No. 9 Eerste blad. Honderd en derde jaargang. 1901. ZONDAG 20 JANUARI. Bult e niand ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar t 0,80franco door het geheele rjjk f 1, 3 Nummers f O,O®. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone advertentlen Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer j 3. Openbaar slachthuis. Het nader rapport van burgemeester en wethouders dezer gemeente in zake de oprichting van een openbaar slachthuis, luidt als volgt Bij uw besluit van 28 Februari 1900 no. 11 werden de stukken in zake het oprichten van een openbaar slachthuis, door het aannemen der bekende motie van mr. J. P. Kraakman, opnieuw in onze handon gesteld ten fine van nader advies en werden wij tevens uitge- noodigd bij nadere voordracht het terrein voor den even- tueelen bouw aan te wijzen en een zoodanig plan van een slachthuis aan den Raad over te leggen, waarvan de kosten tot ongeveer f 50000 worden teruggebracht, met dien verstande, dat de aard van het terrein en van de bouwplannen latere uitbreiding mogelijk maken. Wjj hebben de eer ons bij deze van die opdracht te kwijten. Te dien einde leggen wij hierbij over een door den gemeente-architect ontworpen plan van een slachthuis, waarvan de kosten f 62970 zullen bedragen. Wel zon het mogelijk zijn geweest een plan over te leggen welks uitvoering een kostenbedrag van f 50000 niet noemens waard had behoeven te overschrijden, doch een dergelijk .goedkoop" slachthuis zon ongetwijfeld in de toekomst zijn gebleken een dure inrichting te ziju. Van daar dat niet al te angstvallig aan hot bedrag van f 50000 is vastgehouden, 't welk immers de Raad zal dit willen toegeven slechts een uit, de lucht gogrepen bedrag was. Voor ongeveer f 13000 meer zal een in alle opzichten solied en doeltreffend slachthuis te bouwen zijn, met dien verstande, dat daaraan voorshands geene koelinrichting zal verbonden zijn. Wel hadden wij deze inrichting, die in de toekomst toch zal blijken noodzakelijk te wezen, gaarne in dit plan opgenomen, doch wij zijn met het denkbeeld om haar voorloopig weg te laten verzoend, omdat het gemeentebelang bij het hebben van een koel inrichting inderdaad zeer weinig betrokken is. Gelijk u zal blijken wordt ter oprichting van het slachthuis als eene daarvoor uitgelezen plaats, het afge sneden kanaalvak voorgesteld. Het is u bekend, dat de gemeente over dien grond niet de beschikking heeft. Hij behoort tot nu toe gedeeltelijk aan het Rijk, gedeeltelijk aan deze gemeente en voor het overige aan de heeren G. de Groot Jz. en consorten. Op de hierbij overgelegde situatie-teekening is aangegeven langs welken weg de gemeente te bedoelder plaatse in het bezit kan geraken van een alleszins voldoend terrein. De aan het Rijk be- hoorende grond zal moeten worden aangekocht om daarna met de heeren de Groot c.s. tot ruiling van grond te kunnen overgaan. Wij hebben daarom, bij schrijven van 7 Juni 1900 no. 376, ons gewend tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, met het verzoek de voorwaarden te willen doen kennen waaronder het Rijk genegen zou zijn aan deze gemeente in eigendom over te dragen r de gronden met opstanden en terreinsafscheidingen voor zoo ver die aan den Staat toebehooron en deel uitmaken van het afgesneden kanaalvak, gelegen ten westen van de op do teekening aangegeven lijn AB, welke lijn van de woning, gelegen op het perceel sectie C no. 946, op eeu afBtand van 9.60 M. evenwijdig loopt aan de schooiing langs het Groot Noordhollandseh kanaal, zijnde alzoo een gedeelte van de kadastrale perceelen sectie C cos. 948 en 372 en de geheele perceelen sectie C nrs. 370, 946 en 947, zooals met donker roode kleur is aangeduid. Reeds bij schrijven van 24 Juli d.a.v. co. 21.1 55/8297a deelde de heer Commissaris der Koningin