DE LEVENSBRON.
Honderd en derde
jaargang,
1901.
VRIJDAG
8 MAART.
De Groententuin.
FEUILLETON.
U0« 29- Tweede blad.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-
en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar 1 ©,80franco door het
geheele rgk f 1,—.
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer t 3.
Prfls der gewone adverteatlcn
Per regel f9.15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
(Vervolg.)
De vorige maal hebben we er met nadruk op gewezen,
dat ook in den tuin een verstandige vrucht- of teeltwisse
ling toegepast moet worden.
Iedere landbouwerdie met zijn tijd is meegegaan,
zal niet alleen weten, dat dit zoo is, maar ook waarom
dit moet geschieden. Voor de meesten, die tuinieren, zal
echter een verklaring in beknopten vorm noodzakelijk
zijn, omdat men juist onder de tuinbezitters zooveel leeken
ontmoet.
Alle planten, die niet tot de woekerplanten behooren,
nemen hun voedsel gedeeltelijk uit de lucht door middel
hunner bladeren en gedeeltelijk uit den grond door middel
van hun wortels. Het luchtvoedsel is gasvormig, het
bodemvoedsel bestaat uit een oplossing van stikstofver
bindingen en zoogenaamde zouten in het bodemvocht,
dat voor het grootste deel uit water en voor een ander
deel uit bepaalde zuren bestaat. Met do luchtvoeding
heeft de tuinier niets te maken, omdat de lucht van dat
bestanddeel, hetwelk de planten met hun bladeren op
nemen het koolzuur, een onbeperkten voorraad bevat.
Deze voorraad is daarom onbeperkt, omdat het verlies
tengevolge van de koolzuur-opname door de planten,
steeds wordt aangevuld, doordat bij verbranding, adem
haling van menschen, dieren en planten en bij elk rot
tingsproces koolzuur ontstaat, dat weder aan den damp
kring wordt teruggegeven.
Maar met de bodemvoeding heeft de tuinier wel uit
te staan. Met de planten worden aan den bodem stikstof
verbindingen en zouten ontnomen en wanneer niet steeds
aan den grond wordt teruggegeven, wat de planten er aan
onttrekken, moet de grond armer worden. Voor ieder,
die kan optellen en aftrekken, is dit zoo helder als glas.
De plan'en moeten, zullen zij in alle opzichten goed
gedijen, in den behoorlijk lossen, doch niet te lossen, in den
behoorlijk vochtigen, maar doorlatenden, in den warmen
bodem in opneembaren toestand vinden: stikstof, phos-
phorzuur, kali, kalk, magnesia, ijzer, zwavelzuur, chloor,
natron en kiezelzuur. Hoewel de plant van enkele
dezer stofien meer noodig heeft dan van de andere, kan
zij het toch niet stellen buiten slechts één daarvan dan
ten koste van haar ontwikkeling.
Met de groenten, het is reeds gezegd, worden geregeld
plantenvoedende bestanddeelen uit den tuinbodem weg
gevoerd. Opdat nu de tuin in staat blijve groenten op te
leveren, moet het verlies aan bodemvoedsel gedekt worden
in den vorm van mest.
Gelukkig hebben alle planten van sommige bestanddeelen
zoo weinig noodig in verhouding van de hoeveelheid, die
iedere grond daarvan bevat, dat voor uitputting van die
bestanddeelen niet te vreezen valt. Met die bestanddeelen
heeft de tuinier bij de bemesting dus ook niet te rekenen.
In den regel komt het bij de bemesting slechts aan op
stikstof, phosphorzuur, kali en kalk, ja, op kleigronden
behoeft men meestal in de eerste vijfentwintig jaren niet
voor gebrek aan de laatste twee bestanddeelen te vreezen.
Is een bepaalde tuin van nature vruchtbaar en komen
DOOR
B, VKBKKR.
"Vertaling van HERMIN A.
