Teleurstelling
No. 9 Tweede blad.
Honderd en tweede jaargang.
1900.
ZONDAG
21 JANUARI.
FEUILLETON.
Nederland.
Uit het Noorseh.
Jonas Lie.
8)
4LKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt D i n s d a g-, Honderd ag-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,8© franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer3.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel f 0,16. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
en ZOON.
Bij den overgang in een nieuw jaar ongeduldigen
spreken zelfs van den overgang in een nieuwe eeuw, maar
wij voor ons willen daarmee nog een jaar wachten
zijn de gewone beschouwingen over hetgeen het oude jaar
ons brachten de bespiegelingen over hetgeen w ij van
het nieuwe hopen en meenen te kunnen verwachten,
niet uitgebleven.
Op het groote wereldtooneel heeft het jaar 1899 ons
volgens sommigen bittere teleurstelling gebrachten in
dit opzicht moet vooral de vredesconferentie het ontgel
den. Zij word zeggen dezen met zoo groot gejuich
begroetvan haar werd de verlossing der volken van de
aan hun welvaart knagende oorlogslasten verwachtde
dageraad van den eeuwigen vrede scheen aan de kimmen
te lichten, het recht zou gaan zegevieren over de macht,
en ziet: Rusland vernietigt de zelfstandigheid van Fin
land en Engeland doet tot gelijk doel den Zuid-Af ri-
kaanschen republieken een schandelijken oorlog aan.
Die bedroevende feiten zijn niet te ontkennen maar
is de teleurstelling zoo groot geweest? Waren de ver
wachtingen werkelijk zoo hoog gespannen Wij hebben
er niet veel van gemerkt. De juichtonen, waarvan deze
telenrgestelden spreken, werden door solozangers aange
heven, maar van een koor, dat er mee instemde, hebben
we niet gehoord. Over het algemeen bleek er meer van
verbazing over de onomwonden verklaringen van den
Russischen Keizer en over zijn verwachting, dat er bij
onderling overleg iets zou te doen zijn tot vermindering
van de kwalen waaraan de welvaart der volken lijdt.
Verbazing en zekere nieuwsgierigheid naar hetgeen van
zulk een plan zou komen, was de vrijwel algemeene stem
ming, die door de oproeping van den Tsaar werd opge
wekt. 't Was toch merkwaardig, dat van zulk een mach
tig alleenheerscher dergelijke woorden werden gehoord
't was een merkwaardig, een hoogst merkwaardig ver
schijnsel maar ten aanzien vau hetgeen de oproeping
zou uitwerken, was de overgroote meerderheid, ook in de
pers, bijzonder ongeloovig. De meesten twijfelden niet
aan de oprechtheid van den Tsaar, noch aan de edele
gezindheid die hem dreefmaar er waren er ook, die
van een heimelijken alles behalve edelen toeleg mompel
den, en aan spot heeft het evenmin ontbroken.
Als dit de gemoedsstemmingen waren, waarin de be
schaafde wereld de afgezanten der mogendheden te 's-Gra-
venhage zag bijeenkomen en wij gelooven dat onze
schets juist is heeft men dan wel recht om te spreken
van teleurstelling en bittere teleurstelling, van een ijdele
5J
VAN
r
De eerste lettersdie hij leerde, waren die, welke
uitgesneden waren op een plank in den muur bjj de
zoldering in de berookte, benauwde kamor. Op enkele
van die letters waren nog eenige overblijfsels van
gele verfwaarmee zij vroeger beschilderd waren ge
weest. De einden van de plank waren afgebroken
wanneer men ze echter bij elkaar legde vormden zij
het woord »Fremtid'' (Toekomst).
Marina had hem verteld, dat die in God's hand lag.
Nu was hij bezig met den catechismus en dikwijls
lag hij achter in de boot zijn les te leeren, terwijl hij
het vischsnoer aan den dol vastbond, iets waartoe
hij geen permissie kreeg als zijn vader erbij was.
Op zekeren nacht midden in den zomer waren zij
zoo ook eens op zee, by prachtig weer. Om twaalf
uur lag de middernachtzon na een prachtigen onder
gang als eene roode kogel aan den westelijken horizont,
terwijl de groote golven met hun violette glans, voort
rolden zoo ver het oog zien kon.
Een oogenblik later ging de zon weer op met een
aureool van vér-nitschietende stralen, gevolgd door een
morgenrooddat wolkenzuilen van goud optrok tus
schen hemel en zee.
