Nieuwj aarswenschen.
KLATERGOUD,
Oudejaarsavond
No. 154.
Honderd en tweede
jaargang.
1900.
VRIJDAG
28 DECEMBER.
Maandag 31 Dec. a.s.,
NIEUWJAARSWENSCHEN
ii 25 ets ïi contant
PARIJSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
In plaats van op dinsdagavond, 1 Januari
zal de conrant verschijnen op den
en zal daarin weder gelegenheid bestaan tot
het plaatsen van
van 1 tot 5 regels.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Binsda g-, Honderd» g-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar t 0,§©franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
!.y.v
Prys der gewone advertentlen
Per regel ff O,IS. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer t 3.
XXVIII.
Parijs, 17 December 1900.
In langen tijd hebben wij niet geschreven, de tentoon
stelling geraakt al weder in het vergeetboek en werd
spoedig verdrongen door de komst hier van president
Kruger. Misschien heeft het U verwonderd in die dagen
van Kruger's bezoek zoo niets van ons te hooren, maar
wij willen het eerlijk bekennen, de lust tot schrijven
was er niet. Hoeveel genoegen het ons ook deed, dat
geheel Parijs zoo vol geestdrift den grooten patriot toe
juichte, toch kwam telkens de gedachte bij ons op, wat
geeft dat eigenlijk Helaas, geheel Europa is op de hand
der boeren, zij hebben aller sympathie, doch niemand
steekt eene hand uit om hen te helpen. Toch is de houding
van Frankrijk veel mooier dan die van Duitschiand, doch
op stuk van zaken blijft de uitslag, dat niemand iets
doen wil. Hoewel wij in deze brieven eigenlijk nooit over
de politiek spreken, zoo gelooven wij toch wel geoorloofd,
nu aller gedachten in Nederland zoo vervuld zijn van
Krnger en Transvaal, eens onze eigene beschouwing^ te
geven. Dan komt het ons voor, dat de boeren in Zuid-
Afrika zich geen juist denkbeeld vormen van wat Engeland
is. Een Engelschman kan in zijn eigen land een door en
door braaf man zijn, vol respectability", godsdienstig,
kerksch, al wat men wil, eerlijk en oprecht, gij kunt hem
in Engeland gerust vertrouwen. Het engelsche volk is
in Engeland een groot volk, vol eerbied voor wet en
Koningin. De Hollander heeft liefde voor vorst en vader
land, doch dit belet niet, dat velen zich eene kleine grap
veroorloven over de leden van het geliefd vorstenhuis.
Dat zal een Engelschman niet doen, deze draagt daarvoor
vorst ol vorstin te veel eerbied toe. In het vechten is
de Engelschman eerljjk, hij slaat uitsluitend met de vuist,
en wacht behoorlijk zjjne beurt af, dus niet als de Parijze-
naar, die met hoofd, handen en voeten slaat, en dikwijls
nog doorslaat, wanneer de tegenstander reeds gevallen
is. Zoo heeft de bewoner van Groot-Brittanje meerdere
solide eigenschappen, waardoor hij zijn land groot en
krachtig maakte, doch neemt gij den Engelschman buiten
DOOR
fi. WERNER.
Vertaling van HERMIN A.
28)
En evenals straks de notaris zwaaide by het boekje
triomfantelijk heen en wedertoen zich op eens een
merkwaardige echo deed hooren.
»Hoezeeoom Hartmut klonk een heldere kinder
stem. Boven op de stoep stond de kleine Liesbet van
Maiendorf, met haar strooien hoedje wuivende. Nu sprong
zij de trappen af en snelde vroolijk op den majoor toe.
«Zoo, kleine wildzang, weet je al, dat men moet mee
doen als er hoezee wordt geroepen?' vroeg hij lachend,
terwijl hy haar in zijn armen opving. »\Vaar komt ge
vandaan Liesbet Is mama ook hier
»Mama is bij oom Treuman op het kantoor," vertelde
het kind. »En toen heeft oom gezegd, dat ik naar u in
den tuin moest gaan en dat hij met mama zou nakomen.
