handen van B. en W. om bericht
en raad.
b. idem een adres d.d. 23 Augustus 1.1. van N. van
Middendorp c.s. eigenaars en bewoners van perceelen in
de buurt Vogelezang, houdende het verzoek om de ge
noemde straat met straatklinkers te doen beharden.
Wordt gesteld in handen van B. en W. ter beschikking.
c. idem een schrijven d.d. 19 Augnstns 1.1. van het
Burgerlijk Armbestuurhoudende in verband met
den inhoud der bijlage raadsverslag No. 90 het ver
zoek hem de moeite van het indienen eener suppletoire
begrooting te besparen.
Zal worden behandeld bij punt 4 der agenda.
d. idem een schrijven d.d. 28 Augustus 1.1. No. I,
van de Ged. Statenhoudende ontvangst-bericht der
verordening tot wijziging der Algemeene Politie-veror-
dening, zooals die reeds op 16 Augustus 1.1. is afgekondigd.
Aangenomen voor kennisgeving.
e. idem, een rapport van de commissie voor het ont
werpen van strafverordeningen betredende de door B—
en W. ontworpen verordening tot voorkoming, wering
en beteugeling van besmottelijke en aanstekelijke ziekten
op de openbare en bijzondere scholen.
Dit stuk zal worden gedrukt en aan de leden rond
gezonden.
Verbetering toestand Kaarsenmakersgraeht.
2. In verband met de omstandigheid, dat het huis
Wijk C. No. 13 aan den Dijk kortelings was geamoveerd
en met het oog op de wenscheljjkheid om een goeden toe
gang tot de markt langs de Kaarsenmakersgracht en zoo
mogelijk eene verbetering van den waterweg door Kaar
senmakersgracht en Voordam te verkrijgen, is op de ge
meente-begrooting voor 1899 eene som van f 2336 geraamd.
Door den gem. architect is thans een plan ingediend
tot verbetering van den toestand aldaar, waarmede B. en W.
zich, evenals de commissie van bijstand kunnen vereenigen.
Wordt door den Raad dien overeenkomstig besloten,
dan zal een regelmatige doorvaart door Luttik-Oudorp,
Zijdam, Voordam en Kaarsenmakersgracht tot de moge
lijkheden gaan behooren en dan zullen B. en W. zich
beijveren ten spoedigste eene verordening ter vaststelling
voor te leggen waarbij het verkeer te water in dier voege
wordt geregeld, dat een einde kome aan de zich telkens
herhalende opstoppingen van schepen bij gelegenheid der
drukke kaas- en graanmarkten. Door te bepalen, dat ge
durende eenige nader te bepalen maanden op \rijdag,
en nog slechts gedurende eenige weinige uren, slechts
zal mogen gevaren worden in de richting: Roötorenbrug,
Bokbebrug, Kaarsenmakersgracht, Bokkesluis, Kanaal,
terwijl de doorvaart, althans voor één vaartuig zal moeten
open blijven, kan in een sedert lang bestaanden doch hoe
langer zoo meer onhoudbaar wordenden toestand verbete
ring worden gebracht.
B. en W. zouden er den grootsten prijs op stellen, dat
het plan der voorgenomen verbeteringen thans in zijn ge
heel werd goedgekeurd, weshalve zij voorstellen
A. te besluiten tot het maken van een walmuur langs
de Kaarsenmakersgracht en het ophoogen der bestrating
op een wijze als door den gemeente-architect is aange
geven, waarvan de onkosten zijn begroot op f 2336, welke
gelden op den dienst van 1899 beschikbaar zijn
B. te besluiten lot het in 1900 doen uitbaggeren van
de Kaarsenmakersgraeht, het maken van een ophaalbrug,
ter vervanging van de vaste brug welke den Dijk en de
Peperstraat verbindt, het wjjzigen van de schoorstijlen
van de Bokkebrug en het veranderen van de voetingen
der poortstijlen van de laatstgenoemde brug, alles op de
door den gemeente-architect aangegeven wijze en daarvoor
op de gemeentebegrooting van 1900 te ramen een bedrag
van f 5430.
