KLATERGOUD, No. 11. Honderd en derde jaargang. 1901. WINTER. FEUILLETON. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs por 8 maanden voor Alkmaar t 0,80franco door het geheele rjjk f 1,— 8 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. V R IJ D A G telefoonnummer t 3. £5 JANUARI. Prjjs der gewone advertentien Per regel Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. 't Is stil in de natuur. Geen geritsel der bladeren, geen gezang der vogelen. In alle leven is de bloedstroom vertraagd. Geen stem des gejuiehs, geen losheid van bewegingen, geen natuurlijke veerkracht. En indien deze dingen nu ook al gevonden worden, dan is het natuur in den staat van onnatuur, dan zijn ze door kunstmatige opwinding of kunstvaardige aankweeking verkregen. Warmte zij er, maar dan toch alleen door onze kachels; bloemen mogen bloeien, doch zij ontloke n in zorgvuldig ingerichte broeikassendaar zijn voeten die huppelen, maar slechts bij de vroolijkheid, die de feestzaal opwekt. In den fijnen dampkring daarbuiten herneemt alles zijn schuchter voorkomen daar heerschen stilte en rilling. Toch wie ontkent het heeft de winter zijn kracht. "Wie keek niet met verrukking naar den rijp op de takken der boomen als een vriendelijk zonnestraaltje den aanblik zoo betooverend schoon deed worden Of zie 's morgens naar de bloemen op de ruiten. "Welk een fijn, kunstvol werk. De adem des winds maakte het van den waterdamp. Hij ordende al die kristallen op ontelbare plaatsen. Of denk aan de wateren, welke kort te voren u zouden verzwolgen hebben, terwijl schepen ze doorkliefden en nu u dragen en honderden met u. Kent gij een polijstwerk, dat daarbij haalt of als de sneeuw is gevallen welk een verblindend schouwspel Dat sneeuwveld waardoor gij nauwelijks een weg u kunt banen, waarop uw oog zich blind zou staren is als een kleed, dat over de aarde is uitgespreid. En als die sneeuw is gesmolten, zoodat de stroomen zwellen, en dam, noch dijk de wateren keeren kunnen of als de ijsschotsen zich op eén plaats samenpakken en als een levend rotsgevaarte alles in hun vaart meeslepen dan huivert een inensch en gevoelt hij zich klein. En dan heeft niet de winter zijn aantrekkelijke zijde 't Is snijdend koud; de scherpe wind doet u klap pertanden. Wel hebt gij goed tegen de kou u voorzien. Maar 't is niet uit te houden buiten. Niet uit te houden Vraag dat eens aan hen, die zich bewegen op de spie gelgladde baan, of vermei u in die vroolijke, dooreen- warrelende menigte en verheug er u over, dat daardoor velen nog wat werk vinden. Heeft hij niet veel goeds Is de winter niet de tijd van huiselijke gezelligheid en vertrouwelijk samenzijn lokt hij niet uit tot studie doet hij niet smaken de genietingen der kunst in tooneel- DOOR JE. WEBNE1R. Veitaling van HERMIN A. 39) «Mijnheer Treuman," merkte hij aan, »aw ingenomen heid met Ernst wordt letterliik beangstigend Maxuw verklaarde lieveling, zal u dat zeer ten kwade duiden. Waar zit dat gepatenteerde talent tegenwoordig? Bij ons heeft hij zich maar eon enkelen keer laten zien en toen had hij geld noodig. Anders schittert hij door zijn afwezigheid, wat wij ons kalm laten welgevallen.'' Een zekere verlegenheid vertoonde zich op Treuman's gelaat; hij aarzelde met zijn antwoord. «Dat's dat's eigenlijk om u," bekende hij ten laatste. »Max zegt, dat gij hem beleedigt hebt en dat hij zichzelf te veel achting toedraagt om den drempel te overschrijden van het huis, waar gij uw intrek hebt genomen." »Nu, dat zelfrespect heeft hem toch niet verhinderd dien drempel te overschrijden om geld te halen!" merkte Hartmut spottend aan. «Dat zal dan zeker een uitzon dering zijn geweest! En wat dat zelfrespect van Max betreft, zoo heet dit in gewoon Hollandsch vertaald niet anders dan: ijverzucht. Lage nijd en ijverzucht! Hij kan 't niet dulden, dat Ernst nu altijd en overal de hoofd persoon is, terwijl geen schepsel zich om hem be kommert." «Zoudt ge dat denben?" vroeg Treuman bedrukt. «Soms is die gedachte ook al eens by mij opgekomen. Nooit wil hij iets van zijn broer hooren en onlacgs viel hij zelfs knorrig tegen mij uit: «Zwijg toch van dien Ernst! 