belemmert men de sociale wetgeving. Daarvoor beroept
spr. zich op de meening van een onverdacht getuige,
minister Borgesius en op het protest der liberale kiesver-
gadering te Utrecht gehouden, die een manifest verspreidde,
dat spreker geheel onderschrijft.
Nog een enkel woord thans over de uittreding der
vrijzinnige democraten uit het liberaal verband. Dat de
minderheid in de Liberale Unie zichjjniet neergelegd heeft
bij het besluit der meerderheid, is te betreuren, doch
men had het recht daartoe en tevens om éen beroep te
doen op de liberale kiezers. Men heeft echter meer gedaan
zich verbonden met de radicalen en afgescheiden van de
liberalen. Dat verbond maakt de beginselen der nieuwe
partij verdacht.
Wat is het programma der nieuwe partij P Wij heb
ben recht dat te vragen. «Het Vaderland'' haalt in een
van zijn nummers aan een herinnering uit 1888, toen
de radicale partij verklaarde zich schrap te zetten tegen
de socialisten en in geen geval met hen zon samengaan.
Die vroegere redicale partij had uitgegeven een program,
waarin voorkwamBeperking van het eigendomsrecht.
Wat wil de nieuwe democratische partij Verkiesbaar
heid tot lid van de Kamer ook van de gehuwde vrouw?
Spr. vindt het wel aardig, dat dan een man en vrouw,
die nng al in den smaak vallensamen ter vergadering
gaan. In het Handelsblad van 29 April word het program
in twee artikelen weergegeven; daarin staat ook wegneming
der oorzaken van de bestaande ongelijkheid. Wat is dat
Is dat niet gericht tegen het eigendomsrechten is dat
geen consessie aan de sociaal-democraten Als iemand
zich niet duidelijker uitdrukt, heeft men volkomen het
recht te zeggen, dat men loopt achter de zegekar der
sociaal-democraten. Men heeft dat. kunnen zien uit het
samengaan met de socialisten bij de verkiezing te Am
sterdam. Men heeft het kunnen lezen in het Sociaal
Weekblad. In een artikel uit de Standaard wordt eigen
aardig scherp gezegd, dat de lens der partij door Troelstra
is ingegeven, dat de nieuwe partij zijn petekind is.
Ten slotte zegt spreker, dat onder deze omstandig
heden de liberale partij meent te moeten toonen door
het stellen van een eigen candidaatdat het haar ernst
is met haar beginsel, dat ze den vseg wil big ven volgen,
dien zo noodzakelijk acht voor de politieke ontwikkeling
van ons volk. Met kracht wil zij haar standpunt hand.
haven dat ze staat op den bodem onzer staatsinstel
lingen. Zij zal niet meegaan althans bij eerste stemming
niet met vrijzinnige democraten. Komt ze in de min
derheid dat is geen ramp, dat is soms noodzakelijk.
Het ergste zou zijn dat ze hare beginselen verloochende,
doch daarvoor hoopt spr. dat ze bewaard zal blijven
(Applaus.)
Debat.
Na een kleine pauze werd gelegenheid gegeven tot
debat. De Voorzitter deelde daarbij mede, dat met het
oog op den tijd aa.n iederen spreker slechts 15 minuten
werd gegeven.
Allereerst verkreeg de h< er IS. t'oopmans het woord.
In zijn openingsrede had de Voorzitter gezegd dat met
algemeene stemmen, zegge 17, de heer Bosman candidaat
was gesteld en gevraagdIs dat niet teekenend Spreker
zou de vergadering willen vragen, of dat zoo teekenend
is, dat door 17 mensehen wordt uitgemaakt, dat de heer
Fokker de gewenschte candidaat niet is. (applaus). De
candidaatstelling van den heer Bosman, was een groote
verrassing, te meer omdat de Centrale Liberale Kiesveree-
niging in 1897 twee gevoelige nederlagen heeft geleden.
Hij kan ook met het oog op een uitdrukkirg van Mr.
v. d. Kaay, destijds, dat het echec van den candidaat
was het echec der kiesvereeniging, niet begrijpen, hoe
men thans weder met een candidaat durft komen, die
nu verklaart het program van 1896 te onderschrijven,
terwijl Mr. Bosman in 1897 verklaarde, niet ver van
Mr. Fokker af te staan, ofschoon hij in twee kardinale
puntenverplichte verzekering en leerplicht niet kon
meegaan. Die houding is na '97 belangrijk gewijzigd.
