Donna Cristina. ALKMAARSCHE COURANT. PARLJSCHE BRIEVEN. Amsterdamsche Brieven. FEUILLETON. Naar het Spaansch A PALACCIO VALDÈS. No. 112. Honderd en tweede Jaargang. 1900. Vrijdag 31 Slept. 190O. Tweede blad. XXIV. Parijs, 14 September 1900. De Tentoonstelling XX. Deze week is eene week gewijd aan de Sport, aan de wielrijders, het is feest op het velodrome van Vincennes, een feest, getiteld de Meeting der Expositie." De grootste en belangrijkste wedstrjjd is die in het snelrijden, »le Grand Prix de 1' Exposition" met hoofdprijzen van 15.000, 6000 en 3000 franken. De groote »Favori'' van het fransche publiek was natuurlijk Jacquelin, voorzeker de eerste en beste der fransche wielrijders, de man, die dit jaar bijna altjjd en overal No. 1 was. Onze land genoot Meyers had tot nog toe altijd tegenspoed, hij was eeuwig No. 2doch gisteren had hij eindelijk weer geluk. Nadat de franschman Jacquelin, de Amerikaan Cooper en de Hollander Meyers het gewonnen hadden van alle andere fransche en vreemde concurrenten, zagen wij dat drietal in de Finale van den Grand Prix, en tot groote teleurstelling van het fransche publiek, hetwelk met Jacquelin dweept, was ditmaal Meyers No. 1, ge volgd door Cooper en Jacquelin. De som van 15 duizend franken is, naar wij meenen, de grootste, welke ooit aan een' wielrijder werd uitgereikt, doch hier is de Grand - Prix voor paarden wel 200 duizend franken, dus zal er misschien wel eens een tijd komen, waarin men eenen cyclist ook zoo rijkelijk zal beloonen. Voor goede zaken vindt men te Parijs dikwijls geld, spoedig en veel. Verleden Dinsdag kwam het dagblad »Le Matin" ons vertellen, dat het twee schouwburgen, het »Thé&tre de la République" en het »Théfttre des Fo lies Dramatiqnes" wil inrichten tot volksopera en volks- schouwburg. Het doel is zeer mooi, het volk in staat stellen goede drama's, tooneelvoorstellingen, opera's enz. bij te wonen voor weinig geld, en zoodoende dat publiek te beschaven. Het blad wendt zich tot deelneming en inschrijving aan zijne lezers en vrienden een half mil- lioen franken is voorloopig noodig, en ziet, in drie dagen werd reeds ingeschreven voor 217.500 franken. Maar zoo men hier al veel geld vindt, toch is de Franschman, en vooral de Parijzenaar, zuinig, hij spaart, steekt vervolgens vrij gemakkelijk zijne spaarpenningen in de eene of andere winstgevende onderneming, maar maakt verbazend veel leven, wanneer hij dan zijne spaar penningen verliest, vooral, wanneer de ondernemer hem, zooals wij hier zeggen, meer »boter dan brood" beloofd heeft. Dit nu is het geval op de tentoonstelling. Allen, die zich gouden bergen beloofden, en hun geld staken in kiosken, restaurants, koffiehuizen, bars, theaters, en alle mogelijke »attractions'' op de terreinen der tentoon stelling, verliezen niet alleen al hun geld, maar de meeste ondernemers zeiven zijn geheel geruïneerd, het failliet staat velen te wachten. Wat hiervan de reden is De tentoonstelling van 1889 ligt nog versch in de her innering, toen werden kiosken en alle andere bijkomende gelegenheden zeer goedkoop verhuurd, de houders maakten prachtige zaken, en wij herinneren ons nog het geval van twee Belgen van wie men ons vertelde, dat zij te zamen eene kiosk huurden voor de kleine som van 5 franken per dag, en die beide heeren maakten zulke goede zaken met don verkoop van brood, vleesch, wijn enz., dat zij na afloop der tentoonstelling ieder 15000 franken rijk waren. En zoo was het in 1889 met bijna allo gelegenheden van genot en nut. Ditmaal hebben wij eene veel grootere