i6ii Enplscn liberaal over Transvaal.
Honderd en eerste jaargang
1891).
ZONDAG
12 NOVEMBER.
Abattoir.
I
NO. 135. fwcede blad.
MktllAltSüllf COURANT.
Deze Courant wordt Dinsda g-, Donderd a g-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f O,SO franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nnmmers f 0.08. Afzonderlijke nnmmers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel f O,IA. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers 'HERMs. COSTER
en ZOON.
Telefoonnummer t 3.
In de Wetenschappelijke Bladen van September 11. komt
een artikel voor, overgenomen uit The Contemporary
Review waarvan de waarde hierin is gelegen dat van
Engelsche zijde deze waarheid in het licht wordt gesteld,
dat men de staatkunde van President Krugor kan ver-
oordeelen en toch een oorlog ten einde de Z. A. Repu
bliek te dwingen om te doen wat Engeland begeert, van
harte kan verfoeien. Het werd geschreven voor dat de
oorlog uitbrak maar toen de oorlog reeds dreigde.
De schrijver is een tegenstander van Krnger's politiek
ten aanzien van het kiesrecht en de vreemdelingen. Hij
is een vurig voorstander van het algemeen stemrecht
en laat niet na al dadeljjk op te merken dat de tegen
woordige Engelsche regeeriagdie zelve voorstander is
van een beperkt stemrecht dan ook geen recht heeft
om op dit punt aan Transvaal eischen te stellen. Kruge r
is in zijn oogen een verstokt conservatief. Hij herinnert
aan de woorden van Kruger»Men wil van mij dat ik
zelfmoord zal begaan dat ik een eind zal maken aan
de onafhankelijkheid van mijn land. Die vreemden,
Engelschen en anderen, komen hier om geld te verdienen,
dat zij in Europa gaan verteren. Zij geven niets om de
welvaart van mijn volk en den bloei der republiek als
wij hun stem geven zullen zij die gebruiken om onze
instellingen omver te werpen en ons te doen dalen tot
het peil van heloten.'' De schrijver zou daarop willen
antwoorden dat Kruger zich vergist en met al zij n
slimheid geen echt staatsman is. »Als de uitlanders uwe
vijanden zijn" zon hy zeggen »dan komt dit alleen
daarvan dat ge ze niet als vrienden behandelt. Als er
een oproerige geest onder hen heerscht, dan is dat omdat
gij hun gewone burgerrechten onthoudt. Het beste middel
tegen misbruik van vrijheid is, volgens een der beroemd
ste mannen der liberale partij het toestaan van meer
vrijheid. Alle beperking van het kiesrecht is eeu kwaad
op zich zelf en geeft aanleiding tot meer kwaad" enz.
enz. Zoo zou Gladstone ook hebben gesproken meent
hij maar evenzeer zou Gladstone met de hem eigene
welsprekendheid zich verzet hebben tegen »zulk een smet
op Engelands eer en goede trouw als een aanval op de
onafhankelijkheid van Transvaal ontegenzeggelijk zou zijn."
