Decentralisatie in Mie.
Honderd en tweede jaargang. Zondag 23 Sept. 1900.
Haagsche Brieven.
NO. 113. Tweede blad.
ALMIAARSCHE COURANT.
i.
Evenmin als de Romeinsché juristen volgens hun eigen
erkentenis reden wisten te geven van alles wat door
hnn vooronders was vastgesteldkan een volk er aan
denken alle handelingen in vroeger eeuw door zijn be -
stuurders en machthebbenden gepleegd te rechtvaardigen.
De geschiedenis laat zich niet overdoenen gedane
zaken nemen geen keer. Men dient den toestand te
nemen zooals die is, en zich af te vragen wat onder de
gegeven omstandigheden rechtsgevoel en gezond verstand
voorschrijven. Dit geldt in 't bijzonder van de volken
die in het bezit zijn van koloniën in andere werelddeelen
waar zij als overheerschende mogendheid de inlandsch
bevolking besturen. Het hoofddoel zal geen ander mogen
zijn dan de bevordering van de welvaart en de ontwik
keling der inlanders, hun tegelyk zooveel mogelijk het
bestuur van hun eigen zaken overlatende of hun in dat
bestuur aandeel en stem gevende.
Onnoodig mag het geacht worden zich te verdiepen
in bespiegelingen omtrent een meer verwijderde toekomst
en zich af te vragen of en wanneer of onder welk
omstandigheden het plicht zou kunnen zijn zich geheel
terug te trekken en een bevolking meerderjarig te ver
klarendie eeuwen lang onder voogdij heeft gestaan
Geen enkel volk zal ooit zijn gedragslijn in dit opzicht
voor zich alleen kunnen vaststellen. De gang der alge
meene wereldgeschiedenis is ten allen tijde van overwe
genden invloed en elke natie maakt deel uit van één
groote familie, waarvan elk lid in meerdere of mindere
mate door de andere leden beheerscht wordt of deze
beheerscht. Elke Staat heeft rekening te houden met
hetgeen de andere Staten doen of nalatenmet hun
openlijk streven of minder openlijk erkende oogmerken
Ten aanzien van zijn verhouding tot andere staten en
tot zijn koloniën en bezittingen in andere werelddeelen
kan daarom geen volk bepalenwat het over tien of
twintig jaren verplicht of in staat zou zijn te doen.
Omtrent één punt kan geen verschil bestaan. Zal de
bevolking van eenig overheerd land zich geen vreemde
ling gevoelen in eigen huis, en niet de hand die haar
bestuurt, als die eens vreemden meesters, haten en waar
dat mogelijk is trachten te weren, dan zal zij in het
beheer harer eigene zaken zooveel mogelijk gekend moe
ten worden en haar dat beheer in aangelegenheden, waarin
dit op een gegeven tijdstip zonder bezwaar kan geschie
den, moeten worden overgelaten. Zoo alleen is ook hare
opleiding tot een taak, die haar wellicht in de toekomst
wacht, mogelijk.
Die van deze beginselen doordrongen is, zal met vreugde
de indiening vernomen hebben van een wetsontwerp »tot
decentralisatie van het bestuur in Nederlandsch-Indië,"
al is het dat die decentralisatie, in de eerste plaats finan-
ciëel, niet aanstonds overal gepaard zal kunnen gaan met
de administratieve decentralisatie onder medewerking van
»de geschiktste en onafhankelijkste elementen uit de inge.
zetenen van de verschillende landaarden, zoowel in als
buiten 's lands dienst, die met de plaatselijke toestanden,
behoeften en hulpmiddelen volkomen bekend zijn." De
considerans van het ontwerp zegt ons nameljjk al dadelijk,
dat het wenschelijk is de gelegenheid te openen tot twee
erlei maatregelen, lo. »om in Nederlandsch-Indië in de
behoeften van gewesten of gedeelten van gewesten te
voorzien uit geldmiddelenwelke afgescheiden van de
algemeene geldmiddelen worden beheerd", en 2o. »om
gewestelijke, afdeelings- of plaatselijke raden in te stellen",
Tot een en ander zal, wordt dit ontwerp wet, d e
gelegenheid worden geopend. Aan den Gou
verneur-Generaal zal namelijk tot invoering van beide
maatregelen de bevoegdheid worden verleend. Het finan
ciëele beheer der afzonderlijke geldmiddelen van gewesten
of gedeelten van gewesten zal hij regelen bij algemeene
verordeningbehoudens den eisch van de koninklyke
goedkeuring voor het aangaan van geldleeningen, en het
zal onderworpen zijn aan het toezicht der Algemeene
Rekenkamer. De samenstelling, inrichting en bevoegdheid
der »radenzullen bij algemeene verordening worden
geregeld, »met inachtneming van 's Konings bevelen."
