De driemaster „Toekomst
No. 37 Tweede blad. Honderd en tweede jaargang. Woensdag 28 Maart 1900.
Amsterdamsche Brieyen.
FEUILLETON.
Uit liet Noorse li.
Jonas Lie,
ALKMAABSCHE COtHAVI.
VIII.
De jaarvergadering van den Alg. Wed. Diamant-
bewerkersbonddie in de afgeloopen week op niet
minder dan vijf dagen beslag legde, had ditmaal wel
onder zeer bijzondere omstandigheden plaats. In de dia
mant-industrie zijn de ups and downs niets vreemd, maar
zoo'n malaise als thans heerscht tengevolge van den oor
log in Zuid-Afrika heeft men toch in vele jaren niet ge
kend. Kimberley is nu echter ontzet, het syndicaat te
Londen houdt niet meer alles vast, al is dan ook hetgeen
't loslaat van de aller-inferieurste soort, de liefdadigheid
doet zeer veel voor de werkloozen ziedaar een groot
aantal lichtpunten, waaraan 't dan ook zeker is toe te
schrijven, dat op de jaarvergadering betrekkelijk weinig
van een gedrukte stemming was te bemerken. Er werd
levendig gedebatteerd en gecritiseerd, zoodat er voor den
voorzitter, den heer Henri Polak, dikwijls heelwat stuur
manskunst noodig was om de woorden-stroomen binnen
zekere perken te houden.
Men weet, dat er in ons land geen werkliedengroep
bestaat, die zoo krachtig is georganiseerd als de diamant
bewerkers. Dat verschijnsel steunt op verschillende fac
toren. Vooreerst vindt men de werklieden in dit vak
bijna uitsluitend te Amsterdam en hoe minder een kudde
verstrooid is, das te gemakkelijker is 't voor de herders
om zich te doen gelden. Verder is 't bij de diamant-indu
strie niet als in zooveel andere vakken, waar de ver
diensten nooit toelaten groote bedragen af te zonderen
voor reservefondsen, weerstandskassen enz.; is er werk,
dan wordt er ook flink geld verdiend en kan de op zich
zelf hooge Bonds-contributie zonder veel bezwaar worden
betaaldin het afgeloopen jaar werd door de gemiddeld
5850 betalende leden zelfs nog een som van f 186.012.45
bijeengebracht, een inderdaad prachtig cijfer. Eindelijk
mag niet vergeten worden, dat de leiding van den Bond
is toevertrouwd aan mannen, die de belangen van het
vak door-en-door kennen en bovendien veel studie heb
ben gemaakt van de sociaal-economische beweging in
ons land en het buitenland, waaruit zij lessen putten ten
bate van de eigen vereeniging. In het bijzonder geldt
dat van den voorzitter, den heer Henri Polak, wiens
bekwaamheden door vriend en vijand worden erkend en
van wien men in de toekomst nog wel meer zal hooren.
