KLATERGOUD, So. 144. Honderd en tweede jaargang, 1900. 5 DECEMBER. WOENSDAG Amsterdamsche Brieven. FEUILLETON. Buitenla n <1. COURANT. Prijs der gewone advertentlen Per regel Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. ALkMAARSCHE Deze Courant wordt Uinsdag-, Donderdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar t 0,SÜfranco door het geheele rijk f 1, 3 Nummers f 0,00. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer 3. XXVII. Wij hadden gehoopt, President Hruger deze week in ons midden te zien en het bericht, dat wij nog wat geduld zullen moeten hebben heeft onmiskenbaar teleur stelling gewekt. Toch heett het uitstel ook zijn goeden kant, want, eerlijk gezegd, waren wij nog lang niet klaar met de maatregelen voor een ontvangstdezen grooten patriot waardig, 't Is wel waar, dat zulk een receptie betrekkelijk weinig voorbereiding eischt omdat er hier geen «stemming" behoeft gemaakt te worden en de sympathie voor den afgezant der bedreigde Boeren zich wel zal uiten zonder dat daarvoor de harten eerst warm worden gemaaktdoch dat neemt niet weg dat een manifestatie eenige regeling behoeft zal zij ten slotte voldoen aan de verwachtingen die daaraan ten grondslag liggen. In dit opzicht nu was nog niets tot stand gebracht en die schade kan nn nog worden inge haald. Wij weten ten minste al dat President Kruger door het Stadsbestuur «officieel" zal worden ontvangen. Het voorstel daartoe ging uit van een aantal Raadsleden van verschillende richtingen en partijen wat eensdeels jam mer was omdat 't naar buiten nog beter indruk zou hebben gemaakt, wanneer B. en W. daartoe waren ge komen. Ter wille van de goede zaak hadden deze Raads leden zeker verstandiger gedaan als zij van hun voor nemen aan het Dagelijksch Bestuur vooraf hadden kennis gegeven met bereidverklaring om zich terug te trekken, wanneer hun idee werd overgenomen en eerst als aan dien wenk geen gevolg was gegeven zelf waren opgetreden. Nu wekte zij onwillekeurig de oppositie op van den Bur gemeester, die 't volstrekt niet hebben kan, dat de Raad hem ook maar in 't minst voorschrijft hoe hij te han delen heett. Op die manier toch is 't alleen te verklaren dat de heer Vening Meinesz zich verzette tegen het woord officieel'' in het voorstel. Zijne argumenten waren niet van prima qualiteit. Hij klemde zich -.-ast aan de be wering, dat President Kruger incognito reisde en waagde zells de vooronderstelling te opperen dat de patriarch bij behoud van het gewraakte woord wel eens kon weg blijven. Als dat oprecht werd gemeend is 't toch heel naïef. Hoe, de President, die te Parijs wordt ontvangen door Loubet en den gemeenteraad en door deze zelf ook wordt bezocht, die op zijn hoogen leeftijd naar Europa is gekomen om de gewetens der volkeren wakker te sehudden opdat zij van hunne regeeringen arbitrage zullen eischen die te Berlijn en te St. Petersburg per soonlijk zijne smeekbede tot de monarchen gaat richten deze Presidentdie eerlang bij Koningin Wilhelmina zijne opwachting zal maken zou bezwaar hebben tegen een officieele receptie in de hoofdstad van Holland dat hem van alle Europeesche staten toch 't naast aan het hart moet liggen De heer Vening Meinesz had moeten begrijpen dat zijne woorden, in de laatste Raadszitting gesproken, zouden worden overgebracht naar alle deeleu der wereld en daaronder ook naar Engeland waar men er zeer zeker in strijd met zijn bedoelingen munt uit zal slaan. Intusschen aan dat alles is nu eenmaal niets meer te veranderen. Ter wille van den Amsterdamschen Raad moet men maar trachten de gevoerde discussies te ver geten en zich bepalen tot het feitdat op stuk van zaken het voorstel der Raadsleden toch is aangenomen. En op de Amsterdammers rust de plicht om