Spr. acht dat echter zeer goed mogelijk. Toch merkt hij
op, dat de heer B. dat program, met de noodige reserve,
onderschrijft.
Hij deelde voorts mededat hij in 1900 aangezocht
werd, namens eenige liberalen waaronder mr. Bosman
om een nieuwe kiesvereeniging op te richtenvooral
om de herkiezing van den heer Fokker te bevorderen.
Hij had daarop geantwoord dat daarvoor geen nieuwe
vereeniging noodig was, daar die reeds bestond. In Juni
1900 werd door «Eensgezindheid" verklaarddat men
wilde werken in democratische richting. Hij heeft toen
getracht door een paar ingezonden stukken in de Alkm.
Courant den heer B. uit zjjn huisje te halen door te
vragen zijt gij nu democratisch liberaal Het is ham
niet gelukt. Later heeft «Eensgezindheid" alweer een
draai genomen, door de woorden democratisch en liberaal
te sehrappen. De beide circulaires van «Eensgezindheid"
en de «Centrale", onlangs verspreid, zijn in den aanhef
precies gelijk. De «Centrale" heett eenvoudig de Kamer
verkiezingen voor haar rekening genomen.
De heer Bosman heeft zich in denzelfden geest uitge
laten als Mr. v. d. Kaay in 1897, het is spr. niet mogen
gelukken om te kunnen begrijpen of de heer B. voor
uitstrevend of conservatief liberaal is. Hij meent verder,
dat wanneer de liberale zetel gevaar loopt in dit district,
de candidatuur van den heer Bosman de oorzaak daarvan is.
Wij weten, zegt hij, wie de heer Fokker is en wat
hij wilvan den heer Bosman weten wij dat niet. Ook
vergelijkt hij het standpunt van den heer Bosman met
dat van van Houten. Nog komt hij op tegen de verdacht
making der vrijzinnig-democraten waarin zelfs de
partijgenooten blijkens het Handelsblad niet meegaan.
Wat in Amsterdam is gebeurd is geen regel voor het
geheele land. Ook wijst hij er op, dat niet prof. Treub
het kindske ten doop hielddoch niemand minder dan
prof. Molengraaff.
Znllen de vrijzinnig-demoeraten de grondwetsherzie
ning zien mislukken dan zullen zij zeker op dezelfde
wijze voortgaan als zij dat de laatste jaren hobbeu gedaan.
Ten slotte vraagt hij of mr. Fokker niet de belangen
van dit district zoo goed mogelijk heeft behartigd en
verklaart hij nogmaals niet to begrijpen hoe men den
moed heelt gehad den heer Bosman, die nog een leerling
in de politiek mag eeten te stellen tegenover het aftre
dende lid. (Luid applaus).
De heer Bos vraagt, hoe de heer Bosman staat tegen
over het programma van den Bond van Nederl. Onder
wijzers, meer bepaaldelijk hoe hij denkt over den invloed
van den onderwijzer op de regeling der schoolzaken, de
opleiding en de salarieering.
De heer Van Huljkhof stelt den heer Bosman een
reeks vragen, waarop hij een pertinent antwoord verlangt.
Aan de vage betuigingen, dat de spr. instemde met ver
schillende punten van het Unieprogram van 1896 had
men heel weinig. Hij vertrouwt, dat de heer Bosman zjjn
antwoord wel gereed zal hebben.
Ter eerste vraagt hij of de heer B. er voor is, dat de
besluiten der Kamers van arbeid bindende kracht znllen
hebben, of dat het moet blijven als bij de tegenwoordige.
Wat over het arbeidscontract was gezegd, vond hij al
heel mager, daarom vraagt bij den heer B. naar zijn
meening over het gereedliggende ontwerp-Drucker en
zou hij willen weten of hij ook van opinie is, dat de
werkgever niet meer geheel vrij moet staan tegenover
den arbeider. Over het pachtcontract werd heengegleden.
Dat is zoo moeilijk, werd gezegd, maar alle dingen zijn
moeilijk.
Hoe denkt spreker over de ouderdomsverzekering
Belangrijk zei hg, maar daar hebben we niets aan.
Over de onderwijsparagraaf heeft spr. niets gehoord.
