Amsterdamsche Brieven. zij aan die eischen oldoet. Dan liever geen eischen gesteld. Intnsschen is het volkomen billijk, dat als de belanghebbenden niet zfn gewaarschuwd door voorschrif ten in de gemeente-verordening, of door onvoldoende voorschriften in dwaling gebracht kunnen zijn, hun voor de ontruiming der onbewoonbaar verklaarde woning zoo noodig een langere termijn dan de gewone van ten hoog ste een jaar kan worden toegestaan. De beide andere gevallen, waarin een largere termijn voor de ontruiming ban worden vergund, komen voor, wanneer de onbewoonbaar verklaarde woning behoort tot een plan van verbetering van woningtoestanden op ruime schaalnamelijk wanneer zij valt onder een door den gemeenteraad vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd plan tot geleidelijke opruiming binnen een bepaalden tijd van alle ter bewoning ongeschikte en door geen verbeteringen in bewoonbaren staat te brengen woningen in de gemeente of in een bepaald aangewezen deel der gemeente, of wanneer de woning is opgenomen in een door den gemeenteraad vastgesteld plan tot ont eigening van woningen in het belang der volkshuisves ting. In die gevallen dient de ontruiming van de woning te wachten en samen te gaan met de algemeene maat regelen, die in het belang eener betere volkshuisvesting beraamd zijn. Over .een en ander in een volgend artikel. i. De laatste dagen van het oude jaar brachten ons een evenement op tooneelgebiedde eerste opvoering van „Het levende tJebod", het nieuwe Burgerlijke Too- neelspel van Herman Heijermans Jr., den schrijver van het met zooveel succes vertoonde Ghetto". In literaire kringen is dit nieuwe stuk bet onderwerp van alle gesprekken en ook zij die zich in deze kringen niet thuis zonden gevoelen maar een opvoering hebben bijge woond gaan huiswaarts met zoo diepe indrukken, dat zij nog dagen daarna stof vinden om het tooneelspel af te breken of te verheerlijken. Onder die omstandigheden is meir als journalist wel verplicht zich op de hoogte te stellen, en zoo gebruikten ook wij een der avonden van de rustdagen om een voorstelling van de Nederland- sche Tooneelverecniging bij te wonen. Stil en aandachtig hebben wij daar gezeten en toen het scherm aan het slot van het laatste bedrijf viel, zijn wij heengegaan eensdeels vol bewondering voor Heijer mans, wiens scherpe realistische teekening van het leven cachet geeft aan al wat er van zijn hand verschijnt, maar anderdeels vol verbazing, dat hij niet heeft kunnen begrijpen, dat de toeschouwer van gjheel andere gedach ten wordt vervuld dan hij hem heeft willen inenten. Laat ons in korte trekken den inhoud meedeeien. Het eerste bedrijf speelt in de huiskamer van den heereboer Dobbe, :n Zeeland. Moeder en dochter, geholpen door de meidzijn druk bezig de tafel in gereedheid te orengen, omdat er gasten verwacht worden de zoon des huizes, Peter Dobbe die student is te Amsterdam, en zijn vriend Bart. Voordat zij arriveeren komt de oudere zoon aan, die het ambt van R. K. geestelijke bekleedt. Moeder is het type der vrouw, wier hoogste genot 't- is allerlei fraaiigheden in de kast te hebben gebruiken doet zij dat echter bij voorkeur niet. De dochter, Gaaike, blijkt getrouwd te zijn maar haar man te hebben verlaten als reden daarvoor heeft zij opgegeven, dat zij door hem geslagen werd, maar na veel moeite gelukt 't den pastoor om haar heur hart voor hem te doen uitstorten en nu vernemen wij, dat de oorzaak een gansch andere is. Zij heeft een jongen en een meisje gehad, die beiden heel klein zijn gestorven en zij zelf werd naar een gasthuis overgebrachtwaar zij eenige dagen tnsschen leven en dood zweefde. Zij werd daar bediend en toen beleed haar man. zijn schuld hij was van alles de oorzaak geweest, hij was ziek geweest, toen hij met haar