in deze pro vincie ons mede, dat er bij den genoemden minister tegen den afstand van den bedoelden grond geen be zwaar bestaat, docb dat ons verzoek was overgebracht bij den Minister van Financiën met het voorstel om met het bestnnr dezer gemeente ter zake te onderhandelen. Den 4 September 1900 no. 3/9528 deelde de ontvan ger der registratie en domeinen alhier ons mede, dat de Minister van Financiën in beginsel bereid is om den grond, ter grootte van circa 3808 oentiaron, ten behoeve van de oprichting van een openbaar slachthuis, voorbe- hondens de goedkeuring bij de Wet, aan deze gemeente in eigendom over te dragen. In dien verkoop zou dan begrepen zijn de opzichterswoning met de daaromheen staande boomen en afrasteringen en de vrijstaande vlagge- stong, doch uitgezonderd zou worden het magazijntje, staande op het perceel no. 946, dat door en voor reke ning dezer gemeente naar een aan te wjjzen rijksterrein moet worden verplaatst volgens aanwijzing en ten ge noegen van de directie van den Waterstaat of voor welke verplaatsing door de zorgen van de genoemde directie, eene som van f 210 behoort te worden betaald. Langs de oostelijke grens over de geheele lengte, zal door en voor rekening van de gemeente moeten worden gesteld en onderhonden, een eu ander ten genoegen van de directie van den Waterstaat, een afrastering, hoog 2 M. boven den beganen grond en daartegen worden gesteld 7 hardsteeDen grenspalen, elk lang 2 M., zwaar 0.25 M,, gemerkt met de letters »R. E.", met vergunning om in die afrastering op het noordelijk einde een hek of poort te maken, tot uitweg naar de aan den Staat blijvende 9.60 M. breede strook rijksgrond langs het kanaal. De perceelen urs. 370 en 946 zullen niet eerder kunnen worden aanvaard dan zes maanden na goedkeu ring der overeenkomst door de Wet. De koopprijs, die de Staat meent te moeten bedingen, werd blijkens schrij- ven d.d. 3 Januari 1901 no 3/9642 van denzelfden ont vanger, op f 10000 bepaald. Het komt ons voor, dat met dezen koopprijs genoegen moet worden genoen. vooral wijl de te verkoopen grond met de daarop staande opzichterswoning vooraf door de zorgen van den minister door twee beëedigde deskun digen op dien koopprijs zijn getaxeerd. Is de gemeente in het bezit van den bovenbedoelden grond, dan kan tot railing van grond met de heeren de Groot c. s., die zich daartoe hebben bereid verklaard, zonder hunnerzijds financieel voordeel te bedingen, wor den overgegaan. De gemeente zal van hen ontvangen ongeveer 1977 M2 grond, uitmakende het donker groen gekleurde gedeelte van het middenterrein op het afge sneden kanaalvak, met de daarop staande woning (welke voor stal kan worden ingericht), in ruil tegen 2088 M2 grond in donker roode en gele kleuren op de .teekening aangegeven, voor zooveel besloten tussehen de lijnen, gevormd door de letters O, B, D, onder voorwaarde, dat de gemeente toebotale eene som van f 3300 wegens kosten, verbonden aan het verplaatsen van de groote loods meer zuidelijk, van do helling aan de zuidzijde van hun ter rein en van den steiger van do oost- naar de westzijde van dat terrein, alsmede van het boawen van eene nieuwe arbeiderswoning. Alvorens ter zake een besluit te nemen zal aan heeren leden van den Raad alsnog de gelegenheid worden aan geboden zich ten stadhuize op nader te bepalen dagen en uren door den gemeente-architect te doen voorlichten omtrent verschillende technische punten. Wij hebben de eer uwer vergadering voor te stellen te besluiten A. over te gaan tot de oprichting van een openbaar slachthuis, op do wijze als in het schrijven van den gemeente-architect dd. 10 Jnii 1900 no. 21/413 is aangegeven B. te nemen het volgende besluit de Raad, Overwegende, dat, ten behon der oprichting van een openbaar slachthuis, er noodzakelijkheid