De financiëele decentralisatie zal, wat den «eersten
stap" betreft dien de minister voorstelt daartoe te doen,
vrij eenvoudig wezen. Op het voetspoor van hetgeen vóór
30 jaren in Britsch Indië is geschied, zal aan de gewes
telijke besturen »die daarvoor in aanmerking komen",
ter bestrijding der kosten van de zuiver gewestelijke of
'plaatselijke huishouding de beschikking worden gegeven
over een bepaald bedrag uit de algemeene geldmiddelen,
ongeveer gelijk staande met de som die op de jongste
Indische begrooting voor de zuiver gewestelijke of plaat
selijke uitgaven was uitgetrokken. Dat bedrag zal voor
een bepaald aantal jaren worden vastgesteldde ge
westelijke besturen zullen het beheeren en met
de plaatselijke toestanden en behoeften bekend op
de nuttigstedoelmatigste en zuinigste wijze kunnen
bestedenwant wat in het eene jaar niet wordt uitge
geven zal aan het volgende jaar ten goede komen. Da
voordeelen eener zoodanige decentralisatie liggen inderdaad
voor de hand. Het gaat niet langer aan het centraal
gezag over elke uitgave in geheel ons Indisch gebied te
laten beslissen. Daarvoor i3 het te groot en zijn de
toestanden de behoeften en de hulpmiddelen in de ver
schillende deelen te verschillend. Het centraal gezag kan
er niet ten volle mee bekend zijn. Waar wegens ontoe
reikende geldmiddelen uit verschillende voorstellen tot
uitgaven van plaatselijk belang een keuze moet worden
gedaan, is het meer dan twijfelachtig of die keuze altijd
de beste zal wezen. Voor het eene gewest zal somtijds
al het aangevraagde op onbekrompen wijze worden inge
willigd, terwijl voor het andere noodzakelijker uitgaven
worden geweigerd.
Wanneer dit ontwerp wet zal zgn geworden zullen
wetsontwerpen worden ingediend, waarbij voor de locale
besturen beschikbaar wordt gesteld »het bedrag der in
de jongste begrooting begrepen uitgaven voor de doel
einden van locaal belang." Aldds de M. v. T. Een
bedenking ofwil meneen vraagvan niet onderge
schikt belang vinde ten aanzien van dit punt hier een
plaats. Bepaalt men de voor een aantal jaren beschik
baar te stellen sommen naar de jongste begrooting en
is het waarwat de minister ons mededeeltdat in
sommige gewesten met min of meer ruime in andere
met te karige hand in de behoeften wordt voorzien, dan
zou deze handelwijze uitloopen op een bestendiging voor
een bepaald aantal jaren van een ongelijkmatige behar
tiging der gewestelijke en plaatselijke belangen die de
minister te recht veroordeelten wel zooder uitzicht
voor de karigst bedeelde gewesten op een gunstiger wind
uit Buitenzorg. Het aangeduide kwaad zou dus niet
verholpenmaar in wettelijken vorm als een door het
gebruik gevestigde toestand worden gehandhaafd. Dat
kan de bedoeling niet zijn. Er is daarom alle reden dit
punt nader toe te lichten en de bedoeling duideljjker te
doen uitkomen.
Een tweede stap tot financiëele decentralisatie in de
M. v. T. te recht »van meer ingrijpenden aard" genoemd,
zal hierin bestaan, dat aan sommige plaatselijke besturen
de beschikking zal worden gelaten, niet over een bepaald
bedrag uit de algemeene middelen maar over een
bepaald aandeel */a 3U) in eenige daarvoor meest
geschikte belastingen die binnen het bestuursgebied wor
den geheven misschien over de geheele opbrengst van
een of meer zulke belastingen. Hier zaï dus een ruimere
opbrengst van de in het gewest geheven belastingen het
gewest zelf ten goede komenen naderen wij een
beteren en zuiverder toestanddie alleen echter bereikt
zal kunnen worden waarreeds aanstonds of later aan
de locale besturen bijgestaan door een raad van inge
zetenen van verschillenden landaard, de bevoegdheid zal
worden gegeven en dit is de d e r d e stap dien de
minister wenscht te doen >om nieuwe heffingen in
te voeren ter voorziening in nieuwe behoeften." Wat
den tweeden stapden afstand van een deel in of
van de geheele opbrengst van bestaande belastingen be
treft wordt aangeteekenddat dit steeds in dier
voege zal geschieden»dat de ter beschikking gegeven
opbrengst van belastingen aanvankelijk ongeveer over
eenkomt met de uitgaafdie er tegenover stondof
met het vaste jaarlijksche bedrag, waarvoor zij in
de plaats treedt." A a n v a n k e 1 ij k. Op dit woord moge
om de boven geopperde bedenking de nadruk worden
gelegd. Lang zou een versteening van den op zeker oogen-
blik bestaanden toestand niet mogen duren.