trouwde, ziek toen hij vader werd met zoo iemand kon zij niet langer leven en daarom is zij kalm heengegaan. Op dit oogenblik komen Peter en Bart binnen, die de aanwezi gen op studentikooze wijze begroeten. Zij vertellen van hun leven in Amsterdam, doen verhalen van hun kamers in de Pijp maar blijkbaar is er iets, dat zij verborgen willen honden. Groot is dan ook de schrik van Peter, als hij naar vader vraagt en ten antwoord krijgt, dat deze aanstonds zal thuis komen hij i3 naar Amsterdam geweest en heeft daar Peter opgezocht. Als de oude heer Dobbe komt, weet hij alles. Te Am sterdam is hij naar de kamer van zijn zoon gegaan en heeft daar Lotte aangetroffen met wie Peter leefde. Woedend is hij huiswaarts gekeerd en nu nog, vóór het Hopseidsfjord, om daar handel te drijven in huiden en rendieren. Daarna vond er in do tent de algemeene Sarakadoop plaatszooals gewoonlijkwanneer een Pin zich wil vrijwaren voor de gevolgen van de eene of andere chris telijke handeling, zooals de doop of een eed. In zooverre bevatten de woorden van den berg-fin waarheid, dat Stuwitz' zoon zich werkelijk te Hopseids fjord had opgehouden en daar huiden verhandeld had met den broeder van den Pin Mathis. Doch dit was een volle week later geweest en voor een gansch andere zaak. Een Pin van de buitenscheren die zich onvoorzichtig had laten ontvallen dat hij nog heel wat anders getuigen kon werd op den weg, die naar het gereebi vueid. doodgeslagen gevonden. En wat hij wel te getuigen zou hebben gehad daar over werd er onder de menschen veel gemompeld. Er werd beweerd, dat hij in de nabijheid van het russische schip had liggen visschen en onder ande ren gezien haddat de Rus aan den bergfin blanke zilverdaalders had uitbetaald op de reeling en dat Stuwitz' zoon ook aan boord was. Het wrak kon men niet bergenwant een storm uit het noord-oosten dreef het zuidwaarts en men vermoedde, dat het nu wel gezonken zou zijn. Wordt vervolgd. middagmaal begint, neemt hij zijn zoon apart, doet hem heftige verwijten en verbiedt hem naar Amsterdam terug te gaan te Groningen ban hij afstndeeren, maar geen cent krijgt hij meer zelf in handen. Allerlei heeft vader van de kamer meegenomen, ook portretten van Lotte, en die smijt hij in het vuur. Een hevige woordenwisseling ontstaat en van beide kanten wordt gedreigd. Men kan zich voorstellen, hoe prettig de daarna volgende maaltijd is geweest, 's Nachts staat Peter in alle stilte op, ont vlucht de ouderlijke woning, en gaat terug naar Lotte. De andere drie bedrijven spelen op de armoedig gemeu bileerde studentenkamer in de Pijp, het stadsgedeelte van lapjes en kool, zooals Bart zich uitdrukte. Men maakt kennis met Engel van twee-hoogdie de kamers aan Peter en Bart verhuurt, met de ouders van Lotte hij een Vlaming, zij een Hollandsche uit de laagste kringen, beiden ellendigen die in het gedrag van haar dochter niets kwaads zien maar 't alleen kwalijk nemen, dat zij met zoo'n kalen meneer" -huist met de onge lukkige juffrouw van drie-hoog. Engel en de ouders van Lotte wedjjveren in platheid van woorden en in hun ijver om ervan te halen watt er te keggen is. In die omgeving verschijnt plotseling Gaaike, schuw door Lotte bejegend, maar weldra door haar zoo verteederd, dat zij »het meisje met een verleden" kust en haar een knap huishoudstertje noemt. De moeder van Peter is ook in de stad en nu komt Gaaike hem bewegen naar haar te gaan; hij wil dat graag doen, maar uit het gesprek met zijn zuster blijkt duidelijk, dat hij in geen geval Lotte zal verlaten. Bij haar vertrek vraagt zij aan Lotte, of zij haar eens schrijven wilwaarop het antwoord luidtdat het meisje niet schrijven kan. Haar ouders hebben daarop niet gelet zij was aangewezen op haar vrouwelijke bekoorlijkheden en daarvan heeft zij gebruik