De triple alliantie.
SCHULDIG?
No» 57.*»ee«|e
Honderd en tweede jaargang. Zondag 13 Mei 1900.
Feuilleton.
J. Faber.
ALkNAARSCHE COURANT.
Ruim twintig jaren sinds 1879 bestaat reeds het
verbond tnsschen Duitschland en Oostenrijk-Hongarije
tegen een mogelijken aanval van Frankrijk of Rnsland
en sedert 1883 is het door de toetreding van Italië tot
een drievoudig verbond geworden. Ongetwijfeld heeft het
er toe bijgedragen den vrede in Europa te handhaven.
Het heeft op moeielijke oogenblikken Frankrijk in be
dwang gehouden en ofschoon dit volk, gedrukt door een
droevig gevoel van verlatenheid verademing en troost
heeft gevonden in het bondgenootschap met Rusland
waardoor het de overtuiging ontving van weer mee te
tellen en zjjn plaats te hernemen onder de groote mo
gendheden een bedreiging van den vrede is dat nieuwe
verbond zeker niet. Het vormt een tegenwicht tegen den
anders te overwegenden invloed van den driebond maar
dat de Russische bondgenoot niet te vinden zou zijn voor
een poging om de verloren Fransche gewesten weer aan
Duitschland te ontrukken daarvan is men te Parijs nu
wel overtuigd. De verhouding tusschen de beide bond
genootschappen is dan ook niet bepaald vijandig elke
verbonden mogendheid ziet er een versterking in van haar
veiligheid een vergrooting van haar invloed kracht
bijzettende aan de aanspraken die zij bij internationale
onderhandelingen kan doen gelden, het gewicht verhoo-
gende van haar stem, waar onderlinge regelingen ge
troffen moeten worden, maar oorlogzuchtig is thans geen
van alle, noch op zich zelve, noch in vereeniging.
Om den ouderlingen vrede te bewaren, moest in veel
onrecht en ellende worden berust, de vrijheid van elke
mogendheid in het bestuur binnen haar eigen grenzen
zooveel mogeljjk worden geëerbiedigd, en moesten de
zwakkere mogendheden in toom gehouden worden. Zoo
moest Griekenland bukken voor Turkije, zoo bleven de
gruwelen in Armenië ongestraft, zoo heeft het maanden
en maanden geduurd, eer op Kreta voorloopig althans
een betere toestand in het leven kon worden geroepen,
en zoo had Noord-Amerika vrij spel tegen Spanje, evenals
thans Engeland tegen de Zuid-Afrikaansche republieken.
De meerderjarigheid van den Dnitschen Kroonprins
heeft opnieuw de aandacht gevestigd op het vroeger
zoo veel besproken drievoudig verbond. Men kan den
Dnitschen Keizer moeilijk beschuldigen van te groote
soberheid en gebrek aan warmte in zijn uitdrukkingen
Dat een Kroonprins, in goede gezondheid naar lichaam
en geest en in beide opzichten goed ontwikkeld, zijn
achttienden verjaardag mag vieren, is op zich zelf voor
Keizer en volk een heugelijke gebeurtenis. Niet vreemd
is het, dat wanneer die Kroonprins vermoedelijk een
maal Koning van Pruisen en Keizer van Duitschland
zal zijn, Enropeesche vorsten van hun belangstelling doen
blijken. Hier was de Keizer van Oostenrjjk in persoon
overgekomen, de Kroonprins van Italië was tegenwoor
dig, onder de overige vorstelijke personen ontbrak ook
niet een Engelsche prins, en andere mogendheden hadden
door bijzondere vertegenwoordigers den luister der plech
tigheid verhoogd. Dit gaf den Keizer aanleiding om in
dit familiefeest een wereldhistorische gebeurtenis van
den eersten rang'' te zien. Aan een verheugden vader
kan veel worden toegegeven, maar weinigen zullen be
reid zijn een zoo groote beteekenis te hechten aan het
geen toch inderdaad niets anders was dan welwillende
beleefdheid. In denzelfden toaststijl sprak de Keizer over
het drievoudig verbond. Wij willen aannemen, dat over
het algemeen ook de drie natiën, de eene iets meer dan
de andere, met dit verbond zijn ingenomen, maar ge-
looven toch, dat zij het heel wat kalmer opnemen dan
de Duitsche Keizer, die meende te kuunen zeggen, dat
de harten der drie volken eendrachtiglijk kloppen.