De financiëele decentralisatie zal schrijft de minister
eerst dan volledig aan haar doel kunnen beantwoor
den, en, wat als derde stap wordt voorgesteld, ook
heffing van nieuwe belastingen door plaatselijke besturen
en behoudens de koninklijke goedkeuring het aangaan
van geldleeningen mogelijk maken, «wanneer zij gepaard
gaat met eene oordeelkundige administratieve decentra
lisatie", waaronder wordt verstaan: «het verleenen van
bevoegdheid aan de gewestelijke overheid om zelfstandig,
doch onder de noodige contróle van het centraal gezag,
regelingen te maken, die van uitsluitend gewestelijk of
plaatselijk belang zijn." Tot deze taak in haar vollen
omvang zal de gewestelijke overheid echter eerst dan in
staat zgn, wanneer zij daarin wordt bijgestaan door de
meermalen genoemde «raden".
Hoe zullen deze raden worden samengesteld, en wat
zal hunne taak zijn
VI.
Hier in de residentie gaat geen jaar voorbij, zonder
dat we, op welk gebied dan ook, onze tentoonstelling of
ons tentoonstellinkje gehad hebben. Wie eenigen tijd uit
Den Haag weg is geweest, kan gerust beginnen met te
vragen, zonder ergens iets van te weten Waarvan wor lt
op 't oogenbiik tentoonstelling gehouden In 't ergste
geval krijgt men ten antwoord«O, 't duurt nog een
poosje voor hij geopend wordt," want bijna zeker is er
een, of blinkt er een nieuwe in 't verschiet.
Niet altijd zijn ze interessant, soms beklaagt men zgn
tijd, dien men er zoek heeft gebracht, en menigmaal heb
ik al het belachelijke gevoeld, dat schuilt in die over
dreven zucht naar reclame!
't Was dan ook zonder groote nieuwsgierigheid, dat
ik me naar de «Gothisohe zaal" begaf, om de Geschied
kundige Tentoonstelling van het Nederlandsch Zeewezen
te gaan bekijken, eehter 't viel mee.
Vooreerst: mijne eerbiedige hulde aan diegenen, die
dat prachtige gebouw er voor hebben uitgekozen. Het
maakt veel aangenamer indruk, 't binnentreden in die
prachtige zalen, dan in zoo'n gewoonlijk lieht en dicht
in elkaar getimmerd gelegenheidsgebonw. De collectie
was, zoover dat kon, vrij volledigen chronologisch ge
rangschikt wie zijn omwandeling rechts van den hoofd
ingang aanving, begon met den vroegsten tijd en eindigde
met de laatste eeuw.
Een massa schilderijen waren ingezonden uit alle hoe
ken van 't land, ook uit 't Buitenland een prachtige
verzameling etsen was er te kijk. Wat stond in 't gou
den tijdperk schilder- en etskunst toch hoog De meeste
schilderijen stelden portretten voor van beroemde zeelui,
of zeeslagen. Tromp (Maarten Harpertsz.)Cornelis
Tromp, Witte de Wit, Van Galen, Wassenaar van Obdam,
alle oude bekenden uit onzen schooltijd, waren er in beeld.
Kortenaer, Piet Hein, Blake, Jan Pieterszoon Koen, in
bonten optocht trekken ze mijn geest voorbynu ik wat
orde poog te brengen in mjjne herinnering. Met eigen
oogen heb ik den brief van J. P. Koen gezien, en gedeel
telijk ontcyferd waarin de historische woorden «ende
desespereert niet" voorkomen.[Met een blauw pijltje waren
ze aangewezen.
Een geheel afzonderlijke plaats neemt hier Michiel
Adriaansz. de Ruijter in, wat hem ook wel toekwam. In
mijn oogen is de ondeugende touwslagersjongen, wiens
hart zoo naar zee trok, en die zich langzamerhand tot
admiraal wist op te werken altijd een eigenaardige
figuur geweest, die een zeer bijzondere plaats in onze
geschiedenis beslaat.
