Buitenland.
er reeds een oproeping voor een tweeden leeraar had
plaats gehad. Hij had niet knnnen denken, dat men zoo
zeer de besluiten van den raad vooruit zou loopen en
zou het niet geloofd hebben, indien het hem niet van
geloofwaardige zijde was medegedeeld, daarom zou hij
gaarne eenige ophelderingen ontvangen omtrent deze
handelwijze.
De heer Kraakman, rapporteur der commissie, is
van oordeel, dat het, vóór de zaak in discussie wordt
gebracht, gewenscht is, dat de commissie haar behoor
lijk toelicht. Hij neemt zich voor eenige mededeelingen
te doen, waarbij hij dan meteen gelegenheid zal hebben
de vraag van den heer Vonk te beantwoorden.
In de vorige vergadering is de zaak zeer spoedeischend
verklaard met het oog op de aanstaande vacantie aan
de inrichting voor gymnasiaal onderwijs en den aanvang
van de lessen op 1 September. Ook het artikel, voorge
komen in de Alkmaarsche Courant van 6 Mei 1.1.,
inhoudende dat voortaan de lessen aan de inrichting
voor hooger onderwijs zouden gegeven worden ter voor
bereiding tot de 2e klasse van het gymnasium was
oorzaak dat de zaak spoedig moest worden afgedaan.
Die openbare bekendheid ten nadeele der inrichting moest
door een spoedig besluit worden ondervangen.
In 1891 toch werd door den raad besloten tot de op
richting van een inrichting voor gymnasiaal onderwijs
en spreker legt den nadruk op dit woord en daar
toe een subsidie gegeven met de bedoeling, dat dat onder
wijs zou omvatten een leerplan voor 6 klassen. Ten einde
eene onjuiste opvatting te voorkomen, is de zaak in de
vorige vergadering als spoedeischend voorgedragen en heelt
de raad ook in dien zin besloten. De commissie meende
dus met een voorstel te moeten komen, waarover onmid
dellijk kon worden beslist. Daarom ook is de advertentie
geplaatst op aandrang der commissie men meende, dat
men, komende met een voorstel om een salaris toe te
kennen van f 1200, aan den raad positief de verzekering
moest kunnen geven, dat er personen te vinden zijn, die
met dat traktement genoegen nemen. Welnu, de adver
tentie heeft de commissie daartoe in staat gesteld. Nu
is die advertentie niet van B. en W., niet van de com
missie doch eenvoudig een aanvraag van dr. Moltzer,
ten doel hebbende zich te vergewissen of er personen te
vinden zijn.
Noch de Raad noch B. en W., noch de commissie
zijn daardoor eenigermate gebonden of geschaad.
Op de zaak zelve doorgaande meent spr. niet veel te
hebben toe te lichten. Het doel is te zorgen dat een
zeker kostbare inrichting zooveel mogelijk vrucht afwerpt;
zij moet den grond leggen voor een gymnasium, zoodat
als dat eenmaal wordt gesticht er reeds een aantal
leerlingen voor zijn. Wil men dat doel bereikendan
is een tweede leeraar bepaald noodig. Het onderwijs aan
de jongelieden die het eindexamen H. B. S. gedaan
hebben en de lessen volgen eischt alle krachten van
één persoondaarbij hem nog het onderwijs aan 6 klas
sen van andere leerlingen op te dragen is onmogelijk.
Spr. constateert daarom met genoegen dat B, en W.
met de commissie meegaan om een verhoogde subsidie
toe te kennen. Wat de onderdeelen van het voorstel
betreftdaarover straks.
De heer Vonk zegtdat hij voor het eerst hoort
van een oproepingom te weten te komen of er ook
minimumlijders zijn die eene betrekking willen aan
vaarden. Evenwel volgens verklaring van den heer
Kraakman draagt alleen de heer Moltzer de verant
woordelijkheid voor deze handeling. Hij blijft het intus-
schen betreuren, dat door wie dan ook zoo de besluiten
van den Raad worden vooruitgeloopen. Met den heer
Kraakman verschilt hij van meening dat het doel der
inrichting zou geweest zijn destijds, eene soort gym
nasium met 6 klassen. Ware dat zoo geweestdan zou
men met niet veel scherpzinnigheid toen reeds hebben
kunnen zeggen, dat de taak voor één man te zwaar was.
