No. 53. derate blad. Honderd en derde jaargang* 1901. VRIJDAG 3 MEI. Stadsberichten. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderde g- en Katerdagavond nitgegeveu. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar t O,SOfranco door het geheele rijk ff 1, 3 Nummers ff O,O®. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer 3. Prfls der gewone advertentlen Per regel fO,13. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Mr. W. C. BOSMAN. De Centrale Liberale Kiesvereeui- ging in dit district hield dinsdag, den 30, eene druk bezochte openbare vergaderingin bot lokaal Harmo nie, waarin do heer mr. W. Bosman candidaat voor het lidmaatschap der Tweede Kamer, als spreker optrad. De vergadering werd geopend door den waarnemenden voorzitter, den heer S. de Jonghmet de mederleeling dat de Kiesvereeniging had besloten een eigen candidaat te stellen tegenover het aftredend lid mr. E. Fokker vooral omdat deze zich heeft afgescheiden van de liberale partij. Als zoodanig had men met algemeene stemmen gekozen den heer mr. W. C. Bosman wat spreker tee kenend noemt. Men had het noodig geoordeeld om den heer Bosman in de gelegenheid te stellen niet alleen voor de Vereeniging maar nog moer voor de velen, dio daar buiten staan zijne politieke meeuing uiteen te zetten. Daarna gaf hjj het woord aan mr- Bosman. Spreker achtte het een voo rechtdat hem de onder scheiding te benrt viel, candidaat gesteld to worden voor de Tweede Kamer en meende verplicht te zijn een nadere verklaring te geven van zijn politieke beginselen. In het kort gaf hij aan het ontstaan der liberale partij ver klaarde dat hij niet stond op het standpunt der Manchester school en het programma der Liberale Unie van 1896 in hoofdzaak onderschreef. Dit program had echter, naar zijn oordeel, deze fontdat het wel wat te uitgebreid was en ook vele details bevatte waarover alle liberalen en democraten niet gelijk denken wat echter geen schade doet aan het standpunt dat de Unie toen innam. Dat program bevat ten eerste eene bepaling omtrent het kiesrechtwaarover spr. straks zijne meening zal zeggen. Verder werd, ten aanzien van de sociale vraagstukken, verlangd de instelling van de Ka mers van Arbeid en de regeling van het arbeidscontract. Hij acht die regeling zeer weuscheljjk, doch hoe dat geregeld moet worden, is moeilijk aan te geven, alleen kan worden gezegd, dat de bedoeling is, dat niet meer zal golden de gewone burgelijke regeling van overeen komst tusschen arbeider en werkgever. Het is noodzake lijk dat de staat hier ingrijptdoch hoever dat moet gaan, is niet in het program der Lib. Unie noch in eenig ander omschreven. De zaak is daarvoor te moeilijk. Bezwaar wordt er tegen gemaakt, dat de regeling zoo zal zijn, dat de verbreker van het contract gestraft zal worden door den strafrechter in plaats van den bnrger- lijken rechter. Doch het streven naar zoo'n regeling bestaat, alleen is nog een open vraag, hoe dat zal moeten geschieden. Volgt regeling der pachtovereenkomst, zooals dat in het program is neergeschreven, is daartegen geen bezwaar ook hier zal het echter de vraag zijn, hoe dat zal worden. De uitwerking daarover is weer zeer moeilijk. Een ander pnnt is de instelling van verplichte verzeke ring tegen invaliditeit en ouderdom. Belangrijke zaken, waarover spr. niet veel behoeft te zeggen, daar hij bekend mag veronderstellen de door deze regeering ingevoerde ongevallenwet. Verder: bepalingen waardoor het den staat mogelijk wordt beter in te grijpen inzake de woningtoestanden. Hoogst noodzakelijk, evenals de volgende: uitbreiding van het recht tot onteigening, meerdere zorg voor de volksgezondheidhet tegengaan van vervalsching der levensmiddelen en het drankmisbruik. Hier vooral komt het er op aan, wat men daaronder verstaat en is het de plicht van den wetgever voorzichtig te zjjn en te voor komen, dat men te zeer benadeeld wordt in het uitoefenen van zijn beroep. Daarom betreurt spreker, dat er gewerkt wordt in een richting, waardoor honderden en dnizenden worden benadeeld, zooals door de thans aangenomen