He, ik heb zoo geloopenIk ben zoo blij dat gij weer
hier zijt
»Ik ook!" stemde de majoor van ganscher harte toe
zeer tevreden met de ontvangen mededeeling. Hij zette
het kleine meisje op zijn knie en zij begon terstond met
groote vertrouwelijkheid te praten en met niet weinig
trots te vertellen dat zij uitgeschilderd werd.
»Een mooi, groot portretEn ik heb een witte jurk
aan en een bouquet in de hand
»En mijnheer Rax Raimar schildert je viel Arnold
in. v Ja dat weet ik ook al. Vindt ge hem een aardigen
man
Liesbet trok een pruilend gezichtje en schudde ont
kennend het hoofd.
zijn eiland, dan is hij eenvoudig een zeeroover. De engelsche
wet is duidelijk in dit opzicht, de pick-pocket wordt te
Londen opgepakt, doch op het vaste land mag hij stelen,
zooveel hij kan, zoo die engelsche gauwdief maar zorgt,
vlug genoeg het kanaal over te steken, dan kan de bewoner
van het vaste land hem niets meer doen. Daaruit blijkt
dus duidelijk, dat in de oogen der Engelschen een engelsche
dief wel misdadig is, wanneer hij eenen Engelschman
bssteelt, doch wanneer hij schade doet aan anderen dan
Engelschen, is hun dat volkomen onverschillig. Is het dus
te verwonderen, zoo zij deze dieven-politiek thans in
Transvaal toepassen
De boeren voeren oorlog, alsof zij met een beschaafde
natie te doen hadden, daarom zijn zij zoo edelmoedig,
maken vele gevangenen, sn wanneer zij die niet voeden
kunnen, laten zij ze weder los. Dit is zeker heel mooi,
en geheel volgens de nieuwe beschaving en volgens het
Evangelie, hetwelk ons leart kwaad met goed te vergelden,
doch wanneer men zijn huis, zijne vrouw en kinderen
verdedigt tegen bandieten, dan is zulk eene mooie handel
wijze glad verkeerd, en wordt door Engeland zeker het
minst gewaardeerd. Wij lazen nu weder, dat de boeren
eene overwinning behaalden, en opnienw lieten zij eenige
honderden gevangenen los, die morgen deze edelmoedigheid
zullen beloonen door het verbranden van hoeven en het
mishandelen van vrouwen en kinderen. Onze meening is,
dat de boeren zich liever moesten doordringen van onze
vaderlandsche geschiedenis, den tachtigjarigen oorlog, en
de Watergeuzen, de boeren schieten uitstekend, eene
flinke proclamatie, waarin zij Engeland waarschuwen hen
met rust te laten, en zoo niet, dan geene gevangenen
meer, de boeren zijn in hun recht, op hun eigen grond,
waarom schieten zij dan niet neer, wie daar niet af wil.
Men vergeve ons deze lange uitwijding, zij hoort toch
wel eenigszins thuis in een parijschen brief, want dit is
ook het oordeel van de meeste parjjzenaars deze zeggen
ook zoo, de boeren waren in het begin aan da winnende
hand, zoo zij die duizenden Engelschen hadden neerge
schoten, dan zou men meer ontzag voor ze hebben. Men
zie ons niet. aan voor wreed en barbaarsch, wij zijn tegen
oorlog, tegen staande legers en allen dwang, doch wil
men oorlog, dan geene zachtheid meer, bandieten laat
men niet loopen.
Te Parijs blijft men buitengewoon boers-gezind. Tever
geefs trachten vele bedaarde, verstandigejournalisten den
Franschen te beduiden, hoe onzinnig en nadeelig voor
Frankrijk een oorlog tegen Engeland zou zijn. Frankrijk
voert veel uit naar Engeland, voor meer dan 1300 millioeu
franken, en krijgt daarvoor de helft in goederen terug,
dus is de handel over en weer ongeveer 2000 millioen
tranken. Hoevelen daardoor hun brood verdienen, ja zelfs
fortuin maken, laat zich denken, een oorlog zou daarin
een vreeseljjke slag geven. En toch is hier de haat tegen
den Engelscttmau buitengewoon groot, veel grooter dan
tegen den Duitscher. En men moet de spotprenten en
satyrieke tijdschriften zien. Daar hebben wij o. a. Le
Eire", »de lach" of »het lachen", voorzeker de mooiste
humoristische courant van Parijs. »Le Rire" telt nu al
zes jaren, de volledige verzameling is vervat in zes deelen,
van tezamen ongeveer 5000 bladzijden, met ongeveer 700
»Neenik vind hem naar. Hij wil altijd bij mama
zijn en met mama praten. Met mij wil hj nooit spelen.