bestaat om over te gaan tot aankoop van gronden, opstanden en terreins afscheidingen, voor zoover die aan den Staat loebehooren en deel uitmaken van het zoogenaamde afgesneden kanaal vak, gelegen ten westen van de op de hierbij overgelegde teekening aangegeven lijn A, B, zijnde een gedeelte van de perceelen ten kadaster bekend gemeente Alkmaar in sectie O nrs. 948 eu 372 eu de geheele perceelen nrs. 370, 946 en 947, zooals met donker roode klenr is aan geduid, ter gezamelijke grootte van ongeveer 3808 cen tiaren Overwegende, dat Z. E. de Minister van Financiën zich heeft bereid verklaard bedoelde gronden met opstanden en afrasteringen ten behoeve van het gemelde doel, voor behoudens goedkeuring bij de Wet, aan deze gemeente in eigendom over te dragen Overwegende, dat de koopprijs welken ue Staat heeft gemeend te moeten bedingen, nadat taxatie door twee deskundigen was voorafgegaan, is bepaald op f 10000 Gelet op art. 194 sub. c der Gemeentewet Besluit de bovenaangeduide gronden, opstanden en terreins afscheidingen, voorbehoudens goedkeuring bij de Wet, van den Staat aan te koopen voor eene som van f 10000. Afschrift van dit besluit te zenden aan heeren Gede puteerde Staten, ter erlanging van de vereischte goed keuring. 0. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen te zijner tijd do noodige voorstellen te doen om te geraken tot eene ruiling van grond met de heeren de Groot c.s. D. Genoemd college eveneens nit te noodigen te zijner tijd de noodige fiuancieele voorstellen te willen doen tot vinding der gelden aan het oprichten van een openbaar slachthuis verbonden. JBUITSCHtABiJB. Het 200 jarig bestaan vau het koninkrijk Pruisen is te Berlijn met grooten praal en natuurlijk geweldig veel militair vertoon gevierd. Dat de Keizer toespraken hield spreekt van zelf, bovendien was er een groote kapittel-vergadering van de rid ders van den Zwarten Adelaar, waarvan de Keizer groot meester is, en werd er een nieuwe orde vau verdienste ingesteld, kortom allerlei plechtigheden naar het hart van den pracht- en pronkiievenden Keizer. De Keizer wisselde de volgende telegrammen met onze Koningin Het telegram des Keizers luidt Het feest, hetwelk Gods genade aan mijn Huis en mij vergunt te vieren, doet mij het oog naast den Schepper naar Nederland wenden. Aan het groote geslacht van Oranje danken wij de deugden, die den Grooten Keurvorst sierden danken wij de heerlijke Prinses, die aan Prnisen zijn eersten Koning schonk. Hieraan gedenkende en ook aan het feit, dat Neder landers onze eerste matrozen waren en een Nederlander onze eerste admiraal, heb ik tot den marsch mijner Marine den ouden eeremarsch der Nederlandsche vloot aangewe zen. iVlogo God steeds onze beide Huizen genadig zijn, gelijk Hij dat in goede en booze dagen aan onze voor vaderen geweest is. Mijne marine echter zal het woord van den admiraal De Rnyter tot het hare maken „het is mij liever, dat ik door niemand geprezen worde, zoo ik maav vrij naar mijn geweten handelen en mijne be- velon zoo kan doen uitvoeren als ik moet''. Het telegram van Koningin Wilhelmina luidde aldns »Ik dank u van gauacher harte voor uw mij zeer geluk kig makend telegram voor de gevoelens, die u op dezen gedenkdag ook hebben doen denken aan mijn land, mijne voorvaderen en onzen grooten De Rnyter. Uwe waardee ring, nwe erkenning van do verdiensten van lang heen gegane personen treft mij diep. Zeer verheugt mij het verleonen van onzen ouden eeremarsoh als presenteer- marscli aan uwe Marine. Gij weet welk innig aandeel ik neem in het beteekenisvolle feest van heden. Ik herhaal u nog eena mijne zeer hartelijke en vriendschappelijke gelnkwenschen." Wat aangaat het »door niemand geprezen worden", waarvan de Keizer spreekt, daarvan kan hij na de beje gening, die hij Kruger