De golven lekten als met vurige tongen de boot
waarin de twee zwijgende visschers zaten en waarvan
men het spiegelbeeld onder in het water zag.
vertooning en een jammerlijke mislukking Wij meenen
integendeel grond te hebben om te verklaren, dat de
vredesconferentie juist heeft beantwoord aan de verwach
ting, die er over 't algemeenen inzonderheid ook hier
te lande, van gekoesterd werd. Vermindering van oorlogs
lasten ten gevolge van onderlinge overeenkomst tusschen
de mogendheden, achtte men ondoenlijk beperking van
de vrijheid in de keuze der middelen van aanval of ver
dediging, werd van twijfelachtig belang en wellicht niet
raadzaam voor kleinere staten geoordeeld, vaststelling
van het oorlogsrecht en de oorlogsgebruiken op sommige
punten, waarover verschil van gevoelen en verschil van
praktijk bestaat, en aanneming der beginselen van het
verdrag van Genève van 1864, ten aanzien van het
Roode Kruis en de aan gekwetsten, zieken en veronge
lukte personen te verleenen hulp, ook voor den zeeoor
log, werden algemeen wenschelijke maatregelen genoemd,
maar evenmin als de vorige van eenig belang tot voor
koming of spoedige beëindiging van den oorlog. Alleen
het denkbeeld om de bemiddeling van onzijdige mogend
heden en de opdracht van een geschil aan de uitspraak
van een scheidsrechter meer algemeen in gebruik te
doen komen en bij onderling overleg een vast en
bljjvend scheidsgericht in het leven te roepen, te ge
lijk met een regeling van de behandeling der aan te
brengen zaken alleen dit denkbeeld werd levens
vatbaar geachtdaartoe zou de grondslag gelegd kun
nen wordenin het vertrouwen dat het althans meer
en meer gewoonte zou worden, geen oorlog te beginnen
dan nadat de minnelijke tusschenkomst en bemiddeling
van neutrale mogendheden vruchteloos zou zjjn beproefd
en pogingen om het geschil door het scheidsgerieht te
doen beslechten schipbreuk hadden geleden.
En aan die verwachting hóéft de vredesconferentie
volkomen beantwoord. Zij heeft niets meer opgeleverd,
maar ook niets minderen van teleurstelling en misluk
king kunnen alleen zy spreken, die andere verwachtingen
hebben gekoesterd, waarvan de ongegrondheid reeds vóór
de bijeenkomst der conferentie duidelijk was in het licht
gesteld. Treurig is het inderdaad en, het moet worden
erkend, in pijnlijken strijd met den geest, die de con
ferentie deed bijeenroepen en haar besluiten mogelijk
maakte, dat de machtige Keizer, die de oproeping deed,
eenvoudig Finland bij het groote Russche rijk inlijft, en
dat Engeland zich tegenover de Zuid-Afrikaansche Repu
bliek op een standpunt plaatst, waarop het zich gerech
tigd acht haar niet als een souvereinen staat met gelijke
rechten te behandelen, en van dat standpunt bemiddeling
en scheidsgericht weigert. Maar wie kon verwachten, dat
Op datzelfde oogenblik haalde Groote-Lars een prach
tige roode schol op.
Toen hij deze binnen boord gehaald had, vroeg hij plot
seling aan Morten of het ook in zijn boek stond, dat deze
soort roode visch de lijf-vlsch was van den zeegod.
Morten moest bekennen dat dit niet in den catechis
mus stond, ten minste zoo ver als hij er tot nu toe
in gevorderd was.
Lars vertelde hem toen, dat de oogen altijd uit hun
kop gesprongen warenwanneer ze boven kwamen
omdat de zeegod hun van het leven berooide, zoodra
zij aan den haak gebeten hadden.
Hiermee was nu eens voor altijd het ijs gebroken
voor een lange reeks mededeelingen van hetzelfde
gehaltedie steeds uitliepen op iets wonderbaarlijks.
Wanneer zij nu gedurende de zomeravonden zoo
zaten te visschen, kwam Morten veel te weten, waar
van hij vroeger nooit had gehoord.
Lars vertelde hemdat iedere visschen-familie haar
eigen koning of steur haden dat het een slecht voor
teeken was wanneer men dien ving.
Er waren zalm-steuren, haring-koningen met een kroon
op het hoofd en dorsch-koningen. De laatste was niet
zoo gevaarlijk, want die werd vaak gevangen.
Ter zijner eere werd die nooit langs den buik open
gesneden doch langs den rug hij werd »rond" afgele
verd en kop en ingewanden werden medegerekend op het
gewicht.
Ook bestond er een zeemonster dat »Kragen" heette
en dat zoo groot was als een eiland. Bij stil weer kwam
het soms wel eens boven drijven en dan speelde de bran
ding er om heen als om een rots.
Ervaren visschers konden altijd aan de boot en aan de
vischlijn merken of zij zich boven het monster bevonden.
Er was daar altijd veel visch maar als het al te gevaar
lijk begon te lijken dan moest men maken dat men
er van daan roeide. Hij zelf, aldus verzekerde hij ter
goeder trouw was meermalen in de nabijheid van het
monster geweestin de Finmarksche zee.