Daarom zou hij willen vragen, is de heer B. tevreden
met de wet op den leerplichthoo denkt hij over het
verbod van veldarbeid van kindereD, hoe over het ver-
strekkon ven voeding en kleeding aan arme schoolkin
deren Hoe over het feit, dat een kind van 2'/2 jaar
voor den rechter kan worden gebracht, en over de be
scherming van jeugdige misdadigers Wat het onderzoek
naar het vaderschap betreft, meent hij, dat dit is een
zniver klasseubelang, juist door dat verbod wil meu ver
bergen de schanddaden der bezittende klasse. Het, bewijs
is moeilijk, zegt de heer B., maar als jurist zou hij hem
willen vragen, of de groepeering der feiten niet in staat
is om het bewijs te leveren. Ook merkt hij op, dat dit
verbod bij vergissing in de wet is opgenomen. Verder
is de heer B. voor het bevorderen der verkeerswegen,
doch hoe Wenscht hij, dat ze komen in handen van
den staat, of dat de concessies blijven gehandhaafd
Wat is zijn oordeel over de plaatsvervanging in de
kazerne voor eorvéedi»»st enz. Voor de opheffing der
schutterij kan de spreker zich wel verklaren, immers
een paar dagen geleden reeds werd tot de afschaffing
besloten. Hoe denkt hij over de militaire rechtspraak?
Over de regeling der gemeentefinanciëu Hoe s aat hij
tegenover de wet Borgesiuswaarbij een inkomen van
meer dan f 10,000 slechts belast kan worden met, het
dubbel percent van een inkomen van f 500. Van invoer
rechten is hij geen voorstanderdoch wat is zijn stand
punt ten opzichte van het gereedliggend ontwerp, dat
een fiscaal karakter draagt en waardoor belast zullen
worden petroleum en rundervet?
Wat betreft het koloniaal beheer, vraagt hij, of de
heer B. zou willen medewerken om den Atjeh-oorlog te
beëindigen en een onderzoek in te stellen naar de oor
zaken, waardoor die wordt voortgezet en ot bij het goed
keurt, dat tot dwangarbeid veroordeelden zonder be
dekking in de voorste gelederen worden geplaatst Wat
is zijn meening over do zoogenaamde tuchthniswet
Aangaande het kiesrecht, is hij het volkomen met den
heer B. eens, dat dit, is een machtsfunctie. Hij meent
echter, dat de arbeiders hoog genoeg staan en genoegzaam
zijn georganiseerd om het deelachtig te worden, niet om
de maatschappij in het honderd te sturen, maar tot ver
betering der sociale wetgeving.
De drang naar grondwetsherziening is er, of weet de
hoer B. niet, dat verschillende vakbonden zich er voor
verklaarden, dat 44000 arboiders zich hebben uitgesproken?
Of ik of professor Buys, zoo gaat hij voort, zeggen, dat
het noodig is is precies hetzelfde.
Met Borgesius zou de heer B. bet jammer vinden dat
men voor de uitbreiding van het kiesrecht de sociale
portefeuille zou moeten opbergeu. Hij had dat niet zoo
bejammerd. In vele plaatsen van het district treedt hij op
met eeu critiek op de daden dezer regeering, hij hoopt,
dat de heer B. daar onder zjjn gehoor zal zijn, en durft
gerust verzekeren, dat de volkscandidaten de belangen
der arbeiders beter zullen behartigen. Een woord van
protest meent hij nog te moetan laten hooren tegen de
bespotting van de kwestie omtrent vrouwenkiesrecht. Wil
men hot bestrijden, dan doe men dat op anderewaar
dige wijze.
Ton slotte morkt hij op dat de heer B. heeft gezegd
dat de vrijzinnig-democraten loopen achter de zegekar
der sociaal-democraten, dus het socialisme berijdt de
zegekar. Welnu, spreker hoopt dan, dat het dit ook zal
doen in dit district. (De rede werd herhaaldelijk door
applaus onderbroken.)
De heer Glasz acht het noodig, waar de vorige sprekers
dit niet deden, een enkel woord te zeggen over de kwestie
der drankbestrijding. De heer B. is geen voorstander van
de richting der regeering, doch spr. doet een beroep op
de vergadering of sluiting der kroegen niet het juiste
middel is. Hij wijst daarbij op hetgeen gedaan is in
Noorwegen en in verschillende Staten van N.-Amerika,
en verklaart dat mr. Bosman zijn candidaat niet kan zijn.