Meer behoudend nog dan Kruger is volgens den schrij
ver de Volksraaden niets heeft naar zijn oordeel de
Transvaalsche regeering meer afkeerig gemaakt van
tegemoetkoming aan de eischen der uitlanders dan de
handelingen van Rhodes en de inval van Jameson. Aan
den ernst van de grieven der uitlanders hecht hij geen
geloof, en hij beschuldigt Milner, den Engelschen Hoogen
Commissaris in Transvaal van schromelijke overdrijving
en onbekendheid met den waren toestand. Hij meent
dat de uitlanders in Transvaal er niet slechter aan toe
waren dan vijftien jaar geleden de landbouwers in Enge
land maar toch gelooft hijdat »als Kruger en de
Volksraad verstandig genoeg geweest waren en moed
genoeg gehad hadden om aan alle vreemdelingen op ge
makkelijke voorwaarden het kiesrecht te geven zij hun
republiek versterkt zouden hebben." Wij behoeven niet
in een beoordeeling te treden over deze meeningen van
den schrijver die een overtuigd voorstander van alge
meen stemrecht is en het Engelsche Hoogerhuis zou willen
afschaffen. Juist dit is het merkwaardige van zijn opstel
dat hij niettemin aan de Engelsche regeering en de groote
meerderheid van het Engelsche Volk in alle opzichten
ongelijk geeft tegenover Transvaalen een oorlog om
die republiek te dwingen naar Engelands pijpen te dansen,
afschuwelijk zou vinden. President Kruger" zegt
hij »is een koppige, slimme, oude Hollander, die
tot alle middelen van diplomatie tot oorlog zijn toe
vlucht zal nemen om de onafhankelijkheid van zijn volk
te verzekeren. Velen zullen dit prijzen alleen zij die
geen vaderlandsliefde kennen zullen er hem om min
achten. Maar de eenige kwestie is dezewelk recht
hebben wij om ons met zijn zaken te bemoeien
En op die vraag is zijn antwoord geen recht hoegenaamd.
Engeland kan volgens den schrjjver voor zijn eischen
tegenover de Republiek geen grond ontleenen aan de veel
besproken conventie van 1884, allerminst wat de regeling
van het kiesrecht betreft. »Het is onjuist en dwaas"
zegt hij »de kwestie of President Kruger goed en
vijs gehandeld heeft, te verwarren met een geheel andere
kwestie namelijk of de Engelsche ministers het minste
recht hebben om zich daarmee te bemoeien. Engeland
kan natuurlijk over de grieven van Britsche onderdanen
in een ander land diplomatieke onderhandelingen openen
en daarover vertoogen houden maar van de onderhan
delingen van Milner met Kruger en het telegram dat de
Hooge Commissaris daarna naar Engeland zond zegt
hij: »Maar het openbaar maken van sir Alfred Milner's
telegram aan den heer Chamberlain is niet diplomatiek,
en het telegram komt daarop neer dat nu vertoogen
tot niets geleid hebben krachtiger middelen behooren
gebruikt te worden. Ik geloof nietdat een redelijk
mensch sir Alfred's telegram lezen kan zonder tot het
besluit te komen dat de afzender oorlog wil, en na dat
telegram kan het niemand verwonderen, dat de conferentie
mislukte."
Treffend juist is hetgeen in dit opstel voorkomt over
de gewone aanmatiging onzer Britsche buren. De Times"
zegt hij schreef dezer dagen dat de President
»in zijn hart zeer goed wist", dat hij de uitlanders on
rechtvaardig behandelde. Maar die uitspraak is karakte
ristiek Engelschzulke dingen maken ons Engelschen
in hot buitenland zoo algemeen bemind Vreemdelingen
»weten in hun hart zeer goed", dat zij mindere wezens
zjjn en dat het oppergezag op aarde aan ons behoort
Natuurlijk weet Krnger dat volstrekt niet en het zou
het begin van alle wjjsheid zijn als wij dat begrepen."
Van de tegenwoordige Engelsche ministers zegt hij »In
Zaid-Afrika zijn zij zeker niet gelukkig geweest; zij waren
buiten staat den inval van Jameson te beletten; zij hebben
zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid voor het
wanbestuur der Chartered Company in Mashonaland en
Matabeleland. Ze waren te laf om den man terecht te
doen staan die de wezenlijke ontwerper was van den
inval (Rhodes). Hun staatkunde bestond in niets anders
dan in een zuiver opportunisme; uit het blauwboek blijkt,
dat ze niet goed wisten wat ze wilden. Zij hebben
generaal JoubertKrnger's gevreesden mededinger er
toe gebracht den President te steunen. Zij hebben de
Boeren geplaagd zonder bun vrees aan te jagen en de
uitlanders zijn er nu slechter aan toe dan toen Chamber
lain minister van koloniën werd. Het is alleen de schuld
van het Britsche ministerie, dat er sprake is van oor
log." En over dat denkbeeld van een oorlog toen
nog maar een denkbeeld en volgens den schrijver een
onzinnig denkbeeld, thans een gruwelijke werkelijkheid
schrijft hij
»Het verhaal luidt, dat bisschop Butler eens de op
merking maaktedat de geschiedenis alleen te verklaren
is door aan te nemen dat natiën evenzeer als indivi
duen somtijds plotseling gek worden. Gelukkig is het
Britsche volk niet geheel ontbloot van een zin voor humor,
en voor dezulken is het onmogelijk het denkbeeld van
een oorlogdoor markies Salisbury om een uitgebreid
kiesrecht ondernomenernstig op te nemen. Om het
kiesrecht zal geen oorlog komen. Komt er oorlogdan
is het om annexatieen wat sommige rumoermakers
ook mogen schreeuwen, annexatie zou het zedelijk gevoel
van het Britsche Volk ten zeerste beleedigen omdat wij
van meening zijn dat de ware grootheid van ons land
niet bestaan kan zonder trouw aan het gegeven woord."