gemaakt ook nog voordat zij Peter leerde kennen In het derde bedrijf komen ontzaglik tragische too- neelen voor. Peter is uit een teringachtige familie en velen zijn daar gestorven tengevolge van het opgeven van bloed. Hij hoest telkens en als hij dan wat opgeeft is zijn zakdoek rood gekleurd hij kent zijn lot en weet dat zijn beide longen zijn aangedaan Lotte mag daarvan echter niets weten. Een armoedig leven wordt geleden, want geld is er niet en van alle kanten komen de schuldeiechers. Nu komt de tendenz. Bart en Peter redeneeren over de vrije liefde en de eerste vaart heftig uit tegen het moderne huwelijk, dat hij met enkele toe vallige uitzonderingen als echtbreuk en overspel qualifi- ceert. Hjj ziet daarin een trouwen om belangen en dit is het zevende gebod »dat al eeuwen in de goot ligt." A.ls om vergoeding te geven na dien zwaren kost, wordt dit bedrijf aangevuld met het gekijf der Pijp-juffrouwen. Als het laatste bedrijf begint, is Peter doodin een bloedspuwing is hij gebleven. Engel en de kruiaeniers- van-den-hoek jammeren omdat ze hun geld nop niet binnen hebben en zweren dure eeden, dat ze z'n goed zullen aanpakken. Lotte is versuft van wannoop ze heeft kaarsen bij zijn bed gezet en zijn haar gekamd zooals hij 't altijd droeg. Engel profiteert van die stemming, pakt een koffer vol met Lotte's armoedige plunje en steekt den sleutel in haar zak. Eerst komen de ouders van het meisje, platter dan ooit. Als zn zijn vertrokken, wordt er gescheld vader en moeder Dobbe met Gaaike zijn er. De heereboer, stroever dan ooit, wordt woest als hij hoort, dat Lotte nog in huis is. Hij scheldt haar voor uitvaagsel, weigert haar afscheid te laten nemen van den dierbaren doode, werpt haar geld toe dat zij laat vallen en dan gaat zij heen, snikkend en han denwringend met een «Peterlief, Peterlief" op de lippen. Als Gaaike het gedrag van haar vader hoort, verwijt zij hem het gemeene daarvan en ook Bart, die binnentreedt, geeft hem ondubbelzinnig zijn minachting te kennen. Gebogen gaat Dobbe de sterfkamer binnen. Ziehier de hoofdtafereelen, waaruit men den gang van het stuk leert kennen. Heijermans heeft 't daarin willen opnemen voor een jongevronw als Lotte en hij heeft den vader willen voorstellen als een zoogenaamd achtens waardig burger,- wiens hart echter van steen is. Dit nu is hem niet gelukt. Elke vader, die een zoon heeft van 21 jaar want dat was Peter's leeftijd en die merkt dat zijn jongen samenleeft met een concubine, wier ver leden allerminst smetteloos is, zal, ook ai ziet hij dit tooneelstuk, doen wat de oude Dobbe deed hij zal zijn minderjarigen zoon den omgang met die vrouw ver bieden en wanneer er tweespalt ontstaat, zal hij bij het lijk van zijn kind komen om de ontuchtige vrouw te vervloeken. Hegermans is te ver gegaan. Had hij willen verdedigen het samenleven buiten echt van een man en vrouw onder omstandigheden, waaronder dit niet anders kan, of had hij in het algemeen de vrije liefde willen bepleiten, dan hadden zijne hoofdpersonen moeten zijn ernstige, deugdzame mensehen. Was Peter niet gewoest een 21-jarige kwajongen, die nog geen cent verdiende, men zou meer sympathie voor hem kunnen hebben voordat men zich serieus met zulk een knaap bezighoudt dient hij eerst flink te studeeren en zich een positie te verschaffen, waardoor hij zichzelf kan redden. En Lotte Waarom moest de schrijver haar voorstellen als «iemand met een verleden'', waarom was zij niet onbevlekt toen zij haar leven met den jongen student begon? Wjj kunnen daarin niet anaers zien dan de vrees, dat men Heijermans zou verwijten te strijden tegen vooroordeelen, die door anderen al met goed gevolg zijn aangevallen; hij wilde vóór alles oorspronkelijk zijn en daarom heeft hij alles wat aangedikt. Door dat streven