drankwet. Dat acht hij de meest ongelukkige opvatting van de wijze waarop men dat misbruik moet bestrijden. Het gevolg van de aanneming dezer wet is dat na 1 Mei het vergunningsrecht niet meer kan worden overgedragen, sterft dns de vergunninghouder, dan kan dat recht niet meer overgaan op een ander. Het perceel zal dus be langrijk in waarde vermindereu en de man ondervindt een groote schade. Is dat een gezonde wetgeving Daar door zal, meent hij, het drankgebruik niet verminderen; de clandestine verkoop zal er door toenemen. Ingrijpende middelen acht hij hier juistdoeh de gevolgde methode noemt hij ongelukkig. Met de panton omtrent herziening der armenwet en de volksopvoeding, waaronder regeling van den leerplicht en het vakonderwijs is spreker het weer geheel eens. Ook de herziening van het personenrecht noemt hij drin gend noodzakelijkhij zon er gaarne zien bijgevoegd herziening van het burgerlijk recht. Wettelijke omschrij ving van de rechten der vronwook hiervan is spreker een voorstander. Uitvoeriger staat hij stil bij de kwestieverbetering van den toestand van het natuurlijk kind en opheffing van het verbod naar het onderzoek van het vaderschap. Deze laatste kwestie is moeilijk te behandelen in een kiezersvergadering. Een destijds door de regeering inge diend ontwerp werd juistomdat het bleekdat bet in de practjjk zooveel moeielijkheden zou geven, weer opge borgen. Tegen dat ontwerp was voorzeker heel wat aan te voeren de groote moeilijkheid is echter dat het vaderschap niet is te bewijzen. Het vaderschap noemt spreker oen rechtsfictie. De wet is in dat opzicht veel consequenter dan men denkt eu zegtdat elk kind, staande het huwelijk geboren den man tot vader heeft. Wil men daarin verandering en spr. zal daarmede gaarne instemmen als de kwestie behoorljjk geregeld kan worden dan verlieze men niet uit het oog dat het onderzoek uaar het vaderschap nooit rechtstreeks is in te stellen. Het is echter zeer de vraag, of dit punt moet gezet worden in een partijprogram, nu de meeniugeu daarover nog zoo zijn verdeeld. Dat begrip toch is geen partij begrip. Indien er een bevredigende regeling gevonden kan worden, dan zal spr. daar niet tegen zijn. Hij wil echter alleen tot den wetgever zeggen Wees voorzichtig Beperking van erfrecht. Hiermede kan spr. zich ten volle vereenigen. De erfopvolging van verwijderde bloe 1- verwanten is eeu bron van processen, die hoe eerder hoe liever moet ophouden te vloeien. Behartiging van de belangen van landbouw en vee teelt, handel en industrie, echter niet door beschermende rechten, maar o.a. door het bevorderen van het tot stand bomen vau verkeerswegen. Hiervan hoeft spreker zich steeds een groot voorstander getoond. Wat hij daarvoor in deze streek heeft kannen doen heeft hij gedaan eu het verhengt hem, dat de minister, door het voordragen van het subsidie, het aanleggen van den zoo lang be geerden tramweg naar Borgen en Egmond bevorderen wil. Het, bevorderen van landbouwonderwijs, het instellen van een landbouwministerie herziening der bepalingen omtrent jacht en visscherij acht hij gewenscht. Betere regeling der strijdkrachten, persoonlijke dienst plicht, opheffing der schutterij en verbetering van mili tair recht, acht hij dringend noodig, evenals do invoering van het administratief recht, opdat wij in burgerlijke zaken een rechter zu'len hebben, die uitspraak do8t in geschillen met het publiek gezag. Daarop heeft de liberale partij steeds gehamerd. Vereenvoudiging van het proces recht vindt ia spr. een voorstander, terwijl hij er aan zon willen toe oegen herziening onzer verouderde straf procedure. Ook met hetgeen in net program gozegd wordt omtrent de regeling van de gemeente-financiën, opdat de gemeente meer kan doen op sociaal gebied, progressie in de gemeentebelasting, zuinig beheer der rjjksgeldmid- delen is spreker het eens, terwijl hij ook onderschrijft wat gezegd wordt omtrent de koloniale staatkunde. Ziedaar het program der Liberale Unie, slechts in vogel vlucht overzien. In hoofdzaak is spr. het daarmede eens. De eenige zaak, waarover nog