Oproeping onderzoek verlofgangers. Verdrongen ALKMAARSCÏlY COURANT^ Nationale Militie. Dinsdag, den 18en Juni FEUILLETON. Nieuwe Yoedermiddelen. No. 60. Honderd en derde Jaargang. 1901. Dinsdag 22 Mei 1901. Tweede blad. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR roepen bij deze op, de verlofgangers van de militie fe land binnen deze gemeente verblijfhoudende die vóór den 1 April 1901 in het genot van onbepaald verlof waren gesteld onverschillig tot welke lichting zij behooren, dus ook zij, die zijn ingedeeld voor de lich ting 189Ö en 1896 alsmede zij, die zijn ingedeeld voor de lichting 1891 voor zoover zij op den datum voor het onderzoek bepaald niet gepasporteerd zijn, om zich op dezes jaars des voormiddags te tien urete laten vinden vóór het Raadhuis dier gemeenteom aldaar door of van wege den Militie-Commissaris te worden onderzochtgekleed in uniform en voorzien van al de door hen van het korps medegebrachte kleeding- en uit rustingstukken, benevens zakboekje en verlofpas. De verlofgangers worden daarbij herinnerd aan de navolgende bepalingen der Militiewet. Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschappen der militie te landdie zich onder de wapenen bevindenvan toepassingen met opzicht tot de verschillende gevallen van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden. De manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn 1°. zoolang zij zich bij hun corps bevinden; 2°. gedurende den tijddien het in art. 138 bedoeld onderzoek duurt 3°. in het algemeen wanneer zij in uniform zijn ge kleed. Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onder zoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en zijn verlofpas. Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest van twee tot zes dagen te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrestdoor den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger 1°. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek [verschijnt 2°. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen niet voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde voorwerpen 3°. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onder zoek niet in voldoenden staat worden bevonden 4°. die kleeding- of uitrustingstukkenaan een ander behoorende als de zijne vertoont. Art. 142. Is de verlofgangerwienkrachtens het voorgaand artikelarrest is opgelegd, bij het onder zoek tegenwoordigdan kan hij dadelijk onder ver zekerd geleide in arrest worden gebracht. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de hem opgelegde strafdan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-commissaris te richten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlofgangeraangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebracht. Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 ver meld is de verlofganger verplichtop daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaatsen 9) Novelle van DEBORA VAN DE VELDE. Mathilda ook uit te noodigen van de partij te zijn, daaraan scheen bij die afspraak niet gedacht te worden, ook niet door Helmers, die nog gisteren haar had geraden zich toch niet terag te (rekken. O later, veel later zou bij reden hebben zich zelf zijn ontrouw te verwijten. Want, wat was het anders dan trouweloosheid en lafhartigheid, die hem weerhield om tegenover Henriette, openlijk te getuigen van zijne waar dering van Mathilda en juist de laatste in de gelegen heid te stellen te deelen in de genietingen der conversatie Hielp hij dan heden niet zelf om haar achter te stellen Ja, dat pjjnde Mathilda meer dan het gemis van het genoegen zelf, toen zij de afspraak vernam. In het eerst hoopte ze nog dat Helmers haar nog wel een briefje zou zenden, misschien had hij dit beter geacht, dan de bood schap of zij mede ging aan Henriet op te dragen, doch de uitnoodiging bleef achterwege en zich zelf aanmelden dat wilde zij niet, al was het dan ook, dat niets haar dien avond verhinderd zou hebben mede te gaan, wijlde heer van Dalen naar eene vergadering moest en 'dus niet tehuis thee dronk. Het was haar onmogelijk alleen achter te blijven, en, wijl zij nog altijd hoofdpijn had, besloot zij eens'eene flinke wandeling te maken en eene vroegere dienstbode, die gehuwd was, en een eindje buiten de stad woonde, op te zoeken. Zij was in lang niet bij haar geweest en werd door het jonge vrouwtje met groote blijdschap en hartelijkheid ontvangen. Dientje, zoo heette zij, had zoo veel aan de juffrouw te vertellen over haar man en haar kleintje, en ze was zoo gul en vriendelijk, dat het Mathilda waarlijk goed deed en zij er zich langer ophield, dan ze voornemens was geweest. De schemering begon al te vallen toen zy den terugtocht aannam. Nu het was in elk geval lichte maan, geheel donker werd het dus niet, op de in art. 140 voorgeschreven wijzevoor hem te verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De verlofgangerdie zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit, sub 4°. van art. 141 bedoeldof niet overeenkomstig art 143 voor den militie-commissaris verschijnt of, aldaar verschenen zijndein het geval verkeert sub 2°. en 3°. van art. 141 vermeld wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden. De duur van dezen dienst wordt door den Minister van Oorlog bepaald. Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld. Burgemeester en "Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 20 Mei 1901. C. D. DONATIISecretaris. "Wanneer de nijverheid met een afval- of een bijpro duct verlegen zit tracht zij dit op de eene of andere manier aan den landbouw en haar beurs dienstbaar te maken. Veelal ziet zij kans hetal of niet met iets anders vermengd als veevoeder of mest in den handel te brengen. Daartegen valt op zichzelf niets te zeggen. Vooreen groot deel verwerkt de nijverheid voortbrengselen uit het plantenrijk en het is in overeenstemming met de natuurwetten dat wat het plantenrijk voortbrengt, wat de planten aan den bodem onttrekken direct als mest of indirect (dat is 'door het lichaam van het dier) in den grond terugkeert. Maar bij den aankoop van mest moet niet alleen gevraagd worden„Wat zit er in maar ook: „In welken vorm zit dat erin. Lossen de plan- tenvoedende verbindingen snel of langzaam gemakke lijk of moeielijk in de bodemvochten op m. a. w. komen ze spoedig in groote hoeveelheden of langzaam in kleine hoeveelheden ter beschikking van de plantenwortels En bij den aankoop van eenig voedermiddel is 't niet voldoende te vragen „Hoeveel der verschillende voe dende verbindingen wordt mij gegarandeerd maar ook „Zijn die verbindingen verteerbaar of nietge makkelijk of moe'elijk verteerbaar?" Wij wijzen hierop uitdrukkelijk, omdat da onder vinding ons geleerd heeft, dat zulks niet geschiedt. Sedert de oprichting der Rijksproefstations meenen zij, die zeer terecht deze inrichtingen op hoogen prijs stellen, tegen bedrog of althans tegen schade gewaarborgd te zijn als zij de voedermiddelen koopen onder garantie van een bepaalde hoeveelheid eiwit en vet, soms ook van zet- meelachtige stoffen om dan het geleverde ook werkelijk te doen onderzoeken. Dit is echter niet meer voldoendesedert, behalve onvervalschte lijn- en raapkoekengrondnotenkoeken en dergel., ook nieuwe voedermiddelen in den handel zijn. Wij hebben hier meer bepaald het oog op melasse- voeders en wat wij zullen noemen mengkoeken. Zooals velen onzer lezers weten, verstaat men onder melasse de strooperige massaoverblijvende van het bietenuittreksel, als hier'it geen suiker meer wil uit- kristalliseeren. De melasse bevat dus nog suiker en een bepaalde hoeveelheid andere zetmeelachtige stoffen, en, behalve deze verschillende zouten wat ruweiwit en na tuurlijk water. Yoor een groot deel wordt uit de me lasse op een bepaalde hier niet nader te bespreken wijze, alcohol of spiritus gewonnen, maar voor een deel wordt zij, met turfmeel of een andere meelsoort (palin- pitmeel, katoenmeel) vermengd, als veevoeder in den handel gebracht onder garantie van een bepaalde hoe veelheid eiwit, vet, enz. Met die garantie van het eiwit nu is het meestal niet in den haak.Want van het eiwit in de voedermiddelen is steeds een kleiner of grooter deel onverteerbaar. Nu geschieden de eiwitbepalingen aan de proefstations in den regel zóó, dat hij, die een monster van een of ander voedermiddel ten onderzoek opzendt, op het hem later toegezonden rapport van den uitslag van dat onderzoek -rifiirwfirrn iHTrrmminmiMui en daarbij, de weg was, schoon stil, veilig. Toch overviel Mathilda, onder het voortwandelen, dat eigenaardig gevoel van beklemdheid, dat ieder onzer zeker wel eens heeft ondervonden en waarvan wij ons soms geen rekenschap knnnen geven. Haar hart bonsdehare slapen klop ten, hare ademhaling ging snellerzij verhaastte hare stap, cn vond zich zelf dwaas en kinderachtig. Waarvoor vreesde zij eigenlijk Zij wist het zelve nieten toch, ze kon het angstige gevoel niet van zich zetten. Gelukkig naderde zij de stad. Nog maar weinige schreden, dan had zij de IJselbrng bereikt. Doch wat hoorde zij daar Het was het geplas van roeiriemen in het wafer en daartus- schen door klonken haar zacht maar toch duidelijk de woorden tegen van hetzelfde lieddat zij gisteren ge hoord had. Mit dir, mit dir ist Seligkeit des Lebens, Mit dir, mit dir geniess ich doppelt sie Het was de boot, waarin Helmers met Lize van Garde ren en Henriet gezeten waren, en hij zong het met haar 1 O, nu ja, nu was er reden voor Mathilda om zich angstig en beklemd te