De heer de Groot kan zich met het voorstel sub A
vereenigen, doch stelt voor dat sub B te behandelen bij de
gemeente-begrooting voor 1900omdat er verschil van
gevoelen bestaat tusschen de commissie van bijstand en
Burg. en Weth.
De Voorzitter heeft gaarne dat de Raad ook het
laatste voorstel behandelt met het oog op bet uittrekken
der gelden op de begrooting.
De heer de Groot vraagt uitstel van behandeling
met het oog op de Ridderstraatsbrugdie vernieuwd
moet worden. No zijn er stemmen opgegaan om de
brug over de Bokkesluis in een vaste te doen veranderen
o. a. met het oog op de tram SchagenAlkmaar. In dat
geval zou bet daarvan afkomstige materieel gebruikt
kunnen worden voor de brug bij de Ridderstraatwat
eene kostenbesparing van circa f 2000 zal geven. Spr.
zon daarom wel willen dat het tweede voorstel eerst
in de sectiën werd behandeld.
De Voorzitter acht het beter de behandeling nu
te doen geschieden, omdat er anders twee voorstellen bij
de sectiën zullen gebracht wordendie in de lucht
hangen.
De heer de Groot meentdat niet ieder zich om
trent dit voorstel een goed denkbeeld gevormd zal heb
ben. 't Verkeer te laud is belangrijker dan dat te
water. Worden er overal beweegbare bruggen gemaakt,
dan zullen er op den Dijk verstoppingen komen
De heer de Wit heett met verbazing het plan ge
hoord, dat vorige spr. voorstaat. Hij begrijpt niet, hoe
men nu een vaste brug wil maken, waar eene prachtige
gelegenheid ontstaat voor het maken van eene beweegbare.
Het verkeer te water zou daardoor zeer gebaat worden,
wat zoowel in het belang der gemeente als in dat van
het algemeen is. 't Zou hem zeer spijten als de Bok
kebrug een vaste brug werd.
De heer de Groot zegt, dat de stoombooten uit de
stadsgrachten moeten worden verwijderd voor een gere
geld verkeer te land on te water. In het kanaal be
hooren zij ligplaats te hebbenmen behoudt er de
walmuren door, die anders onvermijdelijk zullen inzakken.
De Voorzitter merkt op dat de heer de Groot
nog geen ond raadslid is. Deze zaak is n.l. lang niet
nieuw. Ze is al jaren aan de orde. Vroeger heeft men
juist de andere brug los gemaaktom daarna deze los
te maken.
De heer Stoel zegt, dat als gebleken is, dat men
toen een verkeerd besluit heeft genomen, nu de tijd daar
is om deze zaak opnieuw te onderzoeken. Het markt
verkeer zou, naar spr. meening, gevaar loopen als de
bruggen alle beweegbaar worden. De markthaven is te
klein en de schepen worden te groot, nu er meer en meer
met machines gewerkt wordt. Vandaar dat die schepen
een andere ligplaats moeten hebben, die te vinden is
aan de Kanaalkade. De walmuren zullen niet worden onder
mijnd, zooals thans reeds het geval is aan de aanlegplaats
van de stoomboot bij Swets.
Den heer Goede verwondert het, dat deze zaak nu
besproken wordt en het spijt hem, dat het voorstel is
gedaan haar te behandelen bij de a.s. gem. begrooting.
Verleden jaar is bij de vaststelling der begrooting gezegd,
de aanhangige zaak in den loop van dit jaar af te doen.
De zaak is, zooals reeds gezegd is, niet nieuw. Het huis
aan den Dijk was voor het maken eener doeltreffende
verbetering altijd een bezwaar. De stad heeft dat voor
enkele jaren aangekocht juist met het doel voor het ver
krijgen van een beter verkeer te water, omdat de door
vaart te nauw was. Dit is zeer noodig. Toegangswegen
te land zijn er genoeg. Te water moet er een weg ge
maakt worden van het kanaal naar het kanaal. Daar
vindt men steigers; daar moet geladen en gelost worden.
Dat door losse bruggen het verkeer te land gestremd
zon worden is wel wat kras, nu er meerdere bruggen
onmiddellijk bij elkaar zijn en als de vaartuigen de be
diening daarvan eischen, is er met voertuigen toch veelal
geen passage, omdat deze daarvoor verboden is.