door hunne houding bij de komst van President Kruger te toonen dat 't hun wensch zou zijn geweestdat dit voorstel bij acclamatie ware goedgekeurd. De Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Vereeniging en het zeer actieve comité van den Christelijker! Boerenbond gaan nn drukke dagen tegemoet. Zij zouden zeker ver standig doen wanneer zij zich een commissie uit de ingezetenen toevoegden om het huldebetoon zoo indruk wekkend mogelijk te maken. Daadwerkelijk heeft Neder land niet zoo heel veel kunnen uitvoeren maar 't heeft t wel in zijn macht om den kloeken grijsaard te be moedigen door hem telkens en telkens weer de overtuiging te schenken dat wij voor zijn zaak niet meer kunnen gevoelen dan wanneer 't de onze gold en dat Amster dam beseftdat zijne zending is geschied in den naam der rechtvaardigheid en der eerlijk verdiende vrijheid. Te Amsterdam zal President Kruger door velen be zocht worden die hem persoonlijk kennen en te Pretoria welkome gasten waren in zijne woning. Er zijn in onze stad op het oogenblik verscheidene Afrikaners die na meer dan een jaar in het veld te zijn geweest en dui zenden gevaren te hebben getrotseerd bij Komatipoort over de grenzen gingen met het vaste voornemen om zich, zoodra de gelegenheid zich aanbood, weer bij de com mando's te voegen. Zij konden de in de bergen terug trekkende hoofdmacht der Boeren niet volgen omdat hunne paarden waren doodgeschoten en zoo bleef hun niets anders over dan zich ouder de bescherming van de Portngeosche autoriteiten te stellen. Deze hadden vroeger een geheel Engelsch leger de colonne onder Plumer door haar gebied laten trekken en de Afrika ners hadden daarom verwachtdat zij hier niet zouden lastig gevallen worden. Groot was daarom hunne teleur stelling, toen de Portugeezen hunne wapenen eischten en hen naar Lorenco Marques voerden. Wat moesten zij daar beginnenWerkeloos blijven konden zij niet en daarom zijn zij naar Europa gegaan om daar de waarheid te verkondigen en aldus bij te dragen tot de internationale beweging ten bate van de onafhankelijkheid der Boeren. Onder hen vindt men er met de echte Afrikaner namen Théron Botha Brink en anderen. Door een gelukkige omstandigheid hebben wij met hen kennis gemaakt en uren achtereen hebben wij met hen zitten praten over hetgeen zij hebben ervaren. Men vindt zichzelf klein wanneer die eenvoudige mannen als iets dat vanzelf spreekt verhalen hoe zij alles in den steek hebben gelaten, toen de Vierkleur werd bedreigd. Er zijn erbij uit de Kaap koloniedie als zij zich rustig zouden hebben gehouden, nn nog hun welvaart zouden genieten omringd van vrouw en kinderen geen oogenblik hebben zij spijt, dat zij naar de Btem van hun hart hebben geluisterd en den DOOK JE. W M 11 A K K. Ve.taling van HERMIN A. 17) Felix Ronald was ondertusschen door zijn aanstaanden schoonvader ontvangen en het salon binnengeleid, waar (ij nu de dames verwachtten. Marlow had hem al mee gedeeld, dat er bezoekers uit Heilsberg waren, die wel afgewacht hadden moeten worden, daar men hier op Gernsbach moeilijk niet thuis kon geven. »Wel, waarom niet?" vroeg Ronald, die niet op het gezelschap van vreemden gesteld scheen te zijn. «Waarom zou men zich aan die Heilbergsche burgerluidjes storen, als zij je overlast aandoen, zooals nu Men stuurt ze eenvoudig weg." «Maar mijne nicht heelt veel bekenden daar ginds en moest ook deze welstaanshalve afwachten," merkte de bankier aan. «De heeren wilden echter niet lang blijven en we zullen dus schielijk onder ons zijn." Deze verzekering baatte weinig en werd met een ongeduldig schouderophalen aangehoord. De nieuwe bezoeker was blijkbaar niet gewoon zich over anderen te bekreunen, maar wel om zelf overal nommer éen te zijn. Felix