tentoonstelling, de Staat gaf daarvoor 20 millioen franken, de stad Parijs evenzoo 20 millioen, en het publiek gaf 65 millioen. Niet tevreden met deze 105 millioen, sloot het Com missariat Général" der tentoonstelling nog contracten gafwaBH'TagaMffgwFig m** mi rwra mrnm&mm&'-ïSLiBima VAN Vertaling van Dr. A. A. FjOKKER. >Hier zijn de koop- en do scheukings-acto," antwoordde ik, en liet de documenten zien. »Maar mijn dochtertje kan zoo'n ontzaggelijke opof fering niet aannemen I" »Ik heb maar weinig behoeften en geen enkel na fa milie-lid. De wet geeft me de bevoegdheid mijn eigen erfgenaam te kiezen Ik heb die al gekozen," voegde ik er bij, en legde mijn hand op 't krnllekopje van mijn peetekind. Ze stond roerloos, zwijgend, den blik op den grond gericht. Eindelijk ging ze het priöel uit zonder een woord te zeggen, en begaf zich naar het huis. Ik volgde haar van ver, het bewustelooze lichaam van Donna Amparo aan de zorgen der kindermeid en van den hotelbediende overlatende. Ik bespeurde, dat zij haar schreden versnelde. Toen ze aan de deur was, liep ze bijna hard. Ze stond een oogenblik stil, kuste de wand en ging naar binnen. Ik hoorde haar schreden door de kamers, vernam haar uitroepen van vreugde, en zag haar zelfs haar kamer binnengaan. Toen zo daar den blik om zich heen sloeg, nitte ze een kreet en viol snikkend voorover op het wit houten bed. Ik kwam naar haar toe, en zeide: »Deze kamer bewaart nog tusschen haar wanden de geur van een heilig en vredig leven. De meubels, die over de stad verspreid waren, en die niets tot hun ei genaars zeiden, voelen zich gelukkig nu ze weer bijeen zijn en zullen tot u, Cristina, de zoete taal van herin nering spreken. Ik acht me gelukkig ze in uw handen te stellen, en nog gelukkiger, dat ik veel dagen gewerkt heb, om dit oogenblik te doen komen." Zo richtte zich op uit het bed, en mij oen hand toe stekende, antwoordde ze met trillende stem mot exposanten en met de houders van restaurants, ki osken, enz., eDZ. tegen fabelachtig hooge huurprijzen. Welnu, geen van deze houders, eigenaars of pachters maakt hier de gedane uitgaven goed, de kapitalen gaan verloren, en daaraan heeft in vele opzichten het »Com missariat Général", dat is de hoofd-commissie der ten toonstelling schuld. Volgens het programma van 14 Mei 1896 beloofde de heer Alfred Picard de opening der ten toonstelling op 15 April 1900. Inderdaad werd zij op dien datum geopend, doch niets was af, en het duurde tot half, ja einde Juni, vóór alles werkelijk gereed was. Allen, die gerekend hadden op die belofte van den heer Picard, en wier belangen het medebracht, dat de ten toonstelling druk bezocht werd, leden dus feitelijk een verlies van twee maanden, koffiehuizen enz. bleven ledig, maar do huur moest toch betaald worden. Vervolgens werd ons beloofd, dat de galerijen, de paleizen, dus de werkelijke tentoonstelling, ook des avonds te bezichtigen zouden zijn, hot electrische licht zou ons daartoe helpen, doch helaas, de tentoonstelling, hoe prachtig ook, dat is de eigenlijke tentoonstelling, dat alles wordt 's avonds te 7 ure gesloten. Twee maanden lang heeft de electri- citeit geheel ontbroken, de beloofde feesten krijgen wij ook niet in die getale, als waarop wij mochten rekenen, verder sprak het finantieele rapport van 1896 nog„in »1867 waren er 11 millioen entrées, in 1878 13 millioen, »in 1889 23 millioen, dus mogen wij in 1900 wel re- vkenen op 60 millioen." Vandaar die uitgifte van 65 millioen tickets a, 1 franc welke toegangsbewijzen thans overal te krijgen zijn 25 