't Verveelt mij, altjjd en eeuwig dien braven Hendrik te hooren roemen en prijzen Max was blijkbaar gedaald in de schatting van zijn oom, dat kon men duidelijk merken maar eer Hartmut kon antwoorden, werd de deur geopend en trad Ernst en concertzaal? Brengt hij ons niet zijnbijeenkomsten waarin over ernstige vragen van gedachten gewisseld wordt? Is de winter dan wel zoo kwaad, al herinneren u de holle klanken van de voetstappen der voorbij gangers en het eigenaardig trappelen der paarden, dat het hard vriest Of ieder dat zeggen kan Denken w' er eens over na en vragen w' ons af: „wat kunnen we doen ten bate van hen, die 't zooveel slechter hebben dan wij Ach, hoe groot is het aantal van hen, die alleen de schaduwzijden van dit jaargetij ondervinden Welk een schade richt de winter voor velen aan, welk een armoe veroorzaakt hij en welk een stilstand, welk een gedwongen werkeloosheidWie heeft geen deernis met allen, die lijden door koude en door gebrek aan arbeid, aan voldoend voedsel, aan voldoende dekking Gelukkig, dat de winter dan ook is de hoogtijd van een medelijden, dat zich in daden omzet, van een barmhartigheid die doet uitgaan om te verlichten, te helpen, te voorkomen. Yan den nieuw ontwakenden gemeenschapszin geeit vooral dit deel des jaars de dui delijkste bewijzen. Wat al vereenigingen, kringen, ge nootschappen, die beoogen de nooddruftigen te steunen om niet te spreken van hen, die persoonlijk doen, wat ze kunnen ten bate van stoffelijke nooden Als wij van winter gewagen, denken we ean een paar levensbeelden, die hij vertolkt. Is niet de alles bedekkende sneeuw een zinnebeeld van reinheid Beeld is ze van ongerepth id, van het onbezoedelde, van het vlekkelooze van zuivere ge dachten van onbedorven verbeelding. Reinheid is als een schild, waarachter men bewaard is. Maar zij heeft het zwaar te verantwoorden, 't Gaat met haar als met de blanke sneeuw zelve. Slechts kort bedekt ze als een wit, zuiver kleed de straten. De sneeuw wordt vertreden en verandert weldra in een vuile massa Zoo gaat het ook met de reinheid dagelijksche gesprekken, uithui zigheid, een zekere soort van lectuur doen een aanval op haar. Er wordt met haar gespeeldze wordt soms weggeworpen als was ze niet meer waard dan de sneeuw bal in de hand der jeugd. De winter doet denken aan ijs, waarop jong en oud, rijk en arm zich vermaakt. Ge ziet hen gaan, in snelle vaart u voorbijvliegend. Maak maar, dat ge bijtijds uit de voeten komt, anders rijdt men u omver. En wat al wedstrijden worden ge houden. De vluggen winnen de prijzen, de metsten blijven achter. Zien we niet hierin mede een beeld van Raimar het vertrek binnen. De oude heer snelde hem te gemoet. «Zijt ge daar eindelijk, ErnstIk zit je hier sinds een uur te wachten al heb ik 't ontzettend druk! maar ik wilde je toch even zeegen, dat ge gisteren zoo ontzaglijk goed gesproken hebt. «Ik heb 't al wel gedaan «Ja, oom, al tweemaal," viel Ernst hem met een af werend gebaar in de rede; maar dit hielp hem niets. Met vuur en geestdrift oomplimenteerde zijn oom hem voor de derde maal, vergeleek hem uiterst vleiend met Cicero en deelde hem vervolgens het «interview" tot in de kleinste bijzonderheden mede. Dit bevrijdde de beide heeren eindelijk van zijn tegenwoordigheid, wijl hij 't ijlings voor den «Wachttoren" op het papier wilde bren gen en daarom recht tevreden afscheid nam. «Dat's de grootste overwinning, die ge nog behaald hebt, zeide de majoor lachend, zoodra zij alleen waren. «Oom Treuman is dezer dagen letterlijk uitgelaten van opgewondenheid. Maar eigenlijk ben ik even thuisge komen om te vragen of gij den avond bij ons kunt doorbrengen? Wilma verlangt natuurlijk om je eens te zien. Mogen we op je rekenen «Voor een paar uren zeker," was het antwoord. «Maar ik kan eerst later; ge weet hoe druk ik 't altijd heb." «Ja, ze laten je nauwelps tijd om adem te halen, de lui verdringen zich om je heen. Maar ge schijnt best daartegen bestand, strijd en verzet doen je goed, man! Hoe meer gij je moet weren, hoe krachtiger gij wordt Hartmut's opmerking was volkomen waar. De man, die met fier opgeheven hoofd en schitterende oogen vóór hem stond, was een geheel andere Ernst Raimar dan vroeger. Hij haalde even de schouders op. «Mij blijft geen keus over, ik moet wel strijden. Ronald heeft hemel en aarde bewogende hem goed gezinde bladen, al zijn aanhangers en huurlingen razen en tieren tegen mij. Denkt ge, dat ik mij had laten ver leiden al voor de rechtbank te spreken, als ik niet ge noodzaakt was geweest mij te verdedigeu «Ge hebt 't netjes gedaan! En afdoend ook! 