Ronald was niet jong meer, om en bij de veertig, en niet groot van gestalte. Nochtans had zijn uiterlijk iets indrukwekkends, daar de geestkracht, die zijn geheele loopbaan kenschetste, zich ook hierin onmis kenbaar openbaarde. Een scherp besneden gelaat met een hoog voorhoofd, staalblauwe, doordringende oogen, die alles zageu en opmerkten, een trotsche, zelfbewuste houding, die toch mets parvenuaehtigs had. Een ordinair man was die Ronald niet, dit kon men hem terstond aanzien; maar zenuwachtige overprikkeling sprak uit zijn geheele voorkomen, de koortsige ongedurigheid van iemand, die de rust zelfs niet bij name kent en wiens geest onop houdelijk met nieuwe plannen en ontwerpen is vervuld. «Edith en mijne nicht komen aanstonds," hief Marlow wederom aan. «En wat die heeren bezoekers betreft, gij kent hen wel, geloof ik. Ge hebt den jongen schilder Max Raimar immers wel in mijn salons ontmoet?" Ronald stond bij de glazen deur en tuurde verstrooid naar het terras «Dat kan wel wesen," antwoordde hij onverschillig. «Een knappe jongen uiterlijk, maar overigens vrij onbe duidend, zooveel ik mij herinner. Een protégé van Edith, niet waar, die altijd de kunst in haar bescherming neemt «O ja Maar Ernst Raimar is ook hier." «Wien zegt ge?" «Zijn oudere broer, die nu notaris te Heilsberg is. Ge hebt hem immers ook nog gekend?" Ronald wendde zich eensklaps om, toen hij dien naam hoorde noemen't trof hem onwillekeurig, zooals men hem kon aanzien. «Ja wel," antwoordde hij wrevelig. «Die klant heeft 't mij lastig genoeg gemaakt, toen het bankroet van zijn vader ruchtbaar werd. Hij wilde die zaak met alle geweld «ophelderen", zooals hij 't noemde alsof alles niet licht en helder genoeg was geweesten toen ik zijn dolle onderstellingen, dat de depositogelden door den een of ander gestolen zouden zijn, verwierp, kregen we woorden. Eéns heeft hij zich zelfs zeer beleedigend tegen mij uitgelaten dat heb ik nog nooit kunnen vergeten 1" Deze woorden klonken norsch en driftig, maar Mar low schudde afkeurend het hoofd. «Welnu, 't is een zoon te vergeven, dat hij niet aan zijns vaders schuld wil gelooven. De slag kwam voor hem geheel onverwachts. In elk geval zult gij 't nu niet kunnen vermijden hem te ontmoeten." »'t Kan mij niet schelen, als hij 't niet vermijdt!" was het trotsche antwoord; en daar de dames juist op dit oogenblik binnentraden, door majoor Hartmut en Max gevolgd, nam het gesprak hiermede een eind. De begroeting was natuurlijk nog wat stijf en vor- bedreigden loten van hun zelfden stam zijn ter hulp ge sneld. Kwamen zij weer voor hetzelfde geval te staan zjj zouden desgelijks doen. Alles hebben zij verloren hunne hoeven zjjn verbeurd verklaard omtrent het lot van de leden van hun gezin zijn zij volslagen in 't onzekere, de arbeid van hun gansche leven is verwoest, maar toch zijn zij niet wanhopig, omdat zij er de volledige zeker heid van hebben dat zij niet anders mochten handelen en er een hoogere macht is, die alles ten goede zal schikken. Met den grootsten eerbied spreken zij van Paul Kruger, van de generaals Joubert, Botha en de Wetvan de andere voormannen de tegenspoed heeft hen er niet toe gebracht om troost te zoeken in be schuldigingen. Alleen wanneer zij spreken over den En- gelschman en over de middelen, die hij heeft aangegrepen om het vrijheidlievende volk te knechten, flikkert er iets onheilspellends in hun oog zij voelen, dat zij met hem nog hebben af te rekenen. Men moet dat hebben gezien om te begrijpen, dar, als 't aan de Engelsche overmacht gelukken mocht het land te overmeesteren, elk uur van den dag zal worden gezonnen op een ge legenheid om den overweldiger van zich te schudden. Wie mannen ontmoet als ThérOD, Botha en onzen voormaligen