Hij is zoo vervelend
„Wat heeft dat kind al een menschenkennis 1" dacht
de majoor vol bewondering. »En dus praat üjj altijd
met mama, ook als hij jou schildert?"
»Ja, altijd, en dan zet hij zulke oogen, kijk En
de kleine Liesbet verdraaide hare heldere oogjes op een
schrikbarende manier om den dweependen oogopslag van
den jongen kunstenaar na te doen.
Dacht ik 't nietl Ik draai dien dommen jongen
eerstdaags den nek om!" riep Hartmut verwoed, zonder
te bedenkendat het kind dit hoorde. Liesbet kwam
echter ernstig hiertegen op.
»Neendat moogt ge niet doenDan zou hij dat
mooie portret immers niet kunnen afmaken.
»Dan zal ik dat wel afmaken," antwoordde de majoor
met onfeilbare zekerheid. »Dien mijnheer Max hebben
we dan in het geheel niet meer noodig dien laten we
dan het raam uitvliegen."
Liesbet keek hem van ter zijde aan. Zij scheen zijn
schilderstalent wel eenigszins te wantrouwen maar nu
moest ze toch lachen. Mijnheer Max als een vogel het
raam uitvliegende dót was kluchtig.
Na tien minuten waren beiden drult aan het spelen.
Gewapend met een stok leerde het kleine freuletje van
Maiendorf het geweer schouderen en in den pas loopen,
en majoor Hartmut was zóo verrukt van hare vorderin
gen, dat Lij telkens verzekerde:
Liesbetje verdient waarachtig een soldatenkind
te zijn
Beiden waren zoo verdiept in hun spel, dat zij niet
eens merkten dat Raimar met mevrouw van Maiendorf
in den tuin verscheen, totdat de eerste lachend riep
»Maar, Arnold drilt ge hier roeraten
»0, mevrouw pardon barstte Arnold uit. Wilma
glimlachte slechts. Alsof men zich bij een moeder be
hoefde te verontschuldigen, als men haar kind prettig
gekleurde platen en meer dan 10000 teekeningen van
de stift van Léandre, Willette, Caran d' Ache, Forain.
Veber, Roedel, Hermann Paul enz. enz. Deze volledige
collectie kost 60 franken, eene groote som, doch het is
niet te duur betaald, want bladert men ze door, dan
ziet men op humoristische wijze de geheele geschiedenis der
laatste zes jaren. De oplage van dit weekblad is thans
100 duizend exemplaren.
Het nummer van 15 December was echter niet »De
lach." Het blad kwam uit in blauw-zwarteu omslag met
de mededeeling »Le Rire ne parait pas aujourd' hui le
dégout l'a tué" (De lach verschijnt heden niet, de afschuw
heeft haar gedood) en dit titelblad omslaandziet men
den inhoud van »Le Dégout", een numero, in het bijzonder
gewjjd aan de regeeringen van Europa. Allereerst is het
eene teekening van Jeanniot op den duitschen Keizer
Wilhelm-PaladinDe openbare meening verandert slechts
ééne letter en maakt van Paladyn, of ridder van Karei
den Groote, Baladyn, dat is een kermis-grappenmaker.