en 30 centimes. Verder was het totaal der entrées of tickets van af 15 April tot 31 Juli bijna 161/2 millioen, dus mogen wij tot 5 November stellig niet rekenen op meer dan 35, hoogstens 40 mil lioen tickets, in welk geval 25 millioen voor niets blijven liggen. Dat is geene kleinigheid, 25 millioen bezoekers meer zouden het verlies van theaters, restaurants en ki osken misschien dekken, en wat er verder gebeuren zal, weten wij niet, maar daar al die kooplieden geen lnst hebben faillissement te slaan, zoo hebben al die heeren zich ver- eenigd, morgen honden zij eene groote vergadering, en zullen zich dan wenden tot den heer Millerand, minister van handel en nijverheid, met eene gemotiveerde klacht tegen de hoofdcommissie der tentoonstelling, zij zullen eene scheidsrechterlijke uitspraak verzoeken, en zoo zij niet spoedig gehoor krijgen, allen tezamen, theaters, con certen, restaurants, bars, kiosken en alle gelegenheden van genot, allen tezamen zullen zij dan op 19 September sluiten. Zoover zal het wel niet komen, de tentoonstelling toch is eene zaak van algemeen belang, en welk een treurig effect zou het maken, vooral tegenover de vreem delingen, zoo opeens die heeren hunne bedreiging uit voerden. Het zou eene werkstaking zijn van 7000 per sonen, en een vreeselijke slag voor do tentoonstelling. J. M. T. XXI. Nauwelijks is het vergadering-seizoen geopend, of reeds dadelijk hebben wij eon zeer interessante gedachtenwisse- ling gehad over het licrhallngsonderwtf s. Aan de afdeeling »Amsterdam IP' van het Nederlandsch Onder wijzers-Genootschap hebben wij die te danken, want zij belegde de bewuste bijeenkomst, waar het Kamerlid Heldt als inleider optrad. Deze keuze was niet ongelukkig. Men weet, dat de heer Heldt onder al zijn goede eigenschappen niet deze heeft, dat hij kan roemen op veel sehoolsche ontwikke ling. Er is een tijd geweest, dat hij niet had kunnen droomen, dat hij eenmaal naar het Haagsche Binnenhof zou worden afgevaardigd, en toen dit geschiedde schudden velen bedenkelijk het hoofd, dat iemand die niet meer dan het gewone lager onderwijs had genoten een zetel kreeg tusschen al die mannen van kennis en intellect. Heldt moet zich daar in den beginne ook volstrekt niet thuis gevoeld hebben, maar dank zij zijn gezond ver- »Dank n, Ribot 1 Hartelijk dank! Je bent een trouw vriend voor ons geweest. God zal je 't goede, dat je ons aangedaan hebt, vergelden, want ik kan 't je niet ver gelden." Ik voelde mij door die eenvoudige woorden tot in 't diepst van mijn ziel ontroerd. »Oristina," antwoordde ik, »ik neem den titel, dien je mij zoo edelmoedig schenkt, gaarne aan. Ik ben voor jou en Emilio een trouw vriend geweestik heb met onop houdelijke zorg gewaakt voor je eer en je belangen. Maar ik heb met nog meer zorg gewaakt over mijn gedachten want gedachten zijn onrustig, en tegen mijn wil konden ze je wel eens kwetsen. Ik heb mij niets te verwijten. Ik heb je altijd liefgehad, zooals ik je nu liefheb, met den eerbied, dien men voor een goddelijk wezen heeft. Maar in weerwil van mijn pogen om het te onderdrukken, rijst in mijn ziel een onweerstaanbaar verlangen, en ik voel, dat ik geen rust zal vinden, als ik het niet gun te leven of het in eens dood Vergeef me, Cristina, de vraag, die ik je ga doen Zou ik niet mogen hopen, dat je me eenmaal een anderen naam gaf dan dien van vriend Ze werd ernstig en stil, en sloeg den blik neer. Toen zette ze zich op een stoel bij het nachttafeltje, leunde met den elleboog hierop en 't hoofd op de hand, en bleef zoo in peinzende