Wat de commissie voorstelt is een gymnasium in mi
niatuur men wil door de achterdeur binnensmokkelen
vrat men aan de voordeur afwees. Over de techniek van
het voorstelwaarin z. i. vele gebreken zijnzal hjj
niet spreken, doch hij zal er uit principe tegen stemmen
en herhaalt wat hij vroeger zeiBeter ware het, indien
men het uitgebreid onderwijsdat nog gebrekkig is
en voor een groot deel der burgerij alles is wat men
den kinderen kan geven beter inrichtte.
De heer Boelmans ter Spill, het begrijpelijk
vindende, dat de heer Vonk de vraag deed, meent
echter dat deze niet behoelt te betreuren dat de op
roeping is gedaan. Na ampele bespreking is de commissie
er toe overgegaan en men had besloten het aan den raad
mede te deelen doch de heer Vonk was de commissie
te vlug af met het vragen van het woord. De verdere
bestrijding laat hij aan den Voorzitter overdoch hij
komt op tegen het gebruik van het woord minimumlijder.
De commissie had een laag salaris aangenomen om de
zaak des te beter ingang te doen vinden en rekening
houdende met de belastingbetalenden.
De heer Vonk meent, dat de commissie er zelf de
schuld van is, dat hij den led< n te vlug af was men
had het in het rapport kunnen zetten. Bovendien de heer
Moltzer, die toch wel op de hoogte zal zijn van den
toestand bij het gymnasiaal onderwjjs, had zeker vol
doende knnnen inlichten.
De heer van den Bosch, zich refereereude aan
zijn standpunt ingenomen in de vergadering, waarin de
oprichting van het gymnasium werd behandeld, verklaart,
dat hij zijn stem moeielijk kan geven aan een voorstel,
waarin de Raad zegt de oprichting van een gymnasium
te willen bevorderen. Hij kan het voor zich niet verant
woorden de subsidie te verhoogen elke leerling kost
pl. m. f170 en om nu nog 1 1000 meer te geven, daar
toe kan hij niet medewerken. Hij herinnert er verder
aan, dat er een 2e leeraar is geweest, doch deze door den
heer Moltzer is ontslagen omdat hij bet wei kon redden,
en nu zou men een tweede aanstellen en zelfs zich
verbinden in de toekomst een derde te benoemen, daar
toe kan hij zijn stem niet geven. Nog releveert hij, dat
vroeger de heer Blum heeft gezegd, dat de gymnasia in
kleine gemeenten achteruitgaan en de bijzondere gym
nasia meer leerlingen trekken. Dat de leerlingen, daar
opgeleid, met die der openbare gymnasia weldra gelijk
zullen staan maakt het argument nog meer klemmend.
De heer de Groot vraagt of nadat de laatste maal
de subsidie werd toegestaan het onderwijs uitgebreider
is geworden, of er meer leerlingen zijn, terwijl de heer
de Wit zich voor de verhooging der subsidie verklaart-
De Voorzitter merkt den heer van den Bosch op
dat de heer Moltzer den adsistent kan ontslagen heb
ben, wanneer hij er slechts half buiten kon, niettegen
staande het mogelijk was de inrichting daardoor nadeel
te doen en antwoordt den heer de Groot, dat wat hij
vraagt uit het verslag der inrichting is op te maken.
Wat de uitbreiding van het onderwijs betreft, meent hij
dat bij verbetering der gedegenheid tot dat onderwijs
zich meer leerlingen zullen aanmelden.
De heer ter Spill meent dat de vergelijking met
den vroegeren adsistent, die alleen woensdags en zater
dags kwam, met den voorgestelden leeraar, die alle dagen
onderwijs zal moeten geven niet opgaat.
Nadat nog in den loop der discussie er uitdrukkelijk
op gewezen isdat de voorgestelde f 1200 uitsluitend
moeten worden bestemd voor den aantewijzen leeraar
toont de Voorzitter nog eens het meer wenscheljjke
aan van het voorstel van Burg. en Weth., terwijl de heer
Glinderman, het eens zijnde met den heer de Wit,
waar deze ook voor de verhooging iser op wijstdat
het gewenscht is eene commissie van toezicht voor de
inrichting te benoemen.