heeft hij zijn eigen gevoel vervalscht, hjj heeft zich niet genoeg gesteld in de plaats van den vader en vergeten, dat met het aandikken der figuren een andere toestand ontstond. Juist als Dobbe goedgekeurd had het gedrag van Peter en het leven met de concubine door toegefelijkheid zijnerzijds had aange moedigd, zon hij de verachtelijke positie innemen, die Heijermans hem nu geheel ten onrechte heeft willen toe- bedeelen. In de laatste acte is de vader ontegenzeglijk wreed en een rilling gaat door de zaal als hy de arme Lotte zoo barbaarsch behandelt, maar men vergete niet, dat een vader niet meer getergd kan worden dan wanneer men hem zijn zoon in dit geval ook nog zyn stam houder ontfutselt en deze overhaalt tot een leven, waar door de laatste vertegenwoordiger van een geslacht deu alouden goeden naam in het oog zijner familie nog ten overvloede schandvlekt. Dit wat de strekking aangaat. Overigens hebben wij niets dan lof. In het bijwerk, dat in zoo menig tooneel stuk onbeduidend ia, herkent men in «Het zevende Gebod" de meesterhand van Heyermans: 't zijn allen grepen uit het werkelijke, volle leven. Als men 't niet wist, dan zon men 't bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging ontdekken1 de schrijver van dit «burgerlijk tooneelspel" en de auteur der schetsen van Samuel Falkland zgn een en dezelfde persoon. Welke van onze jongere letterkundigen vermag als hjj zoo realistisch weergeven wat daar voorvalt in de huizen, waar de weelde slechts uit beschrijvingen gekend wordt. Heijermans kent dat leven door-en-door en als 't ware spelenderwijs schrijft hij daarover, nooit zoekende naar woorden en toch steeds zoo, dat de lezer, als hij opkijkt, voor zich ziet wat de schrijver voor den geest stond Voeg daarbij een vertolking en een mise-en-scène, tot in alle onderdeelen door Heijermans zelf geregeld en daar door van superieure qualiteit, en het is volkomen ver klaard, waarom ongeveer iedereen het nieuwe stuk wil zien. Het zal ongetwijfeld vele opvoeringen beleven en niet alleen den schrijver maar ook het gezelschap, dat't zoo ijverig instudeerde, nieuwe lauweren bezorgen. 'tMist uit den aard der zaak hot karakteristieke van «Ghetto" en daardoor zal het stuk er over de grenzen waar schijnlijk niet zoo grif ingaan als de tafereelen uit de Amsterdamsche Jodenbunrt, maar als het gezelschap ermee gaat rondreizen in ons land zal het zeker niet over leege zalen hebben te klagen. Komt 't te Alkmaar, dan kunnen wij onzen lezers aanraden er heen te gaan en zich een'zelfstandig oordeel te vormen. Oorlog In Zuld-Afrika. Aan particuliere brieven, ons welwillend tot dat doel afgestaan, ontleenen wij het volgende: Pretoria, 2 November 1899. Hopende dat jelui mijn beide vorige brieven hebben ontvangen zal ik mijn best doen, jelui nu verder te vertellen, hoe het hier en hoe 't ons gaat. Maar hoe te beginnen 't Is een chaos in mijn hoofd. Ik zal U zake lijk alles schrijven als ik al mijne indrukken en gevoe lens moest neerschrijven kwam ik vooreerst niet klaar en ze zouden toch niet weergeven, wat ik denk en gevoel. Men moet zoo iets medeleven 1 De vorige maal heb ik geschreven, geheel onder den indruk van de nederlaag bij Elandslaagte. Ik heb, meen ik toch al verteld dat de verhalen zeer overdreven waren. Maar het is en blijft een treurig, zeer treurig feitomdat 't geen nederlaag had behoeven te zijn. en er toch zoo velen zijn gevallen en krijgsgevangen gemaakt. Het is de eenige keer, dat we ongelukkig zijn geweest en de Boeren hebben moeten terugtrekken. Het gaat anders prachtig, ongeloofelijk mooi 1 Telkens worden de Engelschen met groote verliezen teruggeslagen aan onzo ziide is het verlies gering. De vijand is teruggedreven tot L"dysmitb, waar de groote mscht nu ligtmen zegt 20.000 man en 100 