Wij zouden er alleen bij willen voegen, dat dit laatste
zeer goed gezegd is en dat wij er ook wel zoo over den
ken maar dat het al bijzonder weinig troost geeft
indien zooals bisschop Butler meende dat somtijds ge
beurde een natie eensklaps gek wordten ditzooals
wij vreezen thans met de Britsche natie het geval is.
Niettegenstaande de zaak van het abattoir rijpelijk
overwogen en voor openbare behandeling alleszins vol
doende was voorbereidwerd tengevolge van de
algemeen, ook door ons, afgekeurde bemoeiingen van den
heer mr. J. P. Kraakman de beslissing over deze
hygiënisch noodzakelijke en voor de gemeentekas in geen
enkel opzicht bezwarende instelling verschoven.
Behalve dat als argument voor dit uitstel werd aange
geven de komst van den nieuwen burgemeester alsof
het dezen titularis niet veel aangenamer ware geweest, ter
oprichting eener zaak van zóó algemeen nut dadelijk de
hand aan het werk te kunnen slaan! werd het ver
dedigd met het oog op een ingekomen schrjjven van de
Alkmaarsche Slagersvereeniging, die nog wenschte te ant
woorden op het rapport der bijzondere commissie voor
deze zaak benoemd. Wanneer men nu bedankt, dat het
eerste rapport dier commissie 3 Juli, en het aanvullings
rapport 24 Juli verscheen, was 't inderdaad zooals
de heer H. J. Vonk terecht opmerkte met de waar
digheid van den Raad een loopje nemen, op 16 Augustus
te schrijven dat men met de bestrijding van bedoeld
rapport nog niet gereed was.
En ware nu die bestrijding nog de moeite van het
lezen waard, wij zonden ons over het uitstel niet beklagen.
Doch geen enkel nieuw gezichtspunt wordt er in gege
ven, geen enkel argument van b. en w. en van de com
missie er in ontzenuwd.
Ten einde ook onze lezers tot een oordeel in staat te
stellenlaten wij hier beide volgen het advies der
Alkmaarsche Slagersvereeniging en het antwoord daarop
van de commissie.
Aan den E. A. Raad der Gemeente
Alkmaar.
Geeft bij deze te kennen
Het bestuur der Alkmaarsche Slagersvereeni
ging, goedgekeurd by Koninklijk Besluit d.d. 1896 no. 7,
ten deze optredende namens gonoemde Vereeniging, als
daartoe met algemeene stemmen gemachtigd op en door
de ledenvergadering van Maandag 7 Augustus j. 1.