In Oostenrijk-Hongarije stellen zeker de Duitschers het
verbond op hoogen prijs, on van de Hongaren kan wel
hetzelfde gezegd worden maar dat de Polen, Slaven en
Tsechen in de Oostenrijkseh-Hongaarsche Monarchie in
die ingenomenheid deelen mag worden betwijfeld. De
nieuwe wetsvoorstellen omtrent het gebruik der verschil
lende talen voor de Duitschers in hoofdzaak bevredi
gend kunnen de Tsechen niet voldoen en zjj heb
ben besloten ze zoo mogelijk te keeren. Men weet, tot
welke middelen dan de toevlucht wordt genomen om
de behandeling der ontwerpen te vertragen en zoo mo
gelijk te verhinderen, en welke ergerlijko tooneolen daarvan
het gevolg zijn, totdat volslagen wanorde de sluiting der
zitting onvermijdelijk maakt. De bezwaren, die de re
geling van het gebruik der talen en de verdeeling van
Boheme met zijn gemengde bevolking in taaidistricten
ondervinden, zijn van dien aard, dat meer en meer aan
een bevredigende oplossing gewanhoopt wordt, en de
vrees voor een verscheuring der eenheid van den staat
toeneemt, wanneer men denkt aan den dood van den
weldra zeventigjarigen monarch, die door zijn persoon
lijken invloed den zwakken band tusschen de verschil
lende volksstammen van zijn rijk in wezen wist te hou
den. De Duitschers mogen er zich op beroemen, dat zij
tot do welvaart en de ontwikkeling der monarchie het
meest hebben toegebracht, de andere volkstammen wei
geren nu eenmaal langer hen als hun leiders te erkennen
en steeds in te stemmen met den toon, dien zij aange
ven. De tijd is gekomen, dat zij volkomen gelijkheid
oischon, en aan zulk een aandrang kan op den duur
geen weerstand worden geboden.
Italië gevoelt steeds den druk en ondervindt op vele
punten de gevolgen van de zware belastingen aan de
zeer arme bevolking opgelegd, vooreen niet onbelangrijk
deel ter wille van den rang eener mogendheid, waarmee
rekening gehouden moet worden. Zijn handel en landbouw
hebben daarenboven te groot belang bij een goede ver
standhouding met Frankrijk, om met dit land op ge
spannen voet te kunnen bljjven, en zoo is het te be
grijpen, dat niet zelden de vraag gedaan wordt, of de
beide bondgenooten van Duitschland wel zoo sterk zijn,
dat dit rijk zien veilig kan gevoelen. Maar de Duitsche
Keizer heeft blijkbaar geen plannen, waardoor een toe
stand zou kunnen ontstaan, die hem kon noodzaken een
beroep te doen op zijn bondgenooten. Hij is even vrede
lievend als zij, neemt elke gelegenheid te baat om de
verhouding tot Frankrijk te verbeteren, en verzuimt geen
enkele om met Rusland en vooral ook met Engeland op
goeden voet te blijven. Een bijzonder sterk staaltje van
zijn ijver om Engeland genoegen te doen, was wel zijn
telegram aan den onderkoning van Britsch-Indië bij de
toezending eener som van 400.000 mark, naar men wil
niet zonder zijn aansporing door eenige groote bankiers
en indnstriëelen te Berlijn bijeengebracht ten behoeve
der slachtoffers van den geweldigen hongersnood, die de
onderdanen van Hare Britsche Majesteit in Indië teis
tert, Bij deze gelegenheid, zegt men, is de Keizer de
grenzen te buiten gegaan. Eu als men leest, dat de Keizer
seinde, dat Berlijn, door diep medelijden bewogen, die
som met zijn toestemmiug zond als een blijk van liefde
voor Indië, want dat het bloed kruipt, waar het niet
gaan kan, dan moet men erkennen, dat hier de maat is
overschreden, en dat de op zich zelve al zeer dwaze
dankbetuiging van den onderkoning voor deze uiting
van »verwantschap" in dat telegram werkelijk eenigen
grond kon vinden.
De Duitsche Kroonprins.
De meerderjarigheid van den Dnitschen Kroonprins
doet de aandacht vestigen op den jongen prins.
