Afgescheidennaar niet gescheiden. De üriemasier „Toekomst." No. 18 Eerste blad. Honderd en tweede jaargang, 1900 ZONDAG 11 FEBRUARI. FEUILLETON. Buitenland. Uit het Noorseh. Jonas Lie. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt O 1 n s d a g-, Doaderd ag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk f 1, 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Bliililli A B IA VI Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentlen Per regel fO,lft. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER en ZOON. Er is een tijd geweest en die tijd ligt nog niet zoo heel ver achter ons, waarin de Nederlandsche financiën steunden op de winsten die de gouvernementskofifieteelt in Indië afwierp. Wij konden onze nationale schuld ver minderen, spoorwegen aanleggen, vestingen bonwen enz. zonder alle kosten daarvan zeiven te dragen. Jaarlijks vielen ons millioenen in den schoot, die onze lasten ver lichtten en ons in staat stelden onze eigen huishouding in te richten naar deu eisch der tijden zonder den be lastingdruk in verhouding tot die uitgaven te gevoelen. Aan dien toestand, oppervlakkig besehonwd zoo gnostig, kleefden intnssehen ernstige nadeelen. Nederland was financiëel van Indië afhankelijk, en de inkomsten die het uit Indië ontving, waren uiterst wisselvallig. Zij hingen af van den meer of minder voordeeligeu koffieoogst, van den prijs die er op de Europeesche markt voor bedongen kon worden en van de vraag of er maar altijd goede koffiegronden op Java gevonden zonden worden, om de allengs uitgeputte, niet door bijzondere voorzorgen tegen de gevolgen van den roofbouw verzekerde terreinen te vervangen. In Indië zelf was de gedwongen arbeid in de koffietuinen voor het daarvoor bepaalde loon in sommige streken een drukkende last voor de bevolking, die van den reeds voor eigen gebruik nauw toereikenden grond zoowel als van haar tijd een niet gering deel in beslag zag nemen en tevens bleek steeds dringender behoefte te bestaan aan verbetering der middelen van gemeenschap door aanleg van spoor- en tramwegen en aan bevioeiïugs- werken om deu grond van het noodige water te voorzien voor de teelt van eigen voedsel, wilde men de sterk toenemende bevolking niet weldra aan gebrek zien bloot gesteld. Daarbij kwamen een sterke daling in de koffie, prijzen en de jaarlijksehe kosten van den eindeloozen oorlog in Atjeh. De Indische overschotten verdwenen en maakten plaats voor tekorten terwijl gelijktijdig belangrijke uitgaven in Indië onvermijdelijk werden. Er moest voor Indië worden geleend Tot dat keerpunt zijn we gekomen. Nederland is nu de geldschieter van Indië geworden, en op de Indische begrooting worden jaarlijk» de gelden uitgetrokken voor de rentebetaling en geleideljjke aflossing der door Neder land voor Indie geleden gelden. De vraag is herhaaldelijk gedaan, of in dien toestand kan worden berust. Wel hebben Nederland en Neder- landsch-Indie afzonderlijke begrootingen van uitgaven en inkomsten, maar een scheiding van beider financiën is ▼AM 17) HOOFDSTUK VIII. Bij Heggelnnd. Omtrent den »bodemloozen rijkdom" van Marcus Gjö Heggelnnd liepen er onder het volk veel praatjes. Men beweerde, dat hjj in de baDk te Tjrondhjem juist evenveel tienduizendtallen daalders op een rijtje had staan als hij vischwaters en aandeelen in kerken bezat en ieder jaar, als de tienden der kerken betaald werden, was zijn zolder vol zil vei geld. Iedereen wist, dat men welkom was in dat groote wit geschilderde huis met de vele van kleine ruitjes voor ziene vensters en den tuin ervoor. Deze tnin was om heind door een groen geschilderd hek en erin stond een vlaggestok met een paar koperen kanonnen aan den voet. De moeielijkheid bestond daarin om weer weg te komen, daar steeds zoo tot blijven genood werd. Met Kerstfeest was dit huis, alsof znlks vanzelf sprak, de vergaderplaats van allen in het districtdie des zondags een frak droegen. Dan was daar een steeds afwisselende visite vanaf de feestdagen tot den twintlgsten dag daarna en dikwijls nog langer. Men noemde wel steeds Marcns Heggelnnd doch be doelde daarmee zijne vrouw, die, nu meer dan vijftig jaar nog niet tot stand gekomen. De wet die het beheer der Indische financiën regelt, sp'eoKt nog altijd van bijdra gen'' van Indie aan dé rijks-middelen, ofschoon er feitelijk jn de laatste jaren niets is bijgedragen. Herhaaldelijk is de proef genomen om bij de wet de bijdrage vast te stellen, door Nederlandsch-Indië jaarlijks te betalen tot tegemoetkoming in de uitgaven op