niets is gezegd, en die door velen beschouwd wordt als de politieke toetssteen, is het kiesrecht. Daarover is reeds veel te doen ge weest, zoodat spr. daaromtrent dan ook geen nieuws te berde zal brengen; alleen wil hij zijn eigen inzichten in deze zaak blootlegden. Voorop zij gesteld, dat hij niet staat op het standpnnt van den heer v. d. Zwaag dat deze innam bij de technische herziening der kieswet n.l. dat het kies recht is een staatsburgerlijk recht, dat niet willekeurig mag worden onthouden aan een klasse van burgers. Waarom geeft men het aan den een wel en aan den ander niet De rechtsgrond daarvoor ligt, naar spr. meent, in de kieswet zelve. Het kiesrecht is nooit geweest een privaat recht. Men ban evengoed vragen, waarom wel mannen in het leger eu geen vrouwen? Weina, zoolang de staat, het staatsbelang het niet eischt, zal men dat niet doen. Het staatsbelang schrijft dan ook voor aan wie het kies recht zal worden gegeven. Het kiesrecht is een machts- fnnctie, die uitgeoefend wordt door degenen, die geacht worden daartoe bekwaam te zijn. Daarmede is echter de zaak niet opgelost; men dient zich af te vragen, waar de grenzen zijn te trekken, en wie die grenzen moet aanwijzen. Sprekers antwoord daarop is het volk zelf, doch men moet daarbij één ding in het oog houden nl. het algemeen belang. Dat er grenspalen gesteld moeten worden, daarover is ieder het eens. Men kan het kies recht niet geven aan kinderen, niet aan krankzinnigen. Men moet stellen een grens van leeftijd, doch tevens een grens van bekwaamheid. Een eerste oisch is, dat allen bekwaam zijn, om het kiesrecht nit te oefenen, bekwaam in den meest nitgebreiden zin. Dat beginsel wordt ook voorgestaan door mannen als mr. Kerdijk, die van oor deel is dat de economisch onzelfstandigen moeten worden geweerd. Hij zoekt ook daar het criterinm en onze grond wet gaat van dezelfde gedachte uit en eischt kenteekenon van geschiktheid en welstand. Het is bekend, hoeveel daarover is te doen geweest bij den strjjd tegen minister Tak van Poorvliet en zijn aanhangers. Tak gaf negatieve kenteekenen, anderen meen den, dat de grondwet eischte positieve kenteekenen. Toen kregen we daarop de kieswet-van Houten, waarin allerlei kenteekenen zijn opgesomd en die ons ongeveer 600,000 kiezers gaf. De vraag of daarmede de regeling is uitgeputmoet ontkennend worden beantwoord. Het kiesrecht is oen permanent vraagstuk, dat samenhangt met de ontwikke ling der maatschappij. Men zal echter willen weten, of spreker oordeelt, dat op dit oogeublik de grens de ge- wenschte is. Citeerende de woorden van den heer Troelstra bij de technische herziening der grondwet en het ant woord daarop van mr. Borgesius, verklaart spr. de woor den van dezen laatste geheel te onderschrijven. Met den heer Troelstra is hij het niet eens, dat het er niet op aan komt, welke partij aan de regeeriug is, als het algemeen kiesrecht er is, doch jnist acht hij de woorden van den heer Borgesins, waar hij zegt, dat, indien dit ministerie het kies recht aan de orde had gesteld, men de portefeuille der sociale politiek wel had bunnen opbergen. Verder meent hij, dat de denkbeelden van onderop moeten komen nit het volk, en niet moeten worden iugefiltreerd. De poli tieke gedachte moet leven in de massa. Daarom kon hij ten volle onderschrijven het programma der kiesvereeni ging »Eensgezindheid", waarin werd gozegd dat zon worden bevorderd een democratische ontwikkeling van het staatsbestuur. Ten slotte heeft men die woorden ge schrapt, omdat daaraan een andere beteekenis werd ge geven. Doch het beginsel is gebleven, dat de taak van het volk ten opzichte der landsregeering grootor moet worden dat is de richting, die de liberalen moeten opgaan. Men zal zich afvragen of spr. daarmede niet is geland in het kamp van hen, die bij wenscht te bestrijden. Hij antwoordt daaropdat hij allerminst behoort tot de fractie, die zich heeft afgescheiden, niet zoozeer, omdat hij hun beginselen verkeerd acht maar omdat hij de hoofdleiders der nieuwe partij de verkeerde staatslieden acht. Hij beschouwt ze als de