Tooneelcensuur. t; Honderd en tweede jaargang 1900. ZONDAG 4 FEBRUARI. FEUILLETON. Uit het Noorseh. Jonas Lie. NO. 15. Tweede blad. ALkM vmtHË comm. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alk m|a a r 1"0,80 franco door het rjjk f 1, 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Pr ij* der gewone advertentien Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven f r|a n c o aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer t 3. Het tooneel heeft altijd zijn vrienden en zijn vijanden, zijn begunstigers en zijn vervolgers gehad. Engeland verbood onder Cromwoll kort en goed alle schouwburgen; maar zulk een maatregel kon slechts tijdelijk zijn en vond geen navolging. Tot Lodewijk XIV zei Bossuet van het tooneel»il y a de grands examples pour, et de grandesraisonscontre. Niet het tooneel op zich zelf en in het algemeen was in uen regel het voorwerp der bestrijding maar de aard en de inhoud der stukken die er opgevoerd werden. De be zwaren waren van politieken of van godsdienstigen en zedelijken aarden de overheid word opgeroepen om aan de geschokte gemoederen voldoening te geven en te verbieden wai voor hot tooneel ongepast werd geoor deeld of om andere redenen niet kon worden toegelaten. Een merkwaardig voorbeeld van een verbod wegens onge pastheid van de stof voor het tooneel levert hier te lande \§pndel's Lucifer, waarvan reeds de tweede opvoe ring de laatste moest zijn. Het tooneel van dit treurspel was »in den hemel.'' Terwijl de drukpers zich aan de censuur heeft ont worsteld, en de schrijver alleen later wegens overtreding der wet ter verantwoording kan worden geroepenkan nog heden ten dage de opvoering van tooneelstukken worden voorkomen. Hier werkt het gezag der overheid preventief. Bekend is de bepaling van het tweede lid van art. 188 der Gemeentewet: «Hij (de burgemeester) waakt tegen het. doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdende vertooningen." Er is beweerd dat de bevoegdheiddie hier aan den burgemeester wordt toegekend moet steunen op plaatselijke verorde ningen. Wij kannen die meeniug niet deelen. Wel is dit in het algemeen het geval met de politie over de schouwburgen herbergen enz., die in het eerste lid van hetzelfde artikel aan den burgemeester wordt opgedragen; maar er is geen aanleiding om aan eenige gemeente verordening door den raad vastgesteld te denken nu aan dat eerste lid een zelfstandig tweede lid is toege voegd dat niets anders bevat dan den uitdrukkelijken last aan dan burgemeesterdien wij zoo even hebben weergegeven met de eigen woorden der Gemeentewet Hij waakt tegen het doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdende vertooningen.Wat er by de behandeling van de Gemeentewet is voorgevallen bevestigt deze meening. De Belgische Gemeentewet van 1836 bevat omtrent 5J VAN 14) HOOFDSTUK VII. De doekspeld. Marina was nu eene vrouw van middelbaren leeftijd en had hier en daar reeds een grijs haartje. Doch, ofschoon gebruind door het veeljarig verblijf op de scheren en niet meer slank, zou een vreemdeling toch dadelijk getroffen zijn door hare geregelde gelaatstrekken en iets niet-alledaagsch in haar voorkomen en hij zou gedacht hebben, dat zij in hare jeugd erg mooi moest geweest zijn. Jon was door de jaren en misschien ook wel door den ongnnstigen invloed van de warme puntmuts, eenigszins kaalhoofdig geworden. Zjju krachtig gelaat met de grijze oogen was zoo ge rimpeld en verweerd als de bruine scheren, waarover de zee spoelt en de storm loeit en zijne breedgeschouderde gestalte was gebogen en zijn gang slepend geworden zooals dat gaat met de strandbewoners van Noordland, die dat krijgen doordat zij een groot gedeelte van hun leven in de boot doorbrengen. Op zekeren dag, toen Marina met de kinderen in het prachtige zomer we r naar het eiland was om hooi te halen, zocht Jon iets in de groote kist, waarin ook Ma rina's bruidskleed lag en in oen van welker hoeken hij wat zilvergeld had liggen. dit onderwerp in art. 97 de volgende bepalingen (volgens de Nederlandsche vertaling) »De policie der schouwburgen behoort aan het collegia van burgemeester en schepenen het mag, in buitengewone omstandigheden, alle vertooning verbieden om de openbare rust te handhaven. Dit collegie voert de door den ge meenteraad gemaakte verordeningen uitvoor alles wat de schouwburgen