deNederlandsche begroo ting, die voor een deel geacht zouden kannen worden ook ten behoeve van Indië te strekken maar altijd is die poging mislukt, en er is raden om zich in de tegen woordige omstandigheden daarover voor Indië te ver hengen, omdat, zooals reeds is opgemerkt, bjj gebreke van een wet die het bedrag bepaalt, de bijdrage sinds jaren alleen pro memorie wordt vermeld. De moge lijkheid is zelfs niet uitgesloten, dat Nederland op zijn beurt een bijdrage zou behooren te leveren tot bestrij ding van uitgaven die steeds ten laste van Indië worden gebracht, b.v. in de kosten van een oorlog als die in Atjeh of tot rente betaling en aflossing van ten behoeve van Indië geleende gelden. Mocht dit ooit onvermijdelijk worden, Nederland zou het zich moeten getroosten en zich herinneren wat het in vroegere jaren van Indië heeft genoten. Omtrent een of ander zon thans moeilijk iets bepaald kunnen worden. Voor Indië is het niet te hopen, dat zijn geldmiddelen van dien aard worden, dat tot het verleenen van znik eeu bijdrage de noodzakelijkheid ontsta en voor Nederland, dat op eigen terrein nog zooveel heeft te doeff, zoa zulk een bijdrage, tenzij bij een enkele uitzondering een niet te dragen last zijn. Gelukkig behoeft er niet aan te worden gewanhoopt dat Indië genoeg zal kunnen opbrengen om de uitgaven te bestrijden, die tegenwoordig op ziju begrooting worden gebracht. Het is de dringende plicht van Nederland zijn beheer zoo in te richtendat deze toestand zoo spoedig mogelijk worde bereikt en nauwlettend zal het inmiddels moeten toezien, dat het niet of niet geheel ten laste van Indië brengt, wat niet of althans niet geheel' op zijn begrooting thuis hoort. Terug te geven wat tijdeus een vroeger, thans gelukkig verlaten stelsel recht streeks nit in Indië gewonnen geld genoten is, kan niet tot onze verplichtingen worden gebracht en zon daaren boven de draagkracht van het Nederlandsche volk te boven gaan. Moet echter het tegenwoordig oogenblik nu er in Indië tekorten zijn inplaats van overschotten ongepast geacht worden om de beide huishoudens door de wet te verplichten hun eigen uitgaven te dragen éêa ding dient althans vast te staan, en gemkkig big kt daaromtrent ook inderdaad geen verschil van gevoelen meer te tmerschan dat Nederland voor goed heeft af te zien oud met voorname grijze krullen in het haar, in plaats van de vroegere zwarte de gezelschappen in hnis leidde en daarenboven nog veel meer in het district. Allen waren het daarover eens dat men geen gezel liger hnis en geen vriendelijker menscben aantrof, dan de Heggelnnds. Op hare manier hield mevrouw Heggelnnd streng orde in haar huis. Zij stelde eene eeaigszins pralende eer in de groote vlijtwaarmee zij steeds haar heir vau dienst boden aan het werk wist te zetten. De bedden voor de gasten waren geheel in hnis klaar gemaakt en de kussens gevnld met het fijnste eiderdons van Heggelnnd's eigen vogeleilanden. In de eetzaal stond de tafel ongeveer den geheelen dag gedekt en de huishoading binnen en buiten huis werd elk apart bestuurd door een huishoudster. De kamers oDcboon groot voor dien tijd, zouden toch niet voldaan hebben aan de eischen vau thans. Zij waren tamelijk laag van verdieping met gewitte balken gebo gen door hun gewicht en op de kleine ruilen kou men lezen, meer onderhoudend dan sierlijk, de namen der gas ten, die deze daarin met ring of doekspeld gekrast hadden. Overigens zeide men van Heggelnnd zelf, dat hij, ge durende den tijd dat er geen gasten in hnis waren slecht gehumeurd wasdoch daarvan merkten de vreem den zoo goed als niets. Door zijne royale weldadigheid en gastvrijheid veree- nigde Marcus Heggelnnd twee bepaald noordlandsche eigenschappen die hem daar in het Noorden tot een volksviiend moesten maken. Het district gevoelde zich als 't ware maatschappelijk gerepresenteerd door zijn huis. Ook ging het praatje hoe beleedigd de Heggelnnd's geweest waren toen de stoomboot »Oonstitntie" voor het eerst naar Noordland kwam en zoo maar hnn handels plaats voorbij stoomde waar men met vlaggen en saluut schoten alles had ingericht tot een feestelijke ontvangst van chef en passagiers. De bedden voor de gasten waren reeds in gereedheid gebracht en alles berekend op een verblijf van minstens drie dagen. van eenige bijdrage nit Indië ten behoeve van zijn eigen hnishonding. DUITSCMjASTD. De Rijksdag heeft een aanvang gemaakt met de eerste lezing der vlootwet. Hoezeer de Engelsch-Afrikaansche oorlog vooral door het inbeslag- pemen van Dnitsche