De heer Polak is een der bekende figuren uit de
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Hij genoot het
Lager Onderwijs zonder meer en ging al jong bij het
diamantvak, waar hij zich de reputatie wist te verwerven
van een knap werkman (werksman heet 't eigenlijk in
den mond des volks). Na den arbeid van den dag ging
hij niet rusten dan ping hij zich wijden aan zijn geeste
lijke ontwikkeling. Eerst leerde hij vreemde talen, waarbij
zijn vlugge geest hem uitmuntend te stade kwam. Het
Pransch, Duitsch en Engelsch is hij volkomen meester,
zoodat hij meermalen als tolk fungeerde bij voordrachten
van vreemdelingen, terwijl ook een aantal uitmuntende
vertalingen van zijne hand het licht hebben gezien. Hij
was daardoor ook in staat de werken der maatschappe
lijke hervormers uit het buitenland in het oorspronkelijke
te bestudeeren en daaruit leerde hij veel, wat hem te
pas kwam bij de oprichting van den A. N. D. B. Moeilijke
jaren heeft deze Bond meegemaakt. Onafgebroken had hij
strijd te voeren, niet alleen tegen de werkgevers om van
hen een behoorlijk loon vastgesteld te krijgen, maar ook
tegen zijn eigen leden, bij wie de achterdocht dikwijls
grooter bleek te zjjn dan de standvastigheid, wanneer de
overwinning niet zoo grif behaald werd. Voor heete
vuren kwam Henri Polak te staan en soms scheen 't
wel, alsof alles wat met zooveel zorg was opgebouwd
ineen zou storten onder den druk van de onverzettelijke
VAN
32)
Hoe koud hot 's nachts was, bleek uit de mierenhoopen,
die door de vorst met steeds dikker ijs bedekt werden
en nit den dichten rijp, die zich in duizende kleurscha-
keeringen zette op de steenen en de fijne draden van
het mos. Het morgen- en avondrood neemt met wonder
lijke, goudgerande wolken op dezen tijd van het jaar
een groot deel van den dag in en geeft aan alles een
eigenaardig coloriet, dat alleen in de poolstreken voor
komt.
Beneden in de dalen schitterden de berken in de
matte, schuin-vallende middagzon.
Wanneer een rendier even aan het loof knabbelt of
zich toevallig beweegt bij het passeeren van zjjn mees
ter, of wanneer een opgeschrikt sneeuwhoen wegvliegt,
dan laten de witte takken een regen van geelgeworden
bladeren vallen.
In deze bedenkelijke dagen was Mathias Nutto in een
mindet goed humeur en de hulde, die hij anders aan
Zilver-Sara beweesscheen op het oogenblik niet groot
te zijnof omdat hjj meendedat zij hem had bloot
gesteld aan de boosheid van den een of anderen berg
geest of omdat zij onwillig was om het weer te ver
anderen.
In den drang zijns harten om zich eens uit te spreken,
vertelde hij op zekeren dag aan Morten dat zijn over
leden vrouw het weer had kunnen »draaien" en door
mist en sneeuwjacht heen den weg had kunnen wijzen
wanneer zelfs de meest ervaren borgfin geen raad meer wist.
Zilver-Sara zag er in dezen tjjd bjjna heksachtig wild
juweliers, 't Bleek echter altijd, dat, wanneer door hem
moest worden toegegeven, dit was te beschouwen als een
reculer pour m\'mix sauter en het eindresultaat is geweest,
dat de Bond thans een positie inneemt, die een ware
weldaad is voor het vak. Den werklieden verzekert hij
een flink loon, 4e werkgevers stelt hij in staat dit uit
te betalen door allen onder dezelfde omstandigheden
te plaatsenzoodat onderlinge concurrentie, waarvan
altijd de werkman het slachtoffer is, zoo goed als geheel
is buitengesloten. De leden zijn ervan overtuigd, dat zij,
dank zij den Bond, de toekomst met veel minder zorg
behoeven tegemoet te gaan dan wanneer zij aan hun
eigen lot waren overgelaten en de meerderheid van de
juweliers, al liggen zij soms met den Bond overhoop,
zou toch niet graag de organisatie zien opgeheven, omdat
daardoor de vroegere onderkruiperij van de eigen vak-
genooten opnieuw welig zou gaan tieren.
Kan 't anders, of een dergelijke posit'e moet leiden
tot een zeker eigenmachtig optreden tot een handelen
in de richting, die teen zeker weet dat de beste is, niet
uit lust tot despotismemaar door de wetenschap dat
er gevallen zijn waarin men met ruimeren blik den
stand van zaken overzietzoodat 't beter is het gros
der leden, dat bevangen is door een momenteelen indruk,
er buiten te laten. Om een krachtige organisatie voor
waarts te stuwen komen er oogenblikken waarop men
zijn eigen democratische grondbeginselen geweld moet
aandoen en handelen gelijk een Keizer. Aan die nood
zakelijkheid is ook de heer Henri Polak niet altijd kunnen
ontkomen.