of meer kanonnen. De onzen liggen nu om Ladysmith en bombardeereu d;e stad. Er zijn al hevige gevechten ge weest dicht bij Ladysmith de Engelschen waren er uit getrokken, maar moesten met zware verliezen aftrekken. Weet je, hoeveel krijgsgevangenen we al in Pretoria heb ben bijna 2500 man, waaronder wel een 60 officieren en hoogere militairen. Weet U wat de «Volksstem" zegt «de vijand sehjjnt al heel wat witte vlaggen te hebben medegenomen.' Als men ook een boer vraagt, hoe de Engelsche vlag is, antwoordt bij«nou, wit zou'ik meen." Maar Ladysmith hebben we nog nietook Mafeking nog niet. Alen maakt anders goede vorderingen, ook bij Kimberley. De Boeren zijn maar gelukkig ze vechten ook voor hun goed recht. De kalmte, waarmede ze vech ten, moet eenig zijn. Die arme Hollanders en Duitschers hadden velen tenminste geheel hun hoofd verloren waren t bij Elandslaagte allen Boeren geweest, de vijand was verslagen. Jammer, jammer van die arme mannen. Ze hebben 't ook wel slecht getroffenhet commando Boeren, dat met hen was, waren niet van het goede soort ze vluchtten het eerst. Het waren Johannesburgers, een slecht en lafhartig klompje. Generaal Koek, de generaal van den slag bij Elandslaagteis Dinsdag ten gevolge van ontvangen wonden te Ladysmith (hij was gevangen genomen) overleden. Zijn lijk kwam gisteravond hier en is vanmiddag met militaire eer begraven. Het was zeer indrukwekkend, ik heb alles goed gezien. De president heeft aan 't graf gesproken, heel flink en kernachtig 1 Wat toch een kranige oude man Gisteren zag ik weer de gevangenen binnen komen. Ze zagen er welgemoed uit't is anders het minste volk dat er is om te zien. Het was een klomp, zoo eenige honderden. Bij de officieren waren flinke kerels. Het ging er ordelijk toe, geen enkele leolijke aanmerking of gemom pel van afkeuring bij de groote menigte, die bij 't station stond. Aleen toen de gevangen kaffers voorbij gingen. En in Ladysmith heeft men onze mannen bespot en uitgejouwd. Meer dan schandelijk 1 Hetgeen ik jelui schrijfzal je ongelooflijk schijnen en toch weet ik 't van ooggetuigen. De Engelschen zijn gumeener lager en barbaarscher dan eenig volk ter wereld. O dat het toch algemeen in Europa wordt bekend hoe ze hier huishonden. Maar natuurlijkjelui hooren niets dan valsche berichtenin Durban in Kaapstad weet men nog niet eens hoe de zaken staan. In de daar uitko mende bladen staat niets dau goeds van 't Engelsche leger. Ze behalen overwinning op overwinning en de Boeren vluchten en lijden zware verliezen. M. heelt die couranten zelf gelezen. Is het niet meer dan erg Om een enkel staaltje te geven generaal Penn-Symons is gevallen bij de inneming van Dundeede vluchtelingen lieten zelfs het lijk van hun generaal achter en dat viel dus ook in de handen der Boeren. Op dat lijk vond men een telegram uit Engeland, waarin hij werd gelukgewenscht met de behaalde overwinningen en werd bevorderd. Generaal Joubert heeft een zeer beleefd telegram aan de weduwe van den Engelschen generaal gezonden en men heeft Penn. Symons met alle eer begraven. De gevange nen hier in de renbaan hebben 't prachtig, ze mogen zelfs footbal- en criquet-spelen. Maar dat zal spoedig uit zijn, nu we uit goede bron hebben vernomen, hoe slecht ze voor hunne gewonden en gevangenen zijn. De ge vangenen, die niet gewond zijn zijn op een schip gezet en naar Simonstad gevoerd en men zegt ze worden gebracht op Robben-eiland waar de raelaatscben zijn. De gewonden zijn in Pietermaritzburg en de zwaar gewonden in Ladysmith. En van een dokter heeft men gehoord, M. heeft 't uit zijn eigen mond en zal hem een beëedigde verklaring afvragen, dat die arme ge wonden zoo maar op matrassen op den grond liggen en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1900 | | pagina 6