aandeed, dagelijks genieten. EK/GELAND. Lord Kitchener, de beal van Soedan, meent thans tot de uiterste maatregelen te moeten over gaan. Zijn parool is dat van den Duitschen Keizer „Geen genade meer" allen die hom in handen vallen, worden gefusilleerd. Een soldaat schryft in hot Engel- sche blad »The Star'' „Wij maken nu geen gevangenen meer Er waren nog een paar gewonde Boeren over, zo werden allen gedood". Deze soldaat beschrijft verder de ter doodbrenging in koelen bloede van vijf gevangenen, die één nacht gehou den werden. Dit stemt alles geheel overeen met wat in eon brief van een Engelsch officier staat, aan den heer Stead ge schreven. De heer Stead staat voor de echtheid van den brief in. Deze officier zegt, dat gedurende de laatste vervolging van De Wet duidelijke bevelen werden gege ven om geen go fangenen te maken, maar om zelfs den laatsten man neer te schieten al heschen zij de witte vlag. Dit bevel heeft de officier, die den brief schreef, per soonlijk van zijn generaal ontvangen. Het Jingo-blad „the Pall Mali" acht dit degoedeweg tot „verzoening der beide rassen", en „hoopt" dat dit bericht waar is FÜAMKEtUH. De correspondent van de Matin te Londen had onlangs een onderhond met een lid van het Engelsche kabinet over de laatste geruchten omtrent de mogelijkheid van arbitrage. De minister verklaarde dat Engeland geen enkel voorstel in overweging zou nemenvan weiken kant het ook kwam en in welken vorm ook. Arbitrage was onmogelijk. De republieken eischen het behoud harer onafhanke lijkheidwelke Engeland besloten heeft haar te ontnemen. Engeland zal tot het uiterste gaau. Ieder, die eenigszius op de hoogte is, zal meenen, dat dit „uiterste" met zoo heel ver meer weg is. ZVID-AFUIttA. Ter afwisseling van al de rampen te land, kan net ministerie van oorlog thans een ongeluk ter zee melden. De 2e klasse kruiser „Sybille", met 8 kanonnen, die te Lambert-baai (benoorden Kaapstad) mariniers aan land zette, is gestrand en vermoedelijk ver loren. De bemanning werd gered. Ofschoon Kitchener niets bijzonders uit de Kaapkolonie weet te melden, wordt van daar toch geseind, dat bjj Murraysburg ten N.W. van Graaft Reinet de Engelschen met een verlies van 6 man aan dooden, 19 aan gewonden en 5 aan vermisten werden teruggeslagen. Volgens de laatste berichten zouden de Boeren reeds tot Aberdeen (60 K M. bezuiden Graalf Reinet) zijn doorgedrongen. Uit Pretoria seint Kitchener van den 17, dat Cal- ville's colonne nabij Standerton werd aangevallen door 1000 Boeren van wie 400 de nil cavalerie bestaande achterhoede chargeerden, en haar dwongen terug te trekken eu zich bij het verdere deel van den troep te voegen. Een hevige aanval op den trein werd met zware ver liezen afgeslagen. De Engelsche verloren een doode en vijftien gewonden. Het convooi, dat, gelijk reeds gemeld, bij Rbenoster- kop door de Boeren werd aangevallen, was twaalf wagens sterk onder geleide van 22 man. Het was nit Bronk- horstspruit veertig mijlen ten oosten van Pretoria, aan den spoorweg vertrokken en vervoerde levensmiddelen voor de troepen op Rhenosterkop, 18 mijlen ten noorden. Op zes mijlen afstand van den kop werd het convooi door 300 Boeren overvallen, die verborgen lagen op een heuvel, waarlangs het moest trekken. Het escorte hield den strijd een uur lang vol. Toen waren twee man ge sneuveld en elf gewond en moesten de overigen zich overgeven. De Boeren doorzochten een paar van de wagens, maar vonden niets van hun gading en reden weg, daar zij voor de komst van Britsehe troepen vreesden. Zij lieten hun gevangenen vrij. Men zal dit wei zoo moeten verstaan dat zij de levens middelen, de geweren en de munitie der geleiders medenamen. De officieele verliezenlijsten vermelden nog 7 ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 1