't Was alsof ge met knuppelslagen om je heensloegt. Net goed 1 Ze maken je het leven zuur genoegDan moet men het leven? Vooruitkomen is de leus,anderen op zijde dringen het pogen hoe eer hoo liever het doel bereiken. Misschien lijden lichaam en geest er onder. Wat doet het er toe Zoo vangt het leven aan op de schoolbanken en aldus gaat 't immer voort, 't Is een elkaar voorbij hollen, een altoos durende wedloop om de beste plaatsen te veroveren. En in dien kamp vraagt men niet altijd naar de middelen, waarvan men zich bedient. Desnoods alles wagen om alles te winnen Geen winter zonder gladde straten. Velen bewegen zich daarop moeilijk en nemen voor zorgsmaatregelen weinigen, die altoos op de beenen blijven staan de meesten vallen bijwijlen en richten zich zeiven weer op velen moeten geholpen worden en behouden lidteekenen als herinnering. Weer een le vensbeeld Op gladde paden moeten wij dikwerf loopen en dat is goed, want in den strijd leerenw' ons zei ven kennen en stalen we onze krachten. Maar soms wordt de weg zeer moeilijk begaanbaar. Lang hielden w' ons wellicht goed, doch zonder Jtruikelen en vallen brachten wij het er niet af. Wé* ons als we de kracht behielden, om weer met nieuwen moed ons te omgorden en er voeren, dat helpende wachten gereed stonden. Leeren wij kloek het gevaar te trotseeren, anderen tot staf een wijle te zijn Winter in de natuurWinter is het voor menigeen. Er zijn ledige hoofden. Men ontmoet menschen, wien het ontbreekt aan alle geestelijke ontwikkeling. Velen beseffen hun armoe niet of kennen haar zonder te trachten in hun schreiende behoefte te voorzien. Anderen begraven hun talenten of misbruiken ze tot heillooze doeleinden. Winter is het in menig hart. Zij hebben geen geloof in zich zeiven, noch in andere meerzij leerden aan alles en aan allen te wantrouwenzij kennen alleen waarde toe aan cijfers, aan wat met de oogen gezien en de handen getast kan worden. Zij leven voort zonder geestdrift, zonder idealen, zonder bezieling. Koud als ze zijn, gaat een kille adem van hen uit. Wacht u voor dezulken Winter is het in menig huis. In menige woonkamer is het zoo kil. Geen vrien delijke, hartelijke toon heerscht er, geen gezellige geest huist daar. Veel mag er aanwezig zijn, maar 't voor naamste ontbreekt, en ge zijt blij, als ge die woning moogt verlaten, waar de geestelijke temperatuur be neden het vriespunt is gedaald. wel van zich afslaan. Maar één ding, dat ik het meest voor je vreesde, omdat gij 't bet minst kunt verdragen dÈUrvan heeft men niets gehoord. Ik had gedacht, dat zij die onde, ellendige herinneringeu uit den tijd toen je vader stierf weer zouden oprakelen, om den vasten grond, waarop ge staat te ondermijnen." Ernst zweeg. Hij scheen dit onderwerp liever niet te willen aanroeren, maar de majoor sprak daarover door. «Ronald deinst anders voor niets terng," hernam hy «Hij grijpt elk middel aan, waarmee hij je maar eenigs- zins kan kwetsen, en dit, dat toch zoo voor de hand ligt, iaat hij ongebruikt, 't Is alsof hij zich had verbonden dat punt niet aan te roeren." «Dat heeft hij ook gedaan," zeide Raimar koel. «Toen ik hem indertijd te Heilsberg sprak, heb ik hem gewaar schuwd dat pnnt te laten ruston, als hij mij niot tot het uiterste wil drijven en hij heeft zieh dit laten gezeggen. Ronald weet wat hij doet 1" «Hebt gij wezenlijk de macht om hem te dwingen vroeg de majoor verbaasd. «Op dat ééne pnnt ja!" Hartmut schudde het hoofd en zag zijn vriend vor- schend aan. «Ernst, daar steekt iets achter, wat ge voor mij verzwijgt." «Wat ik verzwijgen moet I Vraag mij niets, Arnold, 't Betreft hier geen feiten, maar gevoelens en dit bljjft mijn geheim." «Voor mijn partals 't je eindelijk maar helpt je over dat verleden voor goed heen te zetten. Ge hebt dat oude spooksel zoolang gevreesd, na ziet ge wel, dat gij 't je veel te erg hebt voorgesteld. Da enkele stemmen, die zich heel in het begin lieten hooren, zijn onder dien algemeenen bijval gauw tot zwijgen gebracht." «Zoolang de strijd dnnrt," zeide Raimar in een op welling van zijn vroegere neerslachtigheid. «Maar om 't even dat zijn zorgen van later Ik weet, dat ik voor het oogenblik rechts noch links mag zien, dat ik het oog nitslnitend op mijn doel gericht moet houden en dat dit mij niet altijd gemakkelijk valt." «Kom mij in 's hemels naam niet weer met die Heils- berger stemming aan boordriep de majoor knorrig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 1