5)
Ook waardeerde hij de kennismaking met vdien heer
uit Amerika,'' ofschoon 't niet te ontkennen was, dat deze
zijn altijd even beleefden reisgenoot soms zeer grof behan
delde. Maar die stugge manieren moest men iemand ver
geven, die zich zoolang buiten de beschaafde wereld had
opgehouden en zich daarin nu niet zoo schielijk weer kon
schikken. In elk geval weerhield dit Welborn niet, den
»boer", die natuurlijk bij zijn zwager, den oonsul, woonde,
een bezoek te brengen] en de uitnoodigingen van den
gastvrijen heer des huizes aan te nemen. Hier leerde men
al de aanzienlijken uit de stad kennen, terwijl de omgang
in het groote hotel, waar de gasten uit alle windstreken
te zamen kwamen, niet minder opwekkend en belangrijk
was kortom, de jonge man voelde zich in zijn element
als een visch in het water.
Wijl 't nog vroeg in den voormiddag wasbevond
zich behalve de beide heeren niemand in de leeskamer.
Een geruime poos bleef 't stilmaar nu legde Welborn
de courant neer en zeide met een zekeren nadruk
»'t Regent
»'t Was tamelijk overbodig dat hij dit feit vermeldde,
daar de regen tegen de ruiten kletterde. Nu zag ook
Rottenstoin van zjjn dagblad op en herhaalde op uiterst
tevreden toon
»Ja 't regentEindelijk Goddank
»Maar mijnheer 1 Dat klinkt alsof gij u daarover ver
heugt 1" hernam de jonge man verwijtend. »En ieder
ander is boos daar er bij dit weer natuurlijk niet aan
een uitstapje is te denken."
»D4é,rom juist dan heeft men eindeljjk eens rust.
de uitwerpselen van hen, die zich mot de groenten uit
dien tuin voeden, steeds in den bodem terug, dan zal
aankoop van mest zelden noodig zijn, want de geringe
hoeveelheid stikstof en zouten, welke achterblijft, vooral
in de lichamen der nog niet volwassen leden van het
gezin, worden ruimschoots vergoed door de overeenkomstige
verbindingen die uit de aangekochte levensmiddelen
(vleesch, kaas, brood enz.) met de faecaliën het lichaam
der bewoners verlaten.
Men zorge echter, dat van die kostbare stoffen zoo
weinig mogelijk verloren ga door ze met stroobladeren,
enz. te vermengen, een en ander ook met het oog op de
verhooging van het humnsgehalte van den tuingrond.
Begint men in een tuin, die van nature arm aan plan-
tenvoedsel is, dan zal zeer zeker in de eerste jaren mest
gekocht moeten worden, evenals voor allo Vruchtbare
tuinen, waaruit de groenten naar elders verkocht worden
en waaruit dus met die groenten heel wat plantenvoedende
stoffen verwijderd worden.
Nu lijkt bemesten veel eenvoudiger dan het is. Voor
oordeelkundig, dat is voordeelig mesten, is heel wat
kennis noodig, zooveel, dat men de kunst van verstandig
mesten niet lseren kan uit een paar dagblad-artikelen.
Deze dienen alleen om den lezers aan te sporen moeite
te doen er meer van te weten te komen uit daarvoor
bestemde boeken, door het hooren van voordrachten over
dat onderwerp enz.
Eerst als de tuiniers meer begrip hebben van hetgeen
plantenvoeding en bemesting is, zullen zij ook een rui
mer gebruik gaan maken van de kunst-, beter gezegd
hulpmeststoffen.
Intnsschen als terloops het volgende. Het kenmerkende
verschil tusschen stalmest, menscbelijke uitwerpselen en
dergel. en hulpmeststoffen zit hierin, dat de eerste den
bodem verrijken aan plantenvoedsel en humusvormende
stoffen, de laatste alleen aan plantenvoedsel.
De eerstgenoemde bevatten alle plantenvoedende stoffen,
doch in hoeveelheden, welke in andere verhoudingen tot
elkander staan dan waariu de groenten ze uit den bodem
opnemen.
Geeft men nu zooveel dierlijken mest, dat de groenten
genoeg ter hunner beschikking hebben van het planten
voedsel, waarvan zij het minst behoeven, dan, het zal ieder
duidelijk zijn, ontvangt de bodem van de andere stoffen
meer dan direct aan plantenvoedsel noodig is. Een ge
deelte hiervan ban met het regenwater woggespoeld wor
den en dus voor een later te telen gewas verloren zijn,
terwijl een ander deel in den grond als 't ware opge
stapeld wordt, dus een dood, een renteloos kapitaal wordt.