Over deze laatste mededeeling zat Morten erg te pein-
de internationale politiek, eeuwenlang gewoon alleen naar
eigenbelang te handelen en te streven naar alles wat voor
deel, macht, aanzien en invloed naar buiten kan bezorgen,
eensklaps zou bekeerd worden tot het buigen voor recht en
billijkheid en tot zelfverloochening, waar het eigenbelang
door geen van beide wordt gesteund? Niets, geen enkel feit,
geen enkele gebeurtenis van de laatste jaren gaf aanleiding
om iets dergelijks te verwachten. De behandeling van
een deel van het Russische rijk door de Russische regee.
ring ligt geheel buiten den kring van de zaken waar
mede de Vredesconferentie zich bezig hield; en het denk
beeld van een internationale regelingvolgens welke
Engeland zou worden verplicht in zijn geschillen
met Transvaal bemiddeling van andere mogendheden toe
te laten of ze aan een scheidsgerecht te onderwerpen
staat nog ver van hetgeen in die Conferentie werd beoogd.
Zoo is helaas de werkelijkheid, zoo was ze vóór de
Conferentie en zoo is ze na de Conferentie gebleven.
Daarin kon van haar geen verandering worden verwacht.
Alleen van het internationaal scheidsgericht kan iets
worden. Daarvoor hoopte men den grondslag te
knnneu leggen en die verwachting is vervuld. Zoo ver
zijn we gekomen maar ook geen stap verder. Of het
plantje zal tieren en wassenzal alleen de toekomst
kunnen leeren. Daarvoor is wijziging noodig van de
beginselen, die tot nog toe de volken en haar regeeringen
in hun onderlinge verhoudingen leiden. Dat die begin
selen thans zoo algemeen worden besproken en schier
algemeen worden afgekeurd is iets.
De kerk te Oterleek.
De verlaging van het polderpeil, die reeds zoo menig
bouwwerk heeft doen verzakken, zoodat het afgebroken
moest worden, dreigt ook voor de kerk te Oterleek nood
lottig te worden.
Al moet het worden betreurd, dat deze kerk allengs
verloren dreigt te gaan, het verlies voor de bouwkunst
schijnt niet zoo groot. Want het gebouw, van gebakken
steen opgetrokken, is hoogst eenvoudig. Het is van 1633
en aan de oostzijde door drie zijden van den achthoek
gesloten. In het houten torentje, dat aan de westzijde
uit bet dak rijst, hangt een klok, door Assuerus Koster
in 1633 te Amsterdam gegoten. Een predikstoel en doophek
uit den tijd der stichting, en eenig 18-eeuwsch koper
werk, ziedaar al wat er onder het gemeubelte belang
rijks voorkomt.
De »Noord-Hollandsche Oudheden'' vermelden nog het
volgende
»In de kerk bevindt zich een schilderij op paneel, uit
de zestiende eeuw, doch zeer beschadigd en hier en daar
door onbekwame hand overgeschilderd. Zij stelt voor een
zen. Hij was van oordeeldat het niet tot de onmoge
lijkheden behoorde om »Kragen" te vangenwanneer
men van de rotsen af een groote ijzeren ketting in zee
wierp met een scheepsanker eraan tot haak en een flink
stuk aas daaraan bevestigde.
Te dien tyde had er lang het gerucht geloopen door
heol Noordland, dat zich daar een nieuw wonderlijk schip
vertoonde. Er werd beweerd dat het zonder zeil voor
uitkwam doch alleen met rook en raderen en op zekeren
zomer had men het Skorp-eiland voorbij zien stoomen.
Eenigen tijd daarna had Morten zoo'n raderboot ge
fabriceerd die hij voortbewoog door een trapper, doch
de oude zesriems-boot van zjjn vader, die tot dit doel
was gebruiktliep toch nog harder met de riemen dan
met deze machine, die alleen als een zondagsch spelletje
moest beschouwd worden.
Marina was er zeer trotsch op, maar het viel minder
in Jon's smaak, omdat de menachen er over spraken en
het toch nergens voor diende.
HOOFDSTUK IV.
Finkrogen.
De naaste buren van Jon Zachariasen woonden op Ein-
nses in Finkrogen. De begroeide en overal ontoegankelijke
binnenkant van Skorps-eiland stuit daar op een nauwe
maar diepe zeeëngte dicht bij den naaktenzwarten
rotsenmuur op het vasteland.
Op de kleine landengte, die Skorp-eiland daar vormt
en die Finnres heetstond toen slechts een door een
Laplander gebouwde hut.
Die schuine, met steenen bezaaide grasvlakte was dan
ook de eenige plek, waar men nog een huis kon bouwen.
De Laplander zat daar in een kleine aarden hut. Het
dak rustte op een paar latten. De rook die daardoor