houding zitten. Ik knielde naast haar neder, en wachtte af. »Sta op, Ribot," zeide ze met een droevigen en lief devollen blik op mij. »'t Doet me pijn en maakt me verlegen den man aan mijn voeten te zien, die de laatste oogenblikken van mijn echtgenoot heeft verzoet, en die voor mij zijn welstand en voor mijn dochter zijn fortuin heeft opgeofferd. Mijn hart zegt mij, 'dat ik dien man zelfs mijn leven niet weigeren kon, als hij er mij om vroeg. Maar denk je niet, Ribot, dat er iets tusschen ons is, dat ons weerhouden moet, iets dat het geluk bederven zou, waarop je recht hebt? Herinner je de omstandig heden, waarin wij kennis gemaakt hebben, ga de geheime drijfveeren na, die je hierheen hebben gebracht, waar je later spijt van gehad hebt, je innerlijken strijd, je ge dachten, je smarten en vreugden gedurende de drie en een half jaar, die nu verloopen zijn En zeg me dan ronduit, of je je niet voorstelt, dat hot geweten ons een maal in 't oor zal fluisteren, dat we niet volkomen kiesch stand wist hij zich daar toch een positie te verwerven en nu is hij zóó aan zijn zetel vastgegroeid, dat hij dien erg zou missen, als hij bij eene verkiezing werd ver drongen. Met-dat-al zullen er weinigen in ons Parlement zijn die zoo goed het nut beseffen van herhalingsonderwijs in den zin van voortgezet onderwijs als de heer Heldt. Stellig zal hij daar wol eens redevoeringen houden die hem onpleizierige oogenblikken bezorgen wanneer hij ziet dat bij een zijner woorden een geheimzinnig ge fluister ontstaat en onderdrukt wordt gelachen. Zoo ging 't ten minste ook onlangs te Amsterdam toen hij bij het spreken over kinderbewaarplaatsen van vcröches" met hardnekkigheid »cliché's" maakte en ook deze week keken de menschen elkaar aantoen de heer Heldt eenige malen sprak van freule De Bosch Kemper met een eu-klaDk als in beul. Had hij in zijn tijd goed herhalings-onderwijs kunnen genietendan hadden er heelwat lacunes in zijn kennis kunnen worden aangevuld. Het overtuigd-zijn daarvan deed ons geacht Kamerlid echter wel wat naar de andere zijde overslaan, 't Gaat daarmee als bij elk individumoet men iets missen dan wordt naar het bezit daarvan verlangd als naar een universeel middel tegon allerlei tekortkomingen. Zoo wilde hij de scholen voor jongens verdoelen in twee groepen en wel voor hen die zich aan een ambacht gaan wijden en voor anderen die in een administratief beroep gaan. Het onderwijs aan de eerste reeks wilde hij laten omvatten de Nederlandsche taalhet rekenen ook toegepast op het ambachthand- en rechtlijnig teekenenwerktuigkundescheikunde en boetseeren. Voor de tweede reeks had hij een programma ontworpen, waarop voorkwamen Nederlandsch Fransch Duitsch Engelsch handelscorrespondentie handelsrekenen ste nographic scheikunde schoonschrijven en teekenen. Ook voor de meisjes deed hij een splitsing aan de hand, al naar gelang zij voor dienstbetrekkingen of voor een industrieel bedrijf moesten worden opgeleid. De leer stof behoorde in het eerste geval te omvattenneder landsche taal, rekenen, voedingsleer, koken, huishouding, behandeling van de wasch en behandeling van de kin deren, in het andere gevalnederlandsch, rekenen,hand- werkonderwijs, costuum-naaien, machine- en linnen-naaien, strijken, koken en huishoudkunde. Op die programma's stond dus nogal zoo iets. Als in al die vakkeu les moest worden gegeven, zou men daar voor we een uur of tien per week noodig hebben. Trouwens zou op die manier onder den naam »herhalingsonderwijs" niet iets worden binnengesmokkeld, dat 't volstrekt niet