De heer van den Bosch steunt het denkbeeld-de
Groot, al is hij in principe niet voor een vaste brug.
Twee losse bruggen acht hij beter. Spr. zou met betoog
op den aanleg der tram en do verplaatsing der Bokke-
sluisbrug, zoo mogelijk, naar de Ridderstraat de zaak
willen uitstellen. De post kan daarom evengoed worden
uitgetrokken op de begrooting voor 1900. De vraag blijft
dan alleen maar, hoe zullen de bruggen gemaakt worden.
De heer Kraakma n wijst er mede op dat deze
zaak al een zekere levensgeschiedenis heeft. Reeds voor
25 jaar is de vraag geopperd, of er eene doorvaart zou
zijn naar de Waag van de oostzijde genomen. Dat onder
werp is toen door de Kamer van Koophandel ernstig be
sproken en eenstemmig was zij van oordeel, dat ook aan
die zijde de doorvaart zou behooren te worden bevorderd,
't Komt spr. voor dat uitstel tot de begrooting voor
1900 niet noodig is. Er is thans echter iets nieuws ter
tafel gebracht. In het voorstel van B. en W. staat, dat de
commissie van bijstand zich met dat voorstel vereenigt en nu
blijkt het, dat dit niet het geval is. Waaraan dit is toe
te schrijven wil spr. onbesproken laten, maar daaruit
mag wel eenige reden ontleend worden om voor enkele
leden, die dat wenschen al is het niet voor spr. zelf
deze zaak nog eens aan te hou en en te overwegen. Met
het voorstel-de Groot zal hij niet meegaan. Het voor en
tegen van vaste bruggen kan zeer goed nu besproken
worden.
De Voorzitter vraagt vorigen spr. of hij uitstel
verlangt voor de voorstellen A. en B. te samen of voor
A. alleen
De heer Kraakman antwoordt, dat zijn aanvanke
lijk denkbeeld was een zeer kort uitstel, b. v. tot a.s.
Dinsdag. Beide onderwerpen vat hij het liefst te zamen,
doch als scheiding daarvan bij de uitvoering niets meer
kost, heeft hij tegen splitsing geen bezwaar.
De heer Goede zou eerst punt B willen behandelen,
want wordt dat verworpen dan zal hg tegen punt A
stemmen. Toen de Bokkebrug los gemaakt is, heeft dat
indertijd veel gel^ gekost. Als men dat geld nu als weg
gegooid wil beschouwen en de brug weer wil veranderen
in een vaste, dan zal spr. geen cent meer willen uitge
ven voor de walmuren, omdat de Kaarzen makersgracht
voor het verkeer te water dan toch niets meer beteekent.
De heer van den Bosch vindt, na al het gehoorde,
geen reden zijn voorstel te wijzigen, vooral nu de archi
tect verklaart, dat er niets geen bezwaar bestaat de wal
muur-verbetering afzonderlijk te behandelen.
De heer Stoel wil den heer Goede doen opmerken,
dat het niet zoo zeker is, dat het huis aan den Dijk is
aangekocht voor een te maken losse brug.
De heer Boelmans ter Spill wijst er op
dat de heer Kraakman een voorstel doet, waarmede hij
hetzelf niet eens is, want, heeft hij hem goed begrepen,
dan vraagt hij uitstel niet voor zich zelf maar voor
anderen. Op zoodanig voorstel behoort zeker niet te wor
den ingegaan.
De heer Kraakman vindt dat niet juist. Met het
oog op hef verschil van gevoelen tusschen B. en W. en
de commissie zou hij zelf voor uitstel zijn.
De heer de Groot kan er aanvankelijk in treden
het voorstel-van den Bosch aan het zijne te verbinden,
doch ziet daarvan later weder af.
Het voorstel-Kraakman tot uitstel komt in stemming en
wordt verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de
heeren Glinderman, Janssen, de Sonnaville, Rentmeester,
de Wit en Kraakman.
Daarna wordt in stemming gebracht, het voorstel-de
Groot, om punt B. aan te honden tot de behandeling
der begrooting, over welk voorstel de stemmen staken.