Hij woont niet meer bij zijn ouders, maar wel in het
slot te Potsdam, hetwelk hij zelden verlaat, omdat hij
er den tijd niet toe heeft. Vele uren brengt hij er door
en om zich hierbij niet te vervelen, heeft hij twee studie-
genooten.
Na de feesten van 6 Mei zal het practisch leven voor
hem beginnen. Hij zal debuteoren in het eerste regiment
voetvolk der garde, waar ook zijn vader het eerst is
ingetreden.
Zoodra hij zijn militairen leertijd heeft doorgemaakt
zal hij de colleges eener hoogeschool rnoeteu volgen,
denkelijk Bonn, waar Wilhelm II heeft gestudeerd. Ter
zelfder tijd zal hij een handwerk leeren. Het is in
derdaad sedert onheugelijke tijden een overlevering
in de familie Hohenzollern dat de jonge prinsen een
handwerk leeren. Keizer Wilhelm I was schrijnwerker,
Frederik III, boekbinder, Wilhem II is letterzetter
zijn schoonbroeder, prins Leopold, zoon van Frederik
Karei, is, naar men verhaalt, een zeer behendig sloten
maker. Over het handwerk dat de kroonprins zou ver
kiezen, is nog niets bekend. Men denkt echter dat hij
ook typo zal worden. (N. v. d.
De waarde der ridderorden, die Keizer Franz Jozef
naar Berlijn hoeft medegebracht, is geschat op 127.000
gulden.
De Vesuvius.
De Vesuvius blijft nog steeds werken. De ontplof
fingen herhalen zich voortdurend en de bewoners der
omliggende dorpen als Torre del Greco en Rosina zijn in
het geheel niet op hun gemak. Lichte aardschokken
worden daarbjj waargenomen die zich tot San Vito en
Pagliano doen gevoelen. Enkele hutten van Vesuvius-
gidsen bij lompeji zijn door de ovorstroomende lava
vernield en de schade aan den spoorweg aangebracht
DOOR
6) o—
Dienzelfden avond had ze oogenblikken, waarin zij zich
levendig kon voorstellen, hoe iemand komt totzelfmoord
en had zij hare kinderen niet gehad, wie weet, of
zij aan de verzoeking weerstand had kunnen bieden. Gij
verwondert u, dat Grietje zich de zaak zoo aantrok
Bedenkt dan, dat vooral ook voor een arme weduwe een
goede naam beter is dan goede olie en dat fijngevoelig
heid op het punt van eer even goed kan zetelen onder het
grove klted eener werkvrouw als onder het stalen borst
kuras van een edelen ridder uit de middeleeuwen.
Zoo was dan eindelijk het tijdstip gekomen, waarop
haar onsohuld moest blijken waarna al het leed zou ge
leden zijn. Met hoopvol vertrouwen had zij den dag tege
moet gezien, waarop de rechtbank in de plaats harer
inwoning in openbare zitting haar zaak zou behandelen.
De ruime zaal van het gerechtsgebouw waar het »audite
et alteram partem'', het hoor en het wederhoor, werd
toegepast, waar het licht, dat door hoog geplaatste ramen
binnenviel, werd getemperd door zware gordijnen, stemde
reeds bij het binnentreden tot ernst. Door kl- ur en vorm
van het inwendige werd ook bij nadere beschouwing aan
die stemming geen afbreuk gedaan. Deze werd nog ver
hoogd door de deftige kleeding en het achtbaar voorkomen
der rechters, die met den ambtenaar van het openbaar
ministerie en den griffier achtereenvolgens binnen kwamen
en zich plaatsten op de van hooge leuningen voorziene
zetels achter de lange, met groen laken bekleede tafel.
Grietje zat op het lage bankje voor de beschuldigden
en was op den wenk van een rijks veldwac ter, die achter
haar stond, even opgestaan, toen de heeren binnentraden.
Netjes in de kleeding en bescheiden in haar manieren
moest haar waardige houding wel een gunstigen indruk
maken.
Het publiek vulde gedeeltelijk de daarvoor bestemde
ruimte.
Een tik van het presidentshamertje en de zitting was
geopend. Tal van vragen werden aan de beschuldigde
gedaan, waarop zij weinig kon antwoorden. De hoofdzaak
was dat zij alle schuld aan diefstal van het vermiste
voorwerp beslist ontkende. Wat zij zeide, stemde geheel
overeen met hetgeen zij reeds eerder voor den rechter van
instructie had verklaard.