is Wij hebben altijd gemeend, dat dit onderwijs was bestemd om de kennis op de lagere school opgedaan, te doen beklijven en productief te maken en dat daarbij van een geheel zelfstandigen vakcursus geen sprake mocht zijn. De heer Heldt maakt zich wel eenigszins schuldig aan de font om te vooronderstellen dat alle jongens en meisjes even leergierig zijn als hij nu is op rjjperen leeftijd de onderwijzers hebben wel andere ervaringen opgedaan. Ten plattenlande weten wij b.v. uit eigen onder vinding, dat de jongens er nog wel toe te brengen zjjn om na hun vermoeiende dagtaak tweemaal per week twee uur naar een avondschool te gaan, maar wanneer zij bijna al hun avonden daarvoor moesten opofferen zouden zij er feestelijk voor bedanken. Bij het debat spraken verschillende onderwijsmannen in dezen geest sommigen op een toon die voor den inleider niet zoo bijzonder aangenaam moet zijn ge weest. De heer O. H. den Hertog sprak b. v. van een schaapwaaraan de heer Heldt vijf pooten wou hebben, en anderen hekelden 't scherp, dat het Kamerlid, hoewel bewerende met de practijk vóór alles rekening te willen houdenzoo weinig practisch was geweest. Over het geheel schenen zij 't niet te best te kunnen zetten dat de heer Heldt zich in onderwijs-aangelegenheden zoo bijzonder op den voorgrond had gesteld. In zijn repliek mengde de inleider wat water ïh zijn wijn en met de slot opmerking dat het herhalings-onderwijs dienstbaar be hoort te worden gemaakt aan de opleiding voor ambacht opgetreden zijn. Ik geloof van welen omdat ik je goed ken, weet ikdat het voldoende zou wezen, om de rust van je leven te vergallen. Dit voor zoover ons betreft. Wat de buitenwereld aangaat, geloof je niet, dat er bij de menschen, wanneer ze ons vereenigd zien, een lage verdenking zou kunnen rijzen, die een geliefd wezen in het graf zou kwetsen Ik besefte de waarheid, welke die woorden bevatten, en voelde mijn hart bezwaard. Tranen drongen naar mijn oogen. Ik bedekte mij het gelaat met de handen, om het te verbergen. »IIoe nu? Schrei je, Ribot?" riep ze uit, en bracht haar hoofd bij 't mijne. »Nee, om Gods wil! ....Schrei niet, beste vriend Ik heb geen recht je het geringste leed aan te doen .Ik ben bereid, om je lot te deelen, als je wilt." Ik schudde ontkennend hot hoofd, en antwoordde »Lant me een oogenblik schreien, 't Zal wel overgaan.'' Mijn tranen liepen overvloedig. Toen ik 't hoofd op richtte, bespeurde ik, dat ook zij schreide. Ik stond op, en, mij de oogen afwisschend, zeide ik lachend »Z.e je wel t Is al over. Verdriet en ik zijn nooit heel beste maatjes geweest." Daarop nam ze mijn handen in do hare, dinkte ze met kracht, en, mij recht in de oogen ziende, riep ze: »En toch ben ik overtuigd, dat ik je niet ongelukkig zou gemaakt hebben Na mijn eigen man heeft nog geen man mij zooveel achting on genegenheid ingeboezemd." »Die vriendelijke woorden," antwoordde ik ontroerd, »geven me niot alleen kracht om te leven, maar zelfs om 't leven aangenaam te vinden. Ik heb weinig noodig om gelukkig te zijn. Als ik me zoo vaak, neerliggend op het dek van mjjn schip, gelukkig voelde onder 't staren naar de sterren, waarom zou ik 't nu niet wezen, kijkend naar die lieve oprechte heldere oogen Laat me ze iederen dag zien, en ik beloof je steeds bljjgemoed en tovredeu te leven." XVIII. Ik ben mijn belofte uagokemen. Mijn dagen gaan sedert dien tijd gelukkig en vredig voorbij. Ik heb mijn verblijf te Alicante gevestigdmaar ik breng telkens langen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1900 | | pagina 5