Zoo o. a. nog eenige maanden geleden. De nood onder
de diamantbewerkers was hoog, er werd in vele gezinnen
gebrek geleden, de liefdadigheid deed nog weinig in de
kas van den Bond bevonden zich vele duizenden guldens.
Dat geld was wel-is-waar bijeengebracht om den Bond
te kunnen doen beantwoorden aan zijn ware bestemming,
namelijk die eener strijdende arbeiders vereeniging, maar
zoo kon men telkens hooren redeneeren nood breekt
wet en waarom zou men oppotten voor toekomstigen
strijdwaar de eisch van het oogenblik was om den
mond der verarmde vakgenooten open te houden. Had
Polak toen gevolg gegeven aan den aandrang om een
Bondsvergadering bijoen te roepen ten einde de leden
zelf uitspraak te laten doen ongetwijfeld zouden dan
de hotgerigen, leniging van den oogenblikkeljjken kommer
stellend boven het vakbelang in het verschiethebben
weten gedaan te krijgen, dat bij stemming was besloten
om de fondsen van den Bond voor philanthropisehe doel
einden beschikbaar te stellen. Dat begreep Henri Polak
en beseffende, dat aldus aan de organisatie onnoemelijke
schade zou worden toegebrachtriep hij de Bondsver
gadering niet bijeen hij trotseerde de vaak scherpe aan
merkingen en insinuaties der kortzichtigen en zoo redde
hij, wat voor een vakvereenigiug gaat boven het
materieel belang. Had de Bond geofferd wat hij bezat
dan zouden de lieldadigen met hunne mobilisatie
gewacht hebben totdat deze fondsen waren uit
geput nu hebben zij zich eerder den nood aange
trokken en wanneer eerlang het werk terugkeert, staan
de werklieden niet als een machtelooze, berooide schare,
die alles heeft te accepteeren wat men haar aanbiedt.
Dan is het geld van den Bond er om te zorgen, dat na
den schralen tijd een vette periode aanbreekt.
Uit den aard der zaak waren er op de jaarvergadering
wel enkelen, die er Po'ak een verwijt van maakten, dat
hij zoo despotisch was opgetreden, maar dat waren slechts
zwakke klauken, want de meerderheid der denkende ar
beiders moet wel beseffen, dat 't voor den Bond een zegen
is iemand van zoo vasten wil en zoo ruimen blik aan
het roer te hebben. De verdediging zijner houding viel
den voorzitter dan ook zeer gemakkelijk. En niet minder
uit zooals zij daar liep in haar wijden mantel en met
de grijze haarlokken om het geleingevallen gelaat
waarin de oogen brandden met een onheilspellenden gloed
en met haar kromme gestalte leunend op haar stok.
Zij hield zich afgezonderd van de anderen en kon uren
lang roudloopen, zingende en in zichzelf mompelende.
Vermoedelijk voelde zij, wat men van haar verwachtte
en dat haar crediet in bestendig gevaar verkeerde.
Morten was het nog niet met zich zelf eens of zij hem
eigenlijk wel met goede oogen aanzag of niet.
Den eersten dag had zij hem op vrieudelijken toon
gezegd, dat hij er zoo fjjn en zoo blond uitzag en dat
zij geluk las in zijn gelaat; doch nu hield zij zich van
hem verwijderd en hij vernam van een van Mathis Nutto's
schoonzoons dat zij zoo iets gemompeld had als zou de
tegenwoordigheid van een vreemdeling geen gunstigen
invloed uitoefenen op de reis.
Hij kreeg een duister voorgevoeldat men hem de
schuld van de vorst zou geven, wanneer dit weder aanhield.