Dan eene opeenvolging van kleine teekeningen van 1 au,
waarin 's keizers telegram aan Kruger en zijne houding
op heden scherp gehekeld, worden. Eene teekening van
Abel Faivre, getiteld »afscheidsgroet aan het Elysée,
Kruger drukt de hand van president Loubet, en zegt
»weest overtuigd, dat zelfs de ontvangst van mijn grooten
vriend, den Keizer, mij Uwe ontvangst niet zal doen
vergoten." De groote Steinlen teekent zeer fraai »Trop
de fleurs" (teveel bloemen)Camara geeft ons eenen
Chamberlain »le seul qui n' est pas dégouté' (de eenige,
die geen afschuw voelt), Willette toont ons Kruger met
een klein meisje (onze koningin), beiden weenen bjj het
zien van al die hulde en eerbewijzen »En Kruger dacht
het is niet de triomf, het is de begrafenis van mijn
landEindigen wij met »Le Bon Gite" (het goede
tehuis) door Ch. Léaudre, waar Kruger in eene eenvoudige
kamer zit met onze jeugdige koningin en haren aan
staanden echtgenoot, en daaronder het gedicht van Clovis
Hugues
Le Kaiser, étalant sa pourpre Souveraine,
A dit au Vieux: »Va-t' en! Que Viens-tu faire ici
En de oude man is naar de kleine koningin gegaan
»Ik ben moede, lief kind, en ik heb zorg en verdriet."
De oude man spreekt, hij verhaalt de verschrikkingen
van den oorlog, en terwijl de goede Oude dit verhaalt
Et lors la reine a dit en joignant ses mains frêles
»Assieds-toi, fume, bois, graud-père, et benis-nous
(En de koningin vouwt de kleine handen en zegt
Gaat zitten, groot-vader, rook, drink, en zegen ons
J. M. T.
Hngelsche schanddaden.
Voor en aleer de heer de Jong, hoofdredacteur van
de »Worcester Advertiser", in het cachot gestopt werd,
moest zeker wel iets gepasseerd zijn dat in hooge mate
de toorn der Engelsche Regeering opgewekt had. Het
eenige feit waarvoor de heer de Jong gestraft wordt
is de vermelding van schanddadendie door Engelsche
ploerten en moordenaars geschiedden aan Transvaalsche
vrouwen.
Een broeder van een krijgsgevangene die Worcester
bezighieldZij beantwoordde zijn groet echter met een
zekere verlegenheid, en nu kwam Liesbet ook nog vóór
haar staan en voegde haar op verwijtenden toon too
»Mama, oom Hartmut zegt, dat ik een soldatenkind
verdiende te zijn Waarom ben ik dan geen sol
datenkind
De jonge vrouw kreeg een kleur als vuur, en een
blik van den majoor, dien zij opving, deed hare verwar
ring nog toenemen. Gelukkig kwam Ernst haar te hulp.
»Ga eens met mij mee, LiesbetDaar ginds in het
tuinhuisje zijn de jonge katjes met de moeder, daar moogt
ge mee spelen, 't Is das afgesproken, mevrouw, ik laat
terstond het nieuwe pachtcontract opstellen en breng 't
dan zelf naar Gernsbach. Arnold, gij zult hier onderwijl
wel als mijn plaatsvervanger optreden, ik heb op het
kantoor nog het een en ander af te doen."
Hjj nam de kleine bij de hand en bracht haar naar
het tuinhuisje, waar de kattenfamilie weldra al hare
belangstelling in beslag nam. Arnold zond zijn vriend
een dankbaren blik achterna en wjjdde zich vervolgens
met voorbeeldigen ijver aan de hem opgedragen taak.
Met goed succes, naar 't scheen.
Ernst Raimar stond ondertusschen bjj het venster in
zjjn zitkamer, die op de tweede verdieping lag, en zag
met over elkaar geslagen armen in den tuin neer. Hij
hoorde den lach van het kind, dat de poesjes narende,
achter het rozenperk schemerde de lichte japon van de
jonge vrouw, en daarnaast stond Hartmut's gestalte
Ernst wendde zich met een plotselinge beweging af.
Hjj nam den brief naar Berljju, die gesloten en gezegeld
was, van zjjn schrijftafel om hem weg te sturen, maar
een pijnlijke trek speelde hem daarbjj om den mond.
Hij had zich ook illusies gemaakt, ook een lentedroom
gedroomd, doch slechts een paar dagen toen was er
een bitter ontwaken gekomen. Een ontwaken tot strijd
en tot leven, wel is waar maar het geluk had hij
daarbij ingeschoten
Wordt vervolgd.