mailbooten, getoond heeft, dat het Voor Dnitschlana zaak is niet slechts aandacht te wijden aan de strijdkrachten te lande, maar ook voor een vloot te zorgen, die het grooto Rgk en zijne belangen be hoorlijk ter zee kan vertegenwoordigen en handhaver, ziet 'ter voor 's Keizers geliefd plan op '»t oogenblik verre van gunstig uit. Vóór het ontwerp verklaarden zich slecht9 de conservatieven en de nationaal-liberalen, welke beide partijen te zamen over 124 van de bijna 400 stemmen beschikken. De sociaal-democraten (56 stemmen) en de vrijzinnigen (40) zullen tot geen prijs voorstemmen, doch de woordvoerder van het Gentrnm, hoewel tegen dit ontwerp sprekende, verklaarde zich althans bereid tot onderzoek in de begrootings-commissie. Eeu eerste lezing beslist niet, maar toch blijft het twijfelachtig, of men een meerderheid zal kunnen vinden voor plannen, die 60 70 millioen gulden znllen kosten. ENfEEEAWO. Redmond's amendement op de troon rede is met 88 tegen 368 steramen verworpen. Namens de Ieren stelde Redmond voor dezen onreehtvaardigen oorlog onverwijld te doen eindigen. Het was te voorzien, dat voor een dergelijk amendement zelfs geen groote minderheid te vinden zoude zijn, slechts de partg- genooten van den leider stemden voor. In het Lagerhuis deelde de onderminister van oorlog, Wyndham, den 8 mede, dat besloten is tot de uitzending van nog 17 militiebataljons en dat 3000 man der »veo- manry" alsnog zijn opgeroepen, en znllen worden uitge zonden. Hierdoor zal de totale sterkte der Engelsche strijdmacht in Znid-Afrika gebracht worden op 194,000 man. Van doze 194.000 man worden slechts 90.000 goaeht gevechiswaarde te hebben. ZI1IU-AFR1KA. Nog steeds is men in 't onzekere wat er eigenlijk aan de Toegela voorvalt. Terwijl de be richten der Boeren 't doen voorkomen als waren de Engel sehen teruggeslagen naar de zuidzjjda der rivier, met uitzondering eener afdeeling onder generaal LyitletoD, die aan de noirdzijde een on beteeken en j kopje bezet hondt, melden de Engelsche telegrammendat Buller's zege tocht naar Ladysmith een aanvang heeft genomen, en dat de teruggeworpen macht slechts een schijnaanval bedoelde. In elk geval scüijnt deze »schijnaanval" den Britten 230 man gekost te hebban. Het feit, dat de Regeering te Londen sedert niets meer gepubliceerd heeft, (de over tocht had Dinsdagmorgen plaats) doet vermoeden dat het resultaat niet schitterend is geweest, en men het volk op de slechte tjjding wil voorbereiden, door eerst de berichten van Boerenzijde door te laten, alvorens zelve de waarheid bekend te maken. Sedert dien dag, toen de stoombooten zich zoo onveree- nigbaar toonden met de Noordlandsche gebruiken van hniselijkheid en gastvrijheid was Heggelnnd steeds van meening, dat zij de visschen zouden verjagen. Tevens beweerde hij dat hg met zijn beste vijf- mansboot bij een gunstigen wind dat heele wonderding" voorbij zon zeilen. Dit kunststuk volbracht hij reeds den volgenden zomer, toen de gelegenheid juist gunstig was. Op een afstaod van drie mjjlen binnen de scheren van K naes tot Andholmen, waar hij tronweris de stroo mingen veel beter kende, dan de kapitein van de stoom boot, zeilden hij en zijn neef Andreas met gunstigen wind de Constitutie" beslist voorbij. Dat het stoomschip het aldns had moeten afleggen tegen een noordlandsche zeilboot, werd beschouwd als een patriotische zegepraal, zoowel door hoog als laag en de naam van Marcns Gjö Heggelnnd werd met nog meer glorie omgeven. Elias Róst, die dichtbij woonde in een klein plaatsje, dat Andersvigen heette en die de bouwmeester van die boot was, oogstte ook van wijd en zijd veel eer daarvoor in en Heggelnnd zond hem een zilveren beker. De lange, manke Elias Róst met zijn krakken en de vreemde koperen tabaksdoos, die voor winkelhaak en voor duimstok kou dienen, was voor zijn doen een vrij merk waardig man. Als bootmaker had bij nn reeds bijna dertig jaar in die streken verkeerd en werd als een meester in zijn vak besehonwd. Zooals velen daar in het Noorden sedert den dood van Peder Das, dichtte hij verzen, zoowel godsdienstige als andere. Deze werden dan in Bergen gedrukt, waar ze door de noordlandsche vissehers gekocht werden, wanneer die daar met visch kwamen. Diegenen, waarop hij het niet begrepen had, vreesden zijne scherpe tong doch men wist ook, dat bij het zoo erg niet meende, wanneer hij eerst maar zijn hart eens lucht had gegeven. Hij was peet over het halve dorp en had altijd een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1900 | | pagina 1