Is de voorraad ongebruikt plantenvoedsel vrij groot
geworden, dan kan men dit rentegevend maken, door alleen
dat plantenvoedsel in den grond te brengen, hetwelk
hierin of bijna ontbreekt of liever, waaraan de bodem be
hoefte heeft. Dit kan men met dierlijken mest niet, want dan
maakt men den voorraad van die stoffen, waaraan de grond
geen behoefte heeftnog grooter. Dit kan men alleen met
een of andere hulpmeststof.
Men onthoude dit in de eerste plaats. Maar in de
tweede plaats neme men er nota van, dan niet alle ge-
Dat gaat dag op dag maar naar alle mogelijke plaatsen,
waar toch altijd maar precie3 hetzelfde te zien is, de zee
zoo blauw en glad als een lei en grijsbruine olijfboschjes
het een al even vervelend als het ander. Ik hoop
dat 't blijft regenen acht dagen achtereen
Met dezen vromen wensch wierp de oude heer zich
welbehaaglijk achterover in zijn stoel en keek met een
zeker welgevalion naar don plasregen.
Welborn schudde afkeurend het hoofd over deze ge-
zindhoid en raadpleegde zijn barometer dien hij meege
nomen en slechts zeer zelden niet bij zich had. 't Was
een merkwaardig dingdat uiterlijk van alle anderen
verschildestak in een nog merkwaardiger kast en be
vatte een menigte geheimzinnige getallen on streepjes,
welkor beteekenis waarschijnlijk slechts de uitvinder en
zijn gelukkige bezitter kenden. Jammer was 'tdat het
de voor een barometer eenigzins bedenkelijke eigenschap
bezatsteeds in tegenspraak mot het weer te zijn wat
ook dien dag het geval was.
»Hoe staat het weerglas vroeg de oude heer na
een poos.
»Best 1 We zullen na den middag uitstekend weer
hebben."
Rottenstein haalde ougeloovig de schouders op. »Dat
hebt gij gisteren ook gezegd, toen ik niet mee uit rijden
wilde gaan. Ik vertrouwde al dadelijk de wolken niet,
die zoo onverwachts daar ginds bij den Monte Salvator
opstegen, maar gij profeteerdet ons zonneschijn en toen
overviel ons dat onweer midden tusschen de bergen en
in het open rijtuig Kletsnat kwamen wjj thuis en nu
voel ik vandaag natuurlijk weer mijn rheumatiek. Dat
heb ik alleen aan je beroemden barometer te danken 1"
»Maar, mijnheer Rottenstein de jonge man nam
een min of meer gekrenkten toon aan, shoe kunt ge
nu dit onschuldige ding voor dat onverwachts gekomen
onweer verantwoordelijk stellen Hier op het eiland heeft
men te strijden met abnormale dampkringsverschijnselen,
die niet vooraf te berekenen zijn. Toen wij indertijd uit
Triëst vertrokken
sStond uw barometer op storm ja wel 1 En toen
wassen de verschillende plantenvoedende stoffen in de
zelfde verhouding behoeven. Het eene gewas verlangt
naast de andere stoffen vooral phosphorzuur, een ander
kali, een derde stikstof. Heeft men b.v. op denzelfden
grond groenten verbouwd, die alle veel stikstof noodig
hebben dan krijgt de grond aan dit bestanddeel behoefte.
Het tekort kan' dan het voordeeligst gedekt worden door
een meststof, die als plantenvoedsel niets dan stikstof
bevat, want dierlijke mest bevat ook de andere planten
voedende verbindingen, waaraan de grond niet be
hoefte heeft.
Hierin zit het hoofdvoordeel aan het gebruik van hulp
meststoffen verbonden. Het hoofd?oordeel, veggon we,
want er gaan nog andere voordeelen met dat gebruik
gepaard.
Met hnlpmeststoffan kan men de juiste hoeveelheid plan
tenvoedsel geven op het meest geschikte tijdstip, waardoor
de planten krachtiger zullen worden en meer weerstanas-
vermogen tegen nadeeiig werkende invloeden krijgen.
De hulpmeststoffen stellen den tuiner ook in staat van
de groenten die verscheidenheden (variëteiten) te telen,
welke het meest opleveren, want naarmate een verschei
denheid meer kan opleveren, heeft zij ook meer voedsel
noodig om die hoogere opbrengst te gevenuit niets kan
niets ontstaan.