dat door de Commissie, benoemd in uwe vergadering
van 6 April j.l. in zake het bouwen van een abattoir te
Alkmaar, nader aan uwen raad is ingediend eene begroo
ting van de exploitatie van zulk een openbaar slachthuis
met eene memorie van toelichting
dat de behaudeling daarvan in uwe raadzitting van
16 Augustus 1899 aan de orde werd gesteld, doch adres
sante haar verlangen te kennen gaf, de afdoening alsnog
te verschuiven, vermits zij nog enkele bezwaren aan het
oordeel van uwen raad wenschte te onderwerpen
dat hierop door den heer Vonk de meening is uitge
sproken, dat het adres op hem den indruk had gemaakt,
alsof de slagers met den Raad eeu loopje wilden
nemen"
dat adressante tegen die bewering ten ernstigste meent
te moeten protesteeren en gelooft dat de reeds ingedien
de adressen bewezen hebben dat de slagers op ernstige
en waardige wijze het abattoir vraagstuk besproken heb
ben, getuige dan ook de groote belangstelling, die hnnne
bezwaren zoowel in als buiten den raad ondervonden
hebben
dat zij dan ook met de volgende regelen geenszins
bedoelt met den raad een loopje te nemen, doch alleen
en uitsluitend op een vraagstuk van zoo ingrijpenden
aard het volle licht te doen schijnen
Enkele opmerkingen wil adressante vooraf laten gaan
Tegenover de bewering, dat een abattoir ten gevolge
heeft betere qualiteit van vleesch, door openlijke concurren
tie, stelt auressante dat te Alkmaar in hoofdzaak le
qualiteit vleesch verkocht wordt gelijk in den r.iad is
erkend en dat door de grootere mededinging in ver
band met de te heffen rechten, de kans groot wordt, dat
enkelen in den scberperen strijd om het bestaan hun
toevlucht zullen nemen tot den verkoop van vleesch, dat
zeker niet aau de eischen van le qual. beantwoordt. Dat
althans is de ervariug in ons Vaderland, zoowel te Rot
terdam als te Amsterdam.
Adressanta herhaalt nog eens dat zij geenszins tegen
keuring is, maar wel verzet zij zich tegen eene regeling,
waarbij de nadeelen uitsluitend ten laste van den slager
komen.
Te Amsterdam bedraagt de schade voor afkeuring
wegens tuberculose ofschoon volgens den heer D. van
der Slnijs, hoofdkeurmeester aan het abattoir te Amster
dam wetenschappelijk nog geenszins is uitgemaakt dat
dit vleesch schadelijk is voor de gezondheid in den
laats ten tijd, gemideld per week f600 tot f800.
Toch heeft het veeartsenij kundig Congres in 1895 te
Bern gehouden, met groote meerderheid aangenomen, dat
indien afkeuring wegens tuberculose plaats heeft, de
eigenaar daarvoor moet worden schadeloos gesteld en de
heer D. v. d. Slnijs zegt zelf in zijne brochure »De
tuberculose bjj het vee" op pag. 170, dat het niet billijk
is dat zoodanig (tuberculeus) vleesch, dat meermalen van
zeer goede qualiteit is, zonder eenige vergoeding wordt
in beslag genomen en ten bate der gemeenschap, doch
ten nadeele van den bezitter wordt vernietigd of in
waarde verminderd en dat de onbillijkheid van dezen
gang van zaken te duidelijker op den voorgrond treedt,
als in aanmerking wordt genomen, dat slechts in eeu
klein aantal gemeenten van ons land eene dergelijke keu
ring bestaat en dat daarwaar die wel bestaat, het
vleesch van tuberculeuze dieren niet volgens een gelijken
maatstaf wordt beoordeeld.
Adressante zoekt intusschen te vergeefs by de uitgaven
op de begrooting naar een post, waaruit blijkt dat aan
dezen overigens zoo billijken eisch ook maar eenigszins
zal worden tegemoet gekomen.
Vooropstellende dat door de Regeering eene commissie
is benoemd, om middelen te beramen ter bestrijding der
tuberculosedat deze commissie haar taak zeer breed
opvat en dat volgens eene onlangs door een der Minis
ters gegeven verzekering, haar rapport binnen kort kau
worden tegemoet gezien dat de aandrang tot hot in t
leven roepen van een Rjjkskeur, zoowel door de Veeart-
senijkundigen als slagers, steeds grooter wordt, daar
gelooft Adressante dat de bemerking van den gemeente-