landgenoot Janson uit Dullstroom, behoeft zich niet bezorgd te maken, dat de Afrikaner natie van het wereldrond verdwijnen zal. OUITSIHLAM*. Wat de toon der Duitsche bla den reeds sedert eenige dagen deed vermoeden is bewaar heid de Keizer heeft geweigerd Kruger te ontvangen. Den 2 kwam te Keulen (alwaar Kruger pas was aange komen) een buitengewoon gezant met de mondelinge boodschap, dat hij als vertegenwoordiger van den Keizer en den Rijkskanselier de opdracht heeft ontvangen het volgende mede te deelen «Zijne Majesteit laat den heer President Kruger zeg gen, dat hij tot zijn spijt 'oij de reeds gemaakte beschik kingen, thans niet in staat is den heer President te ont vangen, en den heer President zijn wensch te kennen geven, dat hij van de voorgenomen reis naar Berlijn zal mogen afzien." Dat de Regeering niet voornemens was bare goede verstandhouding met Engeland op het spel te zetten ter wille van recht en menschelijkheid, was te wachten onder een Keizer, die na de Armenische gruwelen den Sultan een vriendschapsbezoek bracht en met dezen moordenaar in het groot geschenken uitwisselde die, na deu Ja- meson-rooftocht, een telegram van gelukwensch aan Kruger gezonden hebbende, later met Rhodes in verbinding trad en de Engelsche Regeering gelukwenschte met bare over winningen op de Boeren, maar dat Keizer Wilhelm den moreelen moed zoude missen zelf tot Kruger te zeggen, wat hij thans por gezant deed, is inderdaad verwonderlijk in iemand, die zich niet slechts op zijn karakter en po sitie nog al wat laat voorstaan, maar bovendien gewoon is alles te zeggen wat hem voor den mond komt, zonder te overwegen of het billijk consequent, christelijk of «igKHi^fiffïMBnnriTaiTrp »rr 7» .iTiwrBir~-—n melijk het beslisssend woord moest nog eerst uitgespro ken worden, en zoo praatte men dus over gewone dingen. Hartmut gaf door woord noch blik te kennen, dat zij elkaar vroeger ten huize van Raimar gezien hadden en liet zich als een vreemde voorstehen en ook Ronald wilde zich die vroegere ontmoeting blijkbaar niet meer herin neren maar behandelde den militair overigens uiterst beleefd. Daarentegen nam hij niet de minste notitie van Maxdeze werd met een nauw merkbaar hoofdknikje en een «Hoe vaart u mijnheer Raimar afgescheept, terwijl het antwoord niet e<ms afgewacht werd. Ernst scheen zich buiten in het park verlaat te hebben en het gesprek was al in vollen gang, toen hij eindelijk binnen trad. Edith's oogen vestigde zich met gespannen verwach ting op de beide mannen, welker ontmoeting voor haar een raadsel zou oplossen, wat dan ook gedeeltelijk ge schiedde. Een minuut later wist zij, dat de vijandschap weerkeerig was. Wilma stelde den notaris Raimar voor en Ronald, die zijn komst nauwelijks scheen op te merken, zag zich nu wel verplicht hem mede te begroeten. Hij wendde zich halverwege om, blijkbaar voornemens om den oudsten broeder met dezelfde beleedigende geringschatting als straks den jongsten te behandelen maar thans ging dit niet zoo zonder slag of stoot. Ernst Raimar stond tegenover hem met zulk een op geheven houding, met zulk een ongeuaakbaren trots, dat hij zich verwaardigde althans voor den schijn de beleefd heid in acht te nemen. Hij groette koel en stijf en zijn groet werd even afgepast beantwoord, maar daarbij ont moetten de oogen der beide mannen elkaar met een uitdrukking, die Edih onwillekeurig aan twee zich krni- sende zwaarden deed denken. Gloeiende haat van den eenen kant, dreigend opflikkeren aan den anderen Dat waren geen tegenstanders, neen als twee doodvijanden stonden beiden tegenover elkander, stom en oog in oog eikaars krachten metende, gereed tot een gevecht op leven en dood. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1900 | | pagina 1