De heer Kraakman meent uit de notulen van 1890
den heer Vonk te kunnen overtuigen, dat hij niet iets
beweerde dat onwaar was, toen hij over het doel der in
richting sprak. Hij protesteert ten sterkste tegen de
uitdrukking, dat het uitgebreid onderwijs hier gebrekkig
is. Waar er op gewezen is, dat men veel geld zou uitgeven
voor een groot deel ook voor leerlingen van buiten, beweert
hij dat Alkmaar wel veel aan do buitengemeenten is
verplicht en dus veel doet en mag doen in het belang
dior gemeenten.
De heereu Vonk en van den Bosch handhaven
wat ze hebben gezegd en nadat door den heer Kraakman
nog instemming is betuigd met het denkbeeld van den
heer Glinderman aangaande het toezicht, wordt door hem
eene motie van orde voorgesteld, waarin de raad verklaait
in te stemmen met het beginsel der voorstellen in zake
de regeling van gymnasiaal onderwijs.
Deze motie wordt aangenomen met 13 tegen 3 stemmen.
Tegen waren de heeren v. d. Bosch, Vonk en de Groot.
De discussie wordt hierna geopend over de verschillende
deelen van het besluit.
De heer Kraakman geeft als redenen waarom de
commissie de benoeming door den raad wil laten doen,
op dat daardoor de benoemde veel hooger zal staan en
meer onafhankelijk zal zijn. De gemeenteraad kan aan
die benoeming voorschriften verbinden en schennis van
do bepalingen, door den raad vastgesteld zal niet zoo
gemakkelijk plaats hebben als schennis van een overeen
komst tusschen twee personen.
Tegenover het voorstel van B. en W. acht hij dat der
commissie aannemelijker, waar het betreft de bezoldiging
en de quaestie der schoolgelden. Waarom de gemeente
ook niet zou profiteeren van de toename der leerlingen,
vindt hy onbegrijpelijk. Hij meent verder, dat allereerst het
voorstel der commissie in stemming moet worden gebracht.
De Voorzitter heeft er geen bezwaar tegen het
voorstel in stemming te brengen; neemt de raad het aan,
dan is de raad daar ook vei antwoordelijk voor. Hij meent,
dat de gemeente niet een gedeelte der schoolgelden moet
inpalmen, meer leerlingen zullen ook meer van de leeraren
eischen daarom is het rationeel daar niet aan te tornen;
de leeraren hebben dan ook belang bij den bloei der in
richting en zoo een luttel bedrag is voor de gemeentekas
niet van overwegend belang.
De heer Glind erman merkt op, dat het wel wat
onregelmatig is den leeraar door den raad te benoemen
en het geld aan den hoer Moltzer uit te betalen, waarop de
heer Kraakman antwoordt, dat dat niet het geval is.
De hoogere subsidie wordt bij wjjze van tractement uit
betaald aan den 2en leeraar, waarop de heer Glinder
man meentdat het voorstel dan anders geformuleerd
moet worden.
Door den Voorzitter wordt onder meer nog ge
wezen op de quaestie wie de voordracht moet doen en
maakt er bezwaar tegen dat dit zal gedaan worden
door den heer Moltzer die zelf geen gemeente-ambte
naar is. Ook de heer Goede acht dit niet gewenscht.
(De heer J a n s sen verlaat de vergadering.)
De heer van den Bosch gevoelt er veel voor, dat
de Raad den leeraar benoemtde mogeljjkheid is niet
uitgesloten dat ook eenmaal het hoofd door den raad
wordt aangesteldwaardoor de band tusschen de ge
meente en de inrichting inniger zal worden. Men zou
later het minervai weer aan de leeraren kunnen laten.
De Voorzitter meentdat men er op die manier
een handelszaakje van maakt, 't geen de vorige spreker
bestrjjdt.