Wil de tuinier echter met oordeel mesten, wil hij
hulpmeststoffen gaan gebruiken dan moet bij maar niet
te hooi en te gras een bepaalde hoeveelheid kunstmest"
aankoopen. Hij moet weten, welke eischen de verschillende
groenten aan de voeding stellen en welk(e) voedend(e)
bestanddeel(en) een bepaalde hulpmeststof bevat. Ook hier
geldtKennis is macht 1"
Een ontdekking van den jongsten tijd heeft geleerd,
dat landbouwgewassen van de familie der vlinderbloemigen
het zonder of althans met weinig bodemstikstof kunnen
stellen, omdat zij samenleven met bepaalde bacteriën,
welke het vermogen bezitten de vrije stikstof uit den
dampkring in bepaalde woekeringen aan de wortels der
bedoelde plaatsen vast te leggen. Men heeft het land,
voor die gewassen bestemd slechts een phosphorzuur-,
en (of) een kali- en kalkbemesting te geven. In den tuin
moet men met deze eigenschap maar geen rekening hou
dende. De daarin gestelde vlinderbloemige gewassen
doperwten, peulen, tuinboonen, princesse- en snijboonen,
moeten, om lekker te zijn, snel groeien. Hun groeitijdperk
is kortzij kunnen niet wachten op de stikstof, door de
bacteriën geleverd. Men verbonwo ze daarom gerust in
stikstofhoudenden mest. (Wordt vervolgd.)
Gen huldeblijk.
De echtgenoote van Generaal Oronjé, die, gelijk
men weet, haren man naar St.-Helena is gevolgd, om
daar zijne krijgsgevangenschap te deelen, zal eerstdaags
een eigenaardig huidegeschenk ontvangen, namelijk een
vstniversgeschenk van de Fransche vrouwen''.
Het is een sieraad in den vorm van een hart, omgeven
door de stralen der Glorie, met een album dat de namen
der deelneemsters bevat 54,000 die allen 5 centimes
bijdroegen voor het huldeblijk.
hebben we drie weken lang prachtig weer gehad."
»Dat kwam door de zeereis,'' beweerde Welborn.
Nu barstte de oude heer in lachen uit. »Kan dat ding
niet tegen een zeereis Is 't soms zeeziek geworden
Welborn was diep beleedigd. Hij hield den barometer
op een kleinen afstand boven zijn hootd en begon de
voortreffelijke eigenschappen daarvan op te vijzelen, toen
hij hierin werd gestoord door de komst van Robert Adlau,
die den heer Rottenstein begroette, zonder veel notitie
van den jongen man e nemen.
»Ik kom u eens vertellen, dat ik de volgende week
van hier vertrek," dus richtte hij het woord tot den ge
heimraad »Ik ga met de stoomboot naar Triëst en van
daar rechtstreeks naar huis 1"
»Gaat ge heen? En al zoo gauw?" riep de oude heer,
min of meer verschrikt.
»Zoo ganw Ik ben hier lang genoog geweest. Meta
en mijn zwager verzetten zich wel tegen mijn plan, maar
ik blijf er bij,"
»Meta is juist bij mijn dochter," zeide Rottenstein.
»0, wist ge dat niet Ga dan nu in elk geval mee naar
boven en rijd dan met je zustor naar huis. Zjj heeft
het rijtuig besteld om haar af te halen."
Adlau aarzelde even, eer hij deze uitnoodiging aan
nam, maar antwoordde daarop kortaf
»Ja, dat zal bij dit weer wel hot beste zijn. Laten
we dan maar gaan!"
De twee heeren stonden op en ook Welborn maakte
van de gelegenheid gebruik om zich bij hen aan te slui
ten. Hij had mevrouw Wilkow dien dag nog niet gezien
en gevoelde zich verplicht naar hare gezondheid te infor-
meeren. 't Was mogelijk dat de regen van den vorigen
dag haar een verkoudheid had bezorgd, mevrouw de ba
rones was niet sterk van gestel en de lucht in het zuiden
behoedde niet voor catarrhalo aandoeningen, 'twas even
wel te hopen - en zoo praatte hij maar door, zonder
dat 't hem hinderde dat niemand naar hem luisterde.
Hieraan was hij gewend.
In het salon, dat de kamers van mevrouw van Wilkow
en haar vader rcheidde en waarvan zij samen gebru k