Op zekeren namiddag was zij plotseling begonnen met
rare gebaren te maken voor de deur van Mathis Nutto's
tent. Zij had den runen staf in de hand en voorspelde
eene spoedige verandering van het weer en daarbij was
ze erg verontwaardigd geweest over Mathisdie volgens
hare bewering den een of anderen berggeest minachtend
behandeld had.
Dien avond hadden in de tent van Mathis Nutto eene
menigte ceremoniën plaats, waarbij noch Morten Jonsen,
noch een der bewoners van de andere tenten tegenwoor
dig mocht zijn. Daarbij werd brandewijn gedronken en
door de gezamenlijke bewoners van de hoofdtent gezongen,
totdat het tijd was om te gaan slapen.
De brandewijn liet niet na zijne uitwerking te doen
gevoelen bij de verschillende personen, die om het vuur
zaten. Zij waren erg vroolijk en Morten kreeg den indruk,
dat zij een vreugdefeest vierden, voor welks eigenlijken
aard men niet recht goed wilde uitkomen. De oude
Mathis zat den geheelen tijd eenigszins in zichzelf ge
keerd op zijn gewone plaats en kauwde wat op zijn
stompje pjjp.
energiek verweerde hij zich tegen het verwijt, dat het
Bondsbestuur meer en meer de afdeelingsbesturen buiten
de Bondszaken hield en te veel van bovenaf decreteerde.
Duidelijk deed hij daarbij uitkomen, dat het lidmaatschap
eener welgeordende organisatie met zich brengt een offer
aan de individueele onafhankelijkheid. Men had zich te
houden aan de bepalingen der reglementen en statuten
en die moesten worden nageleefd, ook al druischten zij
soms in tegen het persoonlijk gevoelen van den een of
ander. Geen kracht zonder tucht 1 Wanneer iemand de
voordeelen wil genieten van een machtige vabvereeniging,
moeten zijne wenschen zich regelen naar ^die van de
meerderheid wilde ieder zijn eigen zin blijven volgen,
dan speelde men daarmee in de kaart van hen, wier op
permacht juist door de organisatie der werklieden is geknot.
In dien zin sprak de heer Polak en dat hij daarvoor
zoo openhartig uitkwam, legt opnieuw een gunstig ge
tuigenis af van zijn karakter. De werklieden hooren niet
graag zoo iets, maar 't was de absolute waarheid en die
mocht hij hun niet onthouden. Voor het ouaangenaam-
klinkende daarvan zochten enkelen troost in het ietwat
wraaklustige genoegen om een ballotje op te werpen van
de hooge bezoldiging der Bestuurderen en een formeele
poging werd gedaan om daarop te beknibbelen. Dezelfde
Henri Polak, wiens daden getuigenis aflegden van zijn
verren gezichtseinder, moest toen daartegen opkomen,
wel een verdrietig werk, dat in hem stellig een ver
zuchting heeft moeten doen oprijzen over de ondank
baarheid van zoo menigen arbeider. Had hij echter ge
zwegen, dan had men niet kunnen weten, welk besluit
de vergadering nam en conflicten zonden maar zijn ge
boren, die in deze dagen wel voor alles behooren te
worden vermeden. Met zekeren weerzin toonde hij de
onbillijkheid van het verwijt aan en gelukkig had hij
toen de voldoeningdat de a eerderheid hem in het
gelijk stelde.