Na een eenigszins verwarde discussie, waarbij nog door
de heeren Vonk en 'de Groot gewezen wordt op het
moeilijke gevalwaarin men zal komen bij geschillen
tusschen de leeraren en de laatste het onzuivere van het
standpunt aantoontwaar de gemeente een leeraar aan
een particuliere inrichting benoemt en de leden der
commissie hunne voorstellen tegen deze aanvallen hebben
verdedigd wordt ten laatste tot stemming overgegaan
nadat de heer Boelmans ter Spill letter A van het
voorstel der commissie zoo heeft gewijzigd dat achter
»aangewezen'', worde gelezen »als tractement voor een
2en leeraar aan de bestaande inrichting voor gymnasi
aal onderwijs te bepalen een som van J 1200 ingaande,
enz." Dit voorstel wordt met 9 tegen 6 stemmen ver
worpen. Tegen de heeren Preijer, Bosman, Vonk, Rent
meester, de Groot, de Wild, Stoel, Goede en de Sonnaville.
Het voorstel lett. A van B. en W. werd daarna zonder
hoofdelijke stemming aangenomen, nadat door B. en W.
het amendement-van den Bosch was overgenomen om
achter »leeraar" in te lasschen de woorden welk bedrag
minstens 1200 zal bedragen. Van de bepalingen
werd die onder 1°. van de commissie aangenomen met
9 tegen 6 stemmen. Tegen de heeren Bosman, Vonk,
de Groot, de Wit, Goede en de Sonnaville. Bjj 2°. wordt
door den heer Vonk betoogd dat het wenschelijk is
bij ontslag dezelfde bepaling toe te passen als bij de
overige onderwijzers. Dit voorstelgesteund door de
heeren Goede en de Grootkroeg slechts de stemmen
der voorstellers, waarna de bepaling der commissie werd
aangenomen.
De derde bepaling der cor missie werd zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd met weglating der woorden
»en de helft enz. nadat de beide wethouders de bepa
ling van B. en W. hadden laten vallen.
Het geheele voorstel ten slotte in stemming gebracht
werd aangenomen met 5 stemmen tegen van de heeren
van den Bosch, Vonk, de Groot, Goede en de Sonnaville.
Ook de toevoeging, dat B. en W. worden uitgenoodigd
nadere voorstellen te doen betreffende het toezicht wordt
goedgekeurd.
Benoeming van eene onderwijzeres aan de
Meisjesschool.
8. Ter vervulling der vacature, ontstaan door het aan
mej. J. M. Telders verleend eervol ontslag, wordt de
volgende voordracht aangeboden, ter benoeming van eene
onderwijzeres 3de klasse, met verplichte acte voor de
Pransche taal, aan de Meisjesschool
1. Mej. A. H. van der Sluis, onderwijzeres te Alkmaar.
2. A. B. Haartsen, Driebergen.
3. A. E. J. Plantenga, Amsterdam.
Benoemd mej. van der Sluis te Alkmaar met 12 stem
men op mej. Plantenga waren 3 stemmen uitgebracht.
Op verzoek van den heer Goede ging thans de ver
gadering over in een zitting met gesloten deuren en
werd de behandeling der agenda voor eenigen tijd af
gebroken.
Na heropening der deuren werd aan de orde gesteld da
Jaarwedde van den 8tads-apotlieker.
9. De heer H. J. Trans heelt zich bij adres d.d.
13 Juni 1.1. tot den Raad gewend met het verzoek zijne
jaarwedde als stads-apotheker te willen verhoogen.
Daarop dienende van bericht en raad berichten B. en
W., dat de heer Trans bij raadsbesluit van 21 October
1896, tot stads-apotbeker is benoemd op eene jaarwedde
van f 1100 benevens vrije woning waaraan bij raads
besluit van 25 November 1896 nog vrije verwarming
van die woning is toegevoegd.
Het komt het college van B. en W. niet wenschelijk
voor in die regeling nn reeds verandering te brengen
vooral niet omdat de woning van dezen ambtenaar veel
verbeterd is. Over de vraag of de jaarwedde en emolu
menten evenredig zijn aan de geëischte diensten zou men
kunnen twisten maar zeker is het dat de heer Trans
deze betrekking in 1896 op de door den Raad daaraan
verbonden voordeelen geheel vrijwillig eu op eigen ver
zoek heeft aanvaard.