Nu werden door den deurwaarder achtereenvolgens de
getuigen opgeroepen. Plechtig luidden telkens, na de be
lofte van de waarheid te zullen zeggen en niets dan de
waarheid, de woorden van den eed: zoo waarlijk helpe
mij God almachtig
Mijnheer gaf een omschrpving van het vermiste voor
werp; overigens wist hij weinig belangrjjks mede te deelen.
De verklaring van mevrouw kwam voornamelijk hierop
neer dat de werkvrouw het laatst in de kamer geweest
was 'en dat deze zich den volgenden morgen bij de ont
dekking zoo verward had getoond.
Nu kwam de meid. In een vloed van woorden vertelde
deze wat zij gezien had, hetgeen ons reeds bekend is,
«Hoorde je* dat?" «Wel, wel!'' «Zij vertrekt niet
eens haar gezicht 1" Deze en dergelijke opmerkingen
werden door de brandend nieuwsgierige buurvrouwen,
die hare kleine kinderen aan de zorg van een grooter
broertje of zusje hadden toevertrouwd, elkaar in 't oor
gefluisterd. Dat door een getuige décharge, een dame,
bij wie Grietje vroeger had gediend, niets dan goeds van
haar werd verteld, trok bijna niet de aandacht van het op
sensatie-wekkende mededeelingen beluste publiek.
De beschuldigde bad niets aan te merken op de ver
klaringen der getuigen. Zjj deed echter een beroep op het
medegevoel harer rechters en een lichte aandoening trilde
in hare stem, toen zij vroeg, haar toch vooral spoedig
onschuldig te verklaren, niet om haar zelve alleen, doch
vooral ook ter wille harer kindoren, voor wie zij thans
niet kon zorgen, gelijk het behoorde.
Hoe bevreemdde het haar, dat nu het openbaar mini
sterie nog gevangenisstraf tegen haar eischteZij be
dacht hierbij niet, dat do woorden van mevrouw en
bovenal de verklaring van Kaatje haar schuld waar
schijnlijk, althans aannemelijk kon maken. Bjjna angstig
dwaalden hare oogen vau den spreker naar de rechters
en van dezen naar den haar toegevoegden verdediger, die
haar bemoedigend toeknikte.
Deze, een jong advocaat nog, verkreeg eindelijk het
woord. In een krachtig pleidooi betoogde hij allereerst
dat niets bewezen was. Vervolgens schetste hij den strijd
om het bestaan der weduwe en had daarbij gelegenheid,
van te toonen, dat in dien strijd steeds eerlijkheid in haar
vaandel had gestaan dat zjj kon dienen tot een voorbeeld
aan velen uit haren stand. Hij kwam op tegen de alge
meenheid der stelling, dat gelegenheid don diet maakt,
en protestoerde tegen een onjuiste gevolgtrekking uit een
toevallige omstandigheid. In dit geval achtte hij het onmo
gelijk, dat de beschuldigde, die het vertrouwen genoot
van ieder, die steeds voor hare beide kinderen een goede
moeder was geweest, dat deze in eens, ter wille van een
voorwerp van betrekkelijk geriugo waarde, zich verlaagd
zon hebben tot een diefstal, die haar onwaardig zou maken
verder hare kinderen op te voeden en tot voorbeeld te
zijn Aan de verklaring der dienstmeid hechtte bij abso
luut geen waarde. «Welke vrouw," vroeg hij, «zou uit
zuivere nieuwsgierigheid niet eens even 't een of ander
voorwerp opnemen alleen om het te bekijken, vooral
wanneer zjj niets anders te doen heeft?" Hij twijfelde
ten slotte niet aan de uitspraak, waar het vonnis stond
gewezen te worden door rechters, die zich nimmer zouden
laten leiden door den schijn
Een dankbare blik uit de betraande oogen van haar,
die hij zoo welsprekend had verdedigd, bewees hem haar
erkentelijkheid voor zijn pogen. Nu dacht zij, moest het
pleit wel gwonuen zijn.
Toch hield het openbaar ministerie vol, dat de schuld
in zijn oog nu vast stond, dat de verdediger dan ook in
gebreke was gebleven de onschuld van beklaagde aan te
toonen.
Een week later werd Grietje, bij gebrek aan bewijzen,
ontslagen van rechtsvervolging I
Wordt vervolgd.