«Bestevaer' had een koepelvormig zaaltje voor zich
alleen, daar waren allerlei voorwerpen uit zijn dagelijksch
leven zijn groote folio bijbel, versleten door 't gebruik,
zijn zakportefeuille, zijn beide tinnen borden, waar hij
aan boord van at, zyn lepel, vork en mes, alles hoogst
eenvoudig. Verder de sabel, die hg gewoonlijk droeg,
een zak(?)pistool, dat naar gissing tien a 15 pond woog,
met drie loopen, een prachtige beker, die hy cadeau
heeft gekregen, na den tocht van Chattam, zijn zware
gouden keten met groote gouden medalje er aan, ge
schenk van de Staten-Generaal.
Opmerkelijk was het, hoe eenvoudig de degen er uitzag,
die hij altijd droeg, terwijl hy er bezat, die zooveel mooier
waren. Het rapier, dat de koning van Italië hem schonk,
heeft een gevest, bestaande uit één stuk prachtig bewerkt
bloedkoraal, een sabel, die hij buit maakte op een fran3chen
kaper-kapitein, bezit een schede, geheel van kunstig be
werkt zilver, een commando-staf, die de koning van
Spanje hem vereerde, is van schildpad, van onderen en
van boven versierd met een dop, geheel met groote licht
blauwe steenen ingelegd.
Verder kan men er zien zijn adelbrief van den deen-
schen koning en de missive, waarbij hem 't Groote bur
gerrecht van Amsterdam wordt verleend. De laatste brief
van de Ruyter aan zyn kinderen behoort ook tot de ver
zameling, evenals drie scheepsjournalen, 't eerste schreef
hij als stuurman, de beide andere als luitenant-admiraal.
Ik weet niet, of ik er veel uit zou kunnen navertellen,
zelfs al mocht ik er een dag op studeeren, een pen-
kunstenaar was de Ruyter zeer zeker niet. Hoe devoot
echter de verschillende souvenirs aan onzen grooten zee
held zijn bewaard gebleven, bewjjst de aanwezigheid van
een gedrukt papiertje, waarbij iemand wordt uitgenoo-
digd tot zjjne begrafenis. Vijfmaal hangt zijn beeltenis
in dat zaaltje in olieverf, niet minder dan 14 geëtste
portretten hangen er naast elkaar, allen met een andere
uitdrukking van gelaat, maar overal is 't dezelfde krach
tige kop met de eerlijke goedige oogen.
Achter t de Ruyter-zaaltje volgen nog twee groote
zalen. De laatste zaal bevat voornamelijk modellen van
schepen, van scheepskameelen en van voorwerpen op de
scheepvaart betrekking hebbende. Er is een opmerkelijke
verzameling van oude zee-kaarten en zee-atlassen eü
instrumenten.
Een groote vitrine bevat nog een paar mooie groote
stukken van de spaansche zilvervloot, door Piet Hein
veroverd, een prachtige fruitschaal van fijn uitgewerkt
zilver en een zoutvat, een waar kunststuk.
Of echter een wit kanten jurkje, dat baron van Was
senaar van Obdam als kind heeft gedragen, veel heeft
uit te staan met ons zeewezen En of een kinderwagen
uit de vorige eeuw hier erg op zijn plaats was? Zulke
kleinigheden ziet men echter licht over 't hoofd.
Er is hard gewerkt, om deze tentoonstelling bij elkaar
te krygen. Behalve uit Nederland zgn er inzendingen
uit Belgie, Engeland, Denemarken, Duitschland, Frankrijk,
Italië, Rusland, Japan en Zwitserland, waarvan er 4
bekroond zgn, twee uit Duitschland, 2 uit Engeland.
Tot mijn genoegen las ik onder de bekroonden oo£ 't
Stedelijk Museum te Alkmaar.
Wie 't in zijn bereik heeft, zou ik een bezoek zeer
zeker aanraden. Men krijgt er een helder begrip van,
wat Nederland beteekende in de 16e en 17e eeuw, hoe
groot en hoe geëerd, ondanks 't kleine grondgebied, 't
Is waar, de tegenstelling met het heden is dan ook te
Bchriller, nu iedere beleediging van buiten met een zoet-
sappig glimlachje kalmpjes wordt verduwd. Wat moet
daarvan 't eind zijn Een mooi en groot verleden be
schermt niet voor de toekomst
THEO VAN STRALEN.