B. en W. stellen dus voor afwijzend te beschikken.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten
deze zaak aan te houden tot de volgende zitting in ver
band met het Dader ingekomen adres. B. en W. zullen
alsdan nader advies uitbrengen.
Tramverbindlng AlkmaarOudcarspel.
10. Onder intrekking der conclusie van het voorstel
in de vorige vergadering mgediond stellen B. en W.
voor te besluiten om in te willigen het verzoek der
Alkmaarsche Tramvereeniging om
1°. voor de tramverbinding tusschen Alkmaar en Oud
karspel tot het aanleggen en.exploiteeren van welke
aan haar, voor zoo/eel deze gemeente aangaat, concessie
is veileend electrische beweegkracht te mogen ge
bruiken in plaats van paarden, zooals aanvankelijk in de
bedoeling heeft gelegen waartoe van accumulatoren der
nieuwste vinding gebruik zal worden gemaakt
2°. de termijnen bedoeld in de artt. 9 en 24 der
concessie-voorwaarden opnieuw te willen verlengen en te
bepalendat de lijn uiterlijk op 1 December 1901 in
exploitatie moet zijn gebracht.
En in verband daarmede de concessie-voorwaarden
opnieuw te wijzigen als volgt
In art. 1 wordt voor het woord vpaardentramverbin-
ding'' gelezen tramverbinding".
In art. 9 wordt voor de woorden »Vóór of op 30
April 1900'' gelezen tvóói op 1 Juli 1901'' in verband
waarmede de datum, genoemd in de 1ste alinea van
art. 24, wordt veranderd in »1 December 1901" en de
datum in de 2de alinea van bedoeld artikel in »1 Mei 1902".
In art. 13 komen de woorden »Evenzoo zijn de paar
den welke voor den dienst gebezigd worden aan de goed
keuring van burgemeester en wethouders onderworpen"
te vervallen terwijl in de 2de alinea vau dit artikel
het getal »5000" wordt vervangen door het getal »8500".
In art. 23 den tweeden regel van boven, wordt tus
schen de getallen »29" en »35" ingelascht het getal »34".
De cijfers in de beide laatstgenoemde artikels hebben
betrekking op het gewicht der rijtuigen en de snelheid
waarmede mag worden gereden.
Na eenige diECussie over de snelheid, waarmede mag
worden gereden en de moeilijkhedendie zich zullen
voordoen op enkele plaatsen b. v. den doorgang van den
Munnikenweg naar den Frieschan weg wordt ook deze
zaak verdaagd tot de volgende zitting, die over 14 dagen
zal worden gehouden. De Voorzitter houdt zich daarbij
aanbevolen voor tijdige mededeeling der bezwaren.
Verhooging jaarwedde ambtenaren
ter Secretarie.
11. Zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd
de af- en overschrijving op de gemeente-begrooting dienst
1900, om daardoor te vinden de gelden voor vernooging
van jaarwedde der ambtenaren Hoek en van der Vegt.
Orde op de Kaasmarkt.
12. Op dezelfde wijze wordt goedgekeurd een voorstel
van B. en W. om art. 3 der verordening betreffende de
orde op de Kaasmarkt zoodanig te wijzigen, dat voortaan
van stapels kaas van 300 stnks eu minder de helft en
niet meer een regel in de lengte zal moeten worden
aangevoerd.
De vergadering werd hierna gesloten.
CH1XA. Het nienws nit China luidt iets gunstiger.
Do vreemde gezanten, zijn uil Peking vertrokken, echter
niet door de hulp dor mogendheden, maar onder geleide
van Ghineesche troepen in de richting van Tsjan-hai-kwan
langs den Chineeschen muur Tientsin is ontzet, eu wordt
nn beztt door de troepen der verbonden mogendheden.
Het was hoog tijd, dat er eindelijk hulp opdaagde voor
Tientsin hoe kritiek de toestand er was, blijkt wel hiernit,
dat bij een der laatste pogingen om de stad van Takoe
nit te ontzetten, de Enropeesche ontzettingscolonne ge
vaar geloopen heeft afgesneden te worden en slechts
door de aankomst van versterkingen kou worden verlost.
De »Central News-agency verneemt hieromtrent nit
Sjanghai