aangaat. De raad zorgt dat er geene met de openbare orde strijdige vertooning gegeven worde.'' In dit artikel wordt uitdrukkelijk de uitvoering der gemeente-verordeningen, daar aan het college van burge meester en schepenen opgedragen, genoemd naast het verbieden van vertooningen in het belang van de open bare rust. Het was aan den ontwerper onzer gemeente wet zeker niet onbekend. Er werd in de Tweede Kamer aan herinnerd door den heer Wintgens, die voorstelde in plaats van het tweede lid van het ontwerp: «Hij (de burgemeester) waakt" eDZ. te lezen »De raad ver biedt hot doen" enz., en later dit amendement wijzigde, zoodat het luidde »De raad waakt tegen het doen van met de openbare orde of zedelijkheid stijdende vertoo- ningen." De minister Thorbecke zeide daarvan, dat de voorgestelde bepaling onuitvoerbaar zou zijn, een louter woord zon blijven, zonder wezenlijke uitvoering te kannen hebben. Volgens het amendement in zijn eersten vorm »De raad verbiedt", zou de gemeenteraad een verorde ning moeten uitvaardigen, waarin hij dergelijke vertoo ningen in het algemeen verbood, en dan zou de uitvoe ring van die verordening neerkomen op den burgemeester of op burgemeester en wethouders. Volgens het gewijzigd amendement zou de tekst der vertooningen vooraf ter lezing moeten liggen, voor zoover dit mogelijk was, want, onder «vertooningen" worden niet alleen tooneelvertooningen verstaan, opdat de leden vaa den raad individueel eene waakzaamheid in ieder bijzonder geval zouden kunnen uitoefenen." Het kwam den minister voor, dat het voor schrift in beide gevallen niet voor uitvoering vatbaar zou zijn en ons komt het voor, dat ieder die een poos heel lang is niet noodig over de zaak wil naden ken, het met hem eens zal wezen. Als er een macht moet zijn, die tooneelvoorstellingen kan verbieden, dan kan dit naar onze meening niet zijn de gemeenteraad, evenmin het college van burgemeester en wethouders, maar alleen de burgemeester, ten eerste omdat naar onze overtuiging een verantwoordelijkheid van dezen aard moet gelegd worden op een persoon en niet op een college, en ten tweede omdat het hier een zaak geldt van gemeente politie, en de burgemeester volgens onze Gemeentewet van die politie het hootd is; omdat het geldt de openbare Toen hij heelemaal op den bodem moest zoeken naar een zilverstuk, dat daar heengegleden was tusschen de kleerenvond hij tot zijne groote verbazing in haar tronwhoed een stukje papier en daarin een gouden doekspeld. Tegen het licht gehouden las hij daarin de letters T S en na eenig nadenken kwam hij tot de conclusie, dat dit de naam van niemand anders kon zijn dan van Thor Stuwitz, die, vóór hnn trouwen, getoond had, dat hij erg verliefd op haar wus, De voormiddagzon scheen door de geopende deur op den vloer en op de met roode bloemen versierde kist, juist op de geschilderde voorletters van Marina, terwijl Jon alleen thuis was, in diepe gedachten verzonken, zittende op den rand van de kist met de doekspeld in zijn hand. Zoo zat hij twee uur achtereen zijn blik werd steeds donkerder en ten slotte kwam er iets aschgrauws op zijn gelaat. Hij dacht terug aan den strijd, die zij in hun jeugd hadden moeten voeren, vóór zij elkaar hadden kunnen krijgen, hoe hij op haar vertrouwd had als op God, aan het heimelijke feest daar buiten op den fjord, toen zij terugkwamen van de kerk en al hare cadeaux hadden laten zinken en nu, na verloop van zooveel jaren, moest hij nog tot de ontdekking komen, dat er toch eene onwaarheid bij in 't spel geweest was. Jon zat dien dag op den rand van de kist en voelde hoe een gedeelte van de heerlijkheid zijns levens van hem wegvloeide. Hy had baar hart dus niet geheel en onverdeeld be zeten. Een oogenblik dacht hij eraan om haar op den man af om opheldering te vragen, doch hoe meer hij hier over peinsde, des te meer verdween de moed daartoe en ten slotte wikkelde hij het sieraad weer in het. oude stukje papier en legde het op de oude plaats onder den tronwhoed. Den geheeleii herfst was hij somber gestemd en weinig spraakzaam en Marina verwonderde er zich wel eens in stilte over, wat hem toch wel mocht schelen. orde, waarvan de handhaving aan den burgemeester is opgedragen. »Er is geen beter middel", zei Thorbecke bij de verdediging van deze bepaling, en wij gelooven nog altijd, dat er geen