onervaren kapitein van het schip met de kostbare lading. Zijne grieven tegen de vrijzinnige democraten zijnle de wijzewaarop door hen is opgetreden in zake grondwetsherziening, 2e hunne houding tegen de liberalen en 3e hun samengaan met de socialisten. In de Liberale Unie is ter elfder ure de grondwetsher ziening opgeworpen als twistappel. Met de lenze van grondwetsherziening kwam men vrij plotseling aandragen. Toen de vlieger in de liberale partij niet opging, toen de meerderheid gezegd had we vinden dat ontijdig, is men uitgetreden, heeft men de nseuwe partij gesticht en het kiüdeke werd ten doop gehouden door Mr. Trenb. De wenschelijkheid om grondwetsherziening in het li beraal program te schrijven, bestrijdt spr. op grond, dat dio herziening is ontijdig, onmogelijk en onpolitiek. Kon men die herziening tot stand brengen in de studeer kamer, dan was het een ander geval. Tegen de idéé als zoodanig bestaat dan ook geen bezwaar, doch wel tegen de verwezenlijking daarvan op dit oogeublik. In de al lereerste plaats, omdat over die herziening niet een ge vestigde meaning bestaat. Herinneren we ons, wat er vooraf ging aan de grondwetsherziening van '48, hoe die jaren lang werd voorbereid, hoe in woord en geschrift de wenschelijkheid werd betoogd en duidelijk gemaakt.. Toen bestond er werkelijk bij het volk een inzicht in de zaak, maar daarvan blijkt nn nog niets. Ook de her ziening van 1887 was voorbereid, onder anderen door het werken van mannen als prof. Bays. Wie geeft echter thans juist aan, hoever die herziening moet gaan. De partijen, die het wenschelijk achten Niets daarvan. Moeten alleen de artikelen over het kies recht gewijzigd worden De heer Trenb heeft te Leiden o. a. gezegd, dat ook bepaald diende te worden, dat de Eerste Kamer rechtstreeks zon moeten worden gekozen, maar door wie en op welke wijze? Ook de Liberale Unie geeft enkele punten aan, in haar jongste program, die spr. echter niet verkiest boven die van 1896. Ze betreffen het kiesrecht voor mannen en vrouwen en de evenredige vertegenwoordiging. Zoo ziet men, or is geen sprake van een leidende gedachte hij ons volk. Omtrent de afschaffing of wijziging van de samenstelling der eerste k i «staat niet de minste algemeene overtuiging. Dat uat noodza kelijk is, blijkt nit de grondwet zelfVoor een herziening is de duidelijke aanwijzing der veranderingen een vereischte. Ten laatste is noodig, dat een meerderheid van 2/s der Kamer zich voor de herziening verklaart. Daarom, voor en al eer in het volk leeft de algemeene overtuiging van de noodzakelijkheid, is de tjjd voor herziening al lerminst rijp. Vast staat het verder, dat geen der andere partijen, behalve do sociaal-democraten de grondwetswijziging urgent verklaartde katholieken en anti-revolutionairen hebben ongeveer de helft van het aantal zetels, zoodat er dns op een meerderheid van J/3 niet valt te rekenen. Met het oog daarop en omdat politiek een kwestie van praktijk is, is het onpractisch met dezen wensch te komen, nu men de bijna besliste zekerheid heeft, dat er niets van komt. Onpolitiek noemt hij de nrgentieverklaring, omdat de geheele leuze alleen kan strekken tot bevorde ring der socialistische partij. Mislukt de herziening, zelfs dan wint ze er bij. Omdat de socialisten zijn gekant tegen de bestaande rechtsorde, en den staat van zaken wenschen om te keeren, znllen zjj de mislnkking als een heerlijk propagandamiddel aangrijpen en zeggenZie ja weldat ze er niets van terecht brengen De socialen zei spr., zijn gekant tegeu de bestaande rechtsorde wei is waar, ia het revolutionaire karakter eenigszins gewijzigd door de parlementaire actie, doch dat neemt niet weg, dat in de oogen der socialisten de tegenwoordige stand van zaken dient te worden omvergeworpen, om den socialis- tischen heilstaat te verwezenlijken, waarin geen ellende, geen armoede meer zal zijn Dan zal de gouden eeuw zijn aangebroken 1 Om dat alles is het streven naar grond wetsherziening onpolitiek. Daarenboven door die leus aan de orde te stellen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 1