De zaak van het onderzoek naar het vaderschap is,
meent hij, een zaak van ons geweten. Blijven wij dat ver
bieden, dan zijn wij allen verantwoordelijk voor de ellende,
die daaruit voortspruit. Ten slotte is de heer Bosman er
tegen dat wij gaan in de richting der vrijzinnig-democraten.
Is dat zoo erg? Is hst zoo verkeerd vrouwen kiesrecht te
geven en verkiesbaar te stellen, hebben zij minder ver
stand dan mannen? Waar een vrouw aan het hoofd van
den staat is geplaatstzou daar geen vrouw in de 2e
Kamer mogen zijn
De heer B. is tegen de vrijzinnig-democraten, omdat zij
sturen naar beperking van het privaatbezit, maar znllen
de toestanden niet erger worden, indien dat nog meer
uitgebreid wordt? Als mensch, als christen moet men dat
tegengaan. Wjj wat minder, anderen wat meer, dat is
een eisch van liefde en rechtvaardigheid. (Applaus)
Da heer Bosman antwoordt de verschillende sprekers.
Hij begint met de opmerking, dat hij niets dan oppositie
heeft gehoord tegen hetgeen hij heeft gezegd en afgaande
op het applaus, dat den heeren ten deel viel, zou hij zeg
gen, dat deze vergadering niet enkel rose, maar zelfs
vuurrood is gekleurd. De heer van Kuykhof had zeker
niet het minste succes.
Allereerst beantwoordt hij den heer Coopmans. De
heer C. is, zegt hij, een vriend, die mij mjjn feilen toont.
Dat de politieke liberale denkbeelden wisselen, wie zal
dat laken 1 Evenwel de spr. is nog al afgedwaald.
Het schijnt moeielgk in eene vergadering duidelijk te
zijn, daarom zegt hij nog eens uitdrukkelijk en hij wenscht
dat vol te honden niet wjj zijn veranderd doch onze
tegenstanders. De schenring is niet door ons veroorzaakt
maar door u. Wij hebben getracht die scheur te helen
maar na hetgeen er is geschied, is dat niet meer moge
lijk. Willen de heeren met Fokker meegaan, het staat
aan hen, doch wij gaan den weg, die wij steeds gevolgd
hebben. Wat het gevaar voor deze verkiezing betreft, de
heer G. bedenke, dat het hier een eenvoudig rekensom
metje is. Als er twee candidaten zijn, dan zal op die twee
het maximum aantal stemmen van liberalen en democra
ten worden uitgebracht, laten we zeggen 5000 van de
8000. In herstemming komt bijv. de heer Fokker, dan
zullen allen toch dien candidaat nemen. Hoe kan die
strijd dus nadeelig zijn voor die candidatuur 1 Hij ziet
niet in het gevaar, dat wij het district znllen verliezen.
aarom de heer O. bet standpunt van van Houten er
bijgehaald heeft, begrijpt hij niet.
Als het waar is, wat de spr. heeft gezegd over het
samengaan met de socialisten, dan verheugt hij zich daar
over, maar hij meent, dat dat duidelijk is uitgesproken.
Wat gezegd is over de grondwetsherziening verbaast
hem zeer. De heer O. zegt kunnen we er niet toe komen,
dan gaan we voort met de sociale wetgeving. Spr. wil
dat beschouwen als een persoonlijk inzicht, anders zou
hij vragen: wat blijft er dan over van nw lenze?
Den heer Bos antwoordt hij, dat hij van oordeel is, dat
het hoofd der school moet blijven de verantwoordelijke
persoon. In iedere geordende organisatie is een hoofd nood
zakelijk. Wel is bij voor meer invloed van den onderwijzer,
doch niet voor de republikeinsche school. Een betere
salarieering acht hij zeer gewenscht.
De heer van Kuijkhof heeft een formeel requisitoir
gehouden voor de liberale partij. De juistheid zijner
opmerkingen moet, spreker van socialistisch standpunt
a priori erkennen. Op enkele punten meent bij hem
echter beslist te moeten bestrijden.
Eerstens heeft de heer van K. gevraagd of spr. meent,
dat de beslniten van de kamers van arbeid bindende
kracht moeten hebben. Welnu, hij erkent de noodzake
lijkheid daarvan, maar meent dat er gelegenheid voor
appèl moet zijn. Zonder de noodige waarborgen, zon hij
zich daartegen verklaren.