beter middel is. Het amendement van den heer Wintgens werd met 57 tegen 5 stemmen verworpen. lntusschen is de taak die hier aan den Burgemeester is opgedragen soms lastig genoeg. Het kan niet uit blijven dat er nu en dan onder de burgerij ergernis ontstaat, over tooneelvoorstellingen die niet worden verboden, of ontevredenheid over een verbod, dat som migen ongerechtvaardigd achten. Over hetgeen in dat opzicht de openbare orde of zedelijkheid vordertzullen de meeningen steeds niteenloopen. Vaste grenzen zijn niet te stellen en wat vóór eenige jaren ernstigen aan stoot gaf, zal wellicht beden slechts weinigen ergeren. Evenzeer zal in de eene gemeente veilig kunnen worden toegelaten wat in een andere gemeente om goede redenen wordt geweerd. Toen Jacob van Lennep »De Werken van Vondel" uitgaf omstreeks 1857, mocht vader Wille- bord in Gysbrecht van Aemstel niet alleen niet zeggen, dat de Kerk feest vierde »ter eere van Marye, Die suyere Moedermaeghd of Christus haeren Soon", maar zelfs niet verklaren te gelooven dat Gods Engel de vijanden had verdreven »Als 't heyr des Assyriers, die zijn vermeetle stem Hiskia hooren liet tot voor Jeruzalem." Het mooie gebed van Broer Peter mocht niet worden uitgesproken. De woorden »God", «Godsdienst", «Kristen", «Kiistelijk" werden door andere woorden vervangen en wel met zulk een onverbiddelijke consequentie dat het hartelijke «God lof' de plaats moest ruimen voor »'k Ben blijDit herinnert aan de Russische censuur van onzen tijd die bezwaar maakte tegen de uitdrukking «majesteit der natuur," als een soort van majesteitschennis jegens den Keizer, die alleen op dien titel aanspraak heeft. Bij de behandeling van het amendement van den heer Wintgens sprak Thorbecke van «onzedeljjke vertooningen die de publieke orde storen." Op dit verband zal gelet moeten worden. Ernstige openbare ergernisdie zich zelfs door ordeverstoring en heftige betoogingen zon kunnen uiten dient te worden voorkomen en dat hierbij ook met plaatselijke omstandigheden rekening behoort te worden gehouden, ligt in den aard der zaak. Daarom zouden wij ons niet kunnen vereenigen met het denkbeeld van een hooger beroep van de beslissing des Burgemeesters of met een voor heel het land geldende uitspraak. In hoeverre andere redenen van openbare orde, vreemd aan het gebied der zedelijkheidgewichtig genoeg geacht kunnen worden, om een verbod te rechtvaardigen, is een Omstreeks Kerstmis was Jon Zachariasen op reis naar den koopman te Sörströmen om hem zijn gedroogden visch te verkoopen en zijne inkoopen te doen voor de Kerstdagen. Het was Jon bang om 't hartewant nu het er aan alle kanten zoo donker voor hem uitzag, bestond er slechts een kleine kans, dat hij het gebruikeljjke crediet zou kuunen krijgen voor de dure uitrusting voor de wintervischvangst in Februari. Sedert den dag, toen hij die ontdekking gedaan had in Marina's kist, was hij in alles veel zwaartillender gewor len. Bij de vijf man in de vijfriemsboot bevond zich ook Morten. Jon zat als gewoonlijk aan het roer. Voor hun vertrek hadden zij de vischlijn nog eens op gehaald en daaraan een grooten hommerzalm gevangen, die een heeleu dorsch had ingeslikt, welke eerst aan den haak gebeten had. Dat beteekende zwaar weer, had Groote-Lars eens verteld en zijne woorden zouden maar al te zeer be waarheid worden. Iets verder op den voormiddag schoot de eene wind vlaag na de andere uit de bergkloven, zoodat zij ge noodzaakt waren onophoudelijk de zeilen te laten vallen en weer op te hijscben. En wat dien dag den storm nog gevaarlijker maakte was dat hij steeds meer oostelijk van land begon te waaien. Wanneer zjj niet in open zee wilden gedreven worden, een wissen dood tegemoetdan moesten zijniettegen staande de zware zeezoolang mogelijk trachten door kruisen vooruit te komen met bet eene zwaard neergelaten. Om weer onder land te komen als ze eenmaal daar vandaan geslagen waron, was teneenenmuJe onmogelijk. Het eerste niet lichte offer dat er gebracht moest worden, was, dat iedere eigenaar de helft van zijn visch overboord moest werpen. Door de koud en den wind werd de boot overdekt met een steeds aikker wordende laag ijswaardoor ze zwaarder werd en minder goed te besturen. Er kwam nog een gevaar bij. Een tijdlang bevonden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1900 | | pagina 5