Vóór stemden de heeren de Groot, Stoel, Janssen, de
SonnavilleRentmeesterde Wild van den Bosch
en Preijer. (In eene volgende vergadering zal daarover
dus moeten worden herstemd).
Punt A, vervolgens in stemming gebracht, wordt aan
genomen met 14 tegen 2 stemmen, die der heeren Goede
en de Wit.
Itegrooting Schutterij, dienst 1ÜO©.
3. Overeenkomstig het advies der Commissie tot de
belastingzaken enz. wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten
de begrooting van de d.d. schutterij voor 1900 vast te
stellen op f 2424 in ontvang en in uitgaaf, met eene bij
drage uit de gemeentekas van f 2309.
Begrooting Burgerlijk Armbestuur,
dienst
Het Burgelijk Armbestuur begroot zijne uitgaven
voor het jaar 1900 op f 13225 zijnde f 1125 'nooger
dan voor 1899. De bedeeling in geld is met het oog op
de ondervinding in de eerste helft van 1899 met f 300,
de uitgaaf voor turf wegens uitputting van den voorraad
met t 100, die voor begrafeniskosten met f 25, die voor
verpleging in gestichten van f 1800 tot f 2500, dus met
f 700verhoogd. Laatstgenoemde verhoogingmeenen
regenten, zal vermoedelijk geheel worden verbruikt voor
de gasthuis-verpleging d. w. z. voor meerdere gasthuis-
verpleging dan reeds onder de voor 1899 geraamde
verpleging in gestichten' begrepen was. Regenten
herinneren in hunne toelichting aan hun schrijven van
20 Mei j.l. aan burgemeester en wethouders waarin zij
de grootere opneming van armlastigen in het gasthuis
toeschreven aan minderen tegenzin der patiënten maar
ook aan het buiten volstrekte noodzakelijkheid derwaarts
zenden van behoeftige zieken door de stads-geneeskundigen.
In de jaren 18891898 heeft het Armbestuur aan het
gasthuis te betalen gehad f 487.20 f 718.85 f 655
f 611.75 f 428.35 f 585.35 f 544.15, f 391.35,
f 587.25 en t 936.80en in het eerste kwartaal van
1899 reeds f275.20, welke bedragen wel door het gasthuis
ontvangen zijn maar tot schade dezer instelling [ten
slotte der gemeentekas], omdat eene vergoeding van 50
cent per verpleegdag ongenoegzaam moet geacht worden.
Naar aanleiding hiervan hebben burgemoester en wethouders
der 3 Juni den stads-geneesKundigen aangeschieven om
geene opneming van armlastige patiënten bij het Burgelijk
Armbestuur aan te vragen indien deze in hunne woning
kunnen behandeld worden en dus slechts in gevallen van
volstrekte onvermijdelijkheid.
Mag van dezen maatregel een gunstig gevolg verwacht
worden dan komt het de Commissie tot de belasting
zaken wel wat overhaast voor, nu reeds eene verhooging
van f700 voor gasthuis-verpleging toe te staan en meent
zij die tot f 200 te moeten beperken.
De voorgedragen subsidie der gemeente van f 12000
zou hierdoor kunnen dalen tot f 11500, toch nog f 1102
hooger dan voor 1899 waarvoor de begrooting aanving
met een batig saldo van 1897 t 483.895terwijl de
dienst van 1898 geen overschot voor dien van 1900 heeft
opgeleverd. Dit gemis van batig saldo en de opgenoemde
vermeerdering van geraamde uitgaven verklaren den
hoogeren aan de gemeente-financiën gestelden eisch.
Voornoemde Commissie geeft in overweging te besluiten
het Burgerlijk Armbestuur uit te noodigen de begrooting
in dier voege te wijzigen, dat de ontvangsten en uitgaven
een cjjfer van f 12725 aanwijzen zoodat de toelage uit
de gemeentekas voor 1900 f 11500 zal uedragen.
Thans komt mede in behandeling het onder letter c
vermelde ingekomen schrijven van het Burgerlijk Arm
bestuur.
De oorzitter zegtdat het Armbestuur bij
dat schrijven wenschtdat de ingezonden begrooting
onveranderd wordt goedgekeurd. In dien brief heeft hij