Wat. het arbeidscontract aangaat, de kwestie is niet
dadeiijk uit te makeuvoor het ongewijzigde ontwerp
Drucker is spr. niet, en in het algemeen acht hij het
noodig dat ook hierbij de noodige waarborgen znllen
worden gesteld voor het gelijk recht van beide partijen.
Ten opzichte van het pachtcontract verklaart hij nogmaals
geheel te staan aan de zijde der Lib. Unie en ten aanzien
van de ouderdomsverzekering is hij in beginsel er niet
tegen, dat de Staat ook daarvoor bijdraagt.
Verbod van veldarbeid van kinderen acht hij noodig.
De eisch, dat van overheidswege voeding en kleeding
aan arme schoolkinderen moet worden verstrektwijst
hij beslist »f. Inzake bescherming van jeugdige misdadi
gers veroordeelt hij bet tegenwoordige systeem der opvoe
dingsgestichten en verklaart hij zich tegeu de kazerneering.
Dat kinderen van 2'/2 jaar voor den rechter kunnen
worden geroepen is hem niet bekend. (De heer van K.
roept dat dit in de Kamer is gezegd.)
Dat het onderzoek naar het vaderschap verboden is
is niet om de schanddaden der hoogere klasse te bedekken.
De gevallen van verleiding komen niet het minst in de
andere klassen voor. Dat het onderzoek moeilijk is
houdt bij volen op vermoedens alleen te vonnissen is
zeer gevaarlijk. Aan den heer Glasz zou hij in betrok
king tot dit puDt antwoorden
Dat wij dit, niet kunnen onderzoeken is niet onze
schuldzoo zijn wij gemaakt. Evenwel, spr. zal niet
zeggen dat het verbod gehandhaafd moet worden.
De verkeersmiddelen. Ia zeer vele gevallen acht spr.
de concessies hoogst gewenscht, de gemeenschap kan niet
alles doen door den Staat gaat het vaak slecht. Het
eigendomsrecht moet volgens hem blijven bestaan niet
om een klasse te bevoordeelen doch zonder prikkel tot
eigenbelang zonden wij een periode van barbaarschheid
tegemoet gaan.
Het afkoopen der corvéedionst in de kazorne kenrt hij
met den heer van Kuijkhof af. Teu aanzien der gemeente
financiëu acht hij het stellen van grenzen voor de pro
gressie noodig; een overdreven progressie is onrechtvaardig
het recht is ook geschreven voor de bezitters. Zonder
dat zouden we den weg van het communisme opgaan.
Het belasten van petroloum en rundervet vindt ook
hij ongewenscht. Wat de heer van Knijkhof heeft gezegd
over het koloniaal beheer laat hij voor diens rekening.
Spreker is voor een commissie van onderzoek wie zou
daartegen zijn Ten opzichte van de tuchthniswet staat
hij geheel aan de zijde van den heer van Kuijkhof.
Over het kiesrecht heeft spreker zich anders uitgelaten
dau de heer van Knijkhof heeft gezegd. De woorden «de
maatschappij in de war sturen'' hielden verband met de
grondwetsherziening. Dat die herziening urgent is voor
het volk gelooft hij niet. Dat spr. ten slotte een loopje
zou hebben genomen met het vrouwenkiesrecht is niet
waar men heeft blijkbaar niet goed geluisterd. Iu be
ginsel is hij er niet tegen maar op het oogenblik is
het niet practisch dat aan de orde te stellen.
Den heer Glasz antwoordt hijdat ook hij een voor
stander is van het tegengaan van het alcoholgebruik.
Sluiting van kroegen en krotten is noodig, doch er zijn
vele andere inrichtingen waar niets op te zeggen valt
die eeu rechtmatige broodwinning ziju. Dat die even
wreed en hardvochtig behandeld worden is zijns inziens
verkeerd.
Dat spr. niet alle punten volledig heeft kunnen be
antwoorden spreekt van zelf. Hij eindigt met de betui
ging dat het hem verheugtdat de opkomst en
belangstelling in de openbare zaak zoo groot is geweest.
(Applaus.)
Met een woord van dank aan den spreker slnit de
voorzitter te ongeveer half twaalf de vergadering de
hoop uitsprekende dat allen die het kiesrecht hebben
daarvan in Juni gebruik znllen maken tot bevordering
van den bloei van het vaderland.
Door de heeren Coopmans en van Kuijkhof werd protest
aaugeteekend tegen de regeling van het debatwaar
door het hun belet werd nader op te komen tegen hetgeen
de heer Bosman had gezegd.