Ziehier overigens een niet gering gevaar waaraan
iemand zich bloot stelt, die zich geheel wijdt aan het
vereenigingsleven. Men zegt wel, dat vorstengunst niet
is om op te bouwen, maar toch is deze grondslag nog
hecht in vergelijking met de volksgunst. Nu bekleedt
Polak een niet onvoordeelige positie, dank zij het ver
trouwen van zijne mede-arbeiders, maar de meeningen
kunnen keeren en vooral, wanneer de jaloezie haar netten
uitspreidt, worden zoo velen daarin gevangen. Er is
maar één stemming noodig op een jaarvergadering of
zelfs maar gewone Bondsvergadering om hem van zijn
voetstuk te halen en dan verkeert hjj in nog veel on
gunstiger conditie dan de minst bekwame van al de
leden. Handenarbeid moet onderhouden worden en wanneer
Polak jaren lang alleen met het hoofd had gearbeid, zou
er groote kans aanwezig zijn, dat hem de handen ver
keerd stonden, wanneer hij daarop weer werd aange
wezen. Maar zelfs al was hij een nog even bekwaam
handwerksman gebleven als vroeger, dan zou hij gevaar
loopen, dat de werkgevers, die door hem als voorzitter
van den Bond meermalen werden gecontrariëerd, hem al
hun macht lieten gevoelen door hem bij het uitgeven
van werk buiten te sluiten. Vooral in de eigenaardige
wereld der diamantbewerkers is zoo iets heel gemakkelijk.
De heer Polak heeft dat ook zeer goed ingezien en, naar
wjj meenen, heeft bij in de vorige jaarvergadering erdoor
weten te krijgen, dat hem en zijn mede-leden bij een
eventueel aftreden een pensioen uit de Bondskas moet
worden toegekend. Hoe dat in details is geregeld, weten
wjj niet, maar wel hebben wij meermalen gehoord, hoe
ook weer uit dezen volkomen gerecht-vaardigden veilig
heidsmaatregel door de tegenstanders van den heer Polak
politieke munt is geslagen. Ook hieruit ziet men der
halve weer, dat de leiding eener machtige vakvereeniging
niet is het voortschrijden op een pad van rozen.
Hoe veel listig verstand lag er niet uitgedrukt op
dat echte finnen gezicht, met het breede lage voorhoofd,
de scheeve bruine oogen, de vooruitstekende wangbeen
deren en de spitse kin
Bij het avondeten kwamen er behalve het rendier-
vleesch en het gewone eten ook nog extra-gerechten
op tafel, lekkernijen, die een der schoondochters klaar
maakte.
De actiën van Zilver-Sara waren klaarblijkelijk weer
gestegen, nadat zij weersverandering voorspeld had.
Den volgenden dag leek het daar echter nog niet
naar, want die was koud en helder gelijk de vorigen.
Zilver-Sara was dan ook prikkelbaar en onrustig, ter
wijl op de gezichten der anderen de grootste spanning
te lezen stond.
Iets verder in den namiddag werd zij echter rustiger
en scheen zij zeker van haar zaak te zjjn.
Des avonds, toen degenen, die geen wacht hadden bij
de rendieren, om het vuur zaten te praten, bracht Mathis
Nutto het gesprek op Groote-Lars, dien hij te Skorpen
gekend had en Morten vertelde toen, dat Lars bij zijne
ouders gewoond had en de vriend zijner jeugd geweest
was. Op verzoek vertelde hij ten slotte ook nog hoe Lars
om het leven gekomen was.
Toen had men Zilver-Sara moeten zien. Eerst had zij
op een grooten afstand gezeten in de schaduw, doch nu
kwam zij voetje voor voetje nader bij den spreker, ge
leund op haar staf. Ademloos bleef zij bij hem staan
luisteren. Daar bleef zij stil staan nog langen tijd, nadat
het verhaal reeds uit was.
Morten kon den indruk maar niet kwijt worden dien
dit op hem gemaakt had.
Eeu gedeelte van den nacht lag hij wakker. De lamp
met rendiervetwaarbij een bies dienst deed voor pit,
hing aan een der daksparren en verspreidde een zwak
licht boven de stookplaats waar het vuur was uitge
doofd, verschillende kleederen hingen te drogen en de
een of andere hon 1 zacht snorkend in de warme asch
lag te slapen. De dichte rook, die er gewoonlijk heerschte,
was nu opgetrokken naar het dak van de tent.