gevoelen. Dien avond, toen zij zich te ruste begaf, drukte het goede meisje haar bleek gelaat diep in haar kussen fluisterde »Verdrongen'' en schreide zich in slaap. Henriette had overwonnenHelmers had zich lateD vangen, hij was dóór en dóór verliefd, ja hij wist het nu. Henriet was zijne uitverkorene, en voor Mathilda zou hij een hartelijke broeder zijn, hij rekende er op een lief zusje in haar te zullen bezitten. VH. Het gerucht van de verloving van Henriette van Dalen met den civiel-ingenienr Helmers verspreidde zieh weldra door de stad. Nu, iedereen had dat trouwens al voorzien: zij waren ook als voor elkaar geschapen, beiden muzikaal, geestig, onderhoudend, het zou een prachtig paar zijn. Het regende dan ook kaartjes en bouquetten ter eere van de verloofden velen kwamen ook persoonlijk hunne gelukwenschen aanbieden. Men beijverde zich op de een of andere wijze het paartje hulde te brengen immers, er waren nu brnidspartijen in het gezicht, en ook, men kan nooit weten, het spreekwoord zegt immers: >van vindt opgegeven, hoeveel eiwit in het geheel het voe- dermeel bevat. Men spreekt dan van ruweiwit en hier onder zijn dan verteerbaar eiwit, amiden en onver teerbaar eiwit begrepen. En bij den aankoop van krachtvoeder is het om 't eerste te doen. Nu is 't waar, dat de verkooper het eerste niet kan leveren zonder het laatste en eveneens is 't waar, dat alle voeder middelen naast verteerbaar eiwit ook onverteerbaar eiwit bevatten. En toch moet de kooper bij mélasse- voeder garantie van verteerbaar eiwit vragen, terwijl hij dit hij lijnkoeken en grondnotenkoeken bijv. niet behoeft te doen, omdat hierin de verhouding van ver teerbaar eiwit tot ruweiwit vrij standvastig is en ook omdat het leeuwenaandeel van het ruweiwit hier gevormd wordt door verteerbaar eiwit. Niet alzoo bij de melasse. Verreweg het grootste deel van het ruw eiwit hierin wordt gevormd door amiden die niet, zooals in 't algemeen met de eiwitstoffen geschiedt, op een viermaal zoo hooge geldswaarde gesteld mogen worden als zetmeel, doch hiermede hoogstens in geldswaarde gelijk staan. Er bestaat melasse, die 9 °/0 ruweiwit bevat en slechts 2 °/q werkelijk eiwit7 °/0 wordt dan gevormd door de amiden, welke hoeveelheid in geldswaarde gelijk staat met 13/4 °/0 eiwit. Als nu de melasse met een of ander eiwitrijke meel soort gemengd wordt, is het eiwitgehalte van het mengsel natuurlijk hooger dan 9 °/0, maar op de gewone manier rekenende en vergelijkende krijgt de fabrikant van het mengsel het ruweiwit van de melasse natuurlijk op den* zelfden voet betaald als' in lijnkoek of grondnotenkoek, niettegenstaande op een gelijke hoeveelheid ruweiwit in de melasse veel meer amiden voorkomen dan in bijv. de genoemde koeksoorten. Het is dus zaak bij den aankoop van een mélasse- preparaat te vragen 1. Hoeveel melasse bevat het mengsel? 2. Hoeveel ruweiwit en hoeveel amiden bevat de ge bruikte melasse Is bijv. 60°/0 melasse gebruikt en bevat deze 9 °/0 ruweiwit waarbij 7 °/0 amiden dan bevat het mengsM O-6 4- 7°/0 4.2 °/0 amiden. Men doet wel deze bij de waardeberekening buiten beschouwing te brengen. De Suikerraffinaderij voorheen Spakler en Tetterode te Amsterdam die mélasse-turfmeel in den handel brengtdeelt eerlijk mededat haar preparaat 9 °/0 ruweiwit waaronder 7 amiden bevat. Dit verdient toejuiching en het is aan onze veehouders te zorgen dat andere handelaars haar voorbeeld volgen. Door mengkoeken verstaan wij voederkoeken, die niet verkregen zijn door uit één zaad- of vruchtsoort de olie te persen of te extraheeren maar zulke die men vervaardigt door verschillende meelsoorten enz. te ver mengen en in koekvorm te biengen. Deze koeken komen dan ook nooit in den handel onder een naam, die hun samenstelling aangeeftzooals dit b.v. met lijn- en grondnotenkoeken het geval is maar onder dien van den fabrikant of een of andere gefantaseerde benaming^ De fabrikant garandeert ook al weer voor eiwit, vet enz., maar kan onmogelijk zuiverheid garandeeren, want dan zou hij moeten opgeven, wat bij zijn fabrikaat on der zuiverheid verstaan moet worden m. a. w. hij zou moeten mededeelen waarvan hij zijn koek ver vaardigt en dat doet hij meestal nietdaar de samen stelling van het door hem in den handel gebrachte artikel voor het groote publiek een geheim moet blijven. En met geheimen waar het voedermiddelen en mest stoffen betreft, zijn de veehouderij cn de landbouw niet gediend. En waarom zou men koeken koopen, waarvan d0 samenstelling met den sluier der geheimzinnigheid bedek is We hebben immers buiten die mysterieuse voeder middelen nog andere genoeg, die in zuiveren toestand hun deugdelijkheid sedert lang bewezen hebben. Maak een keus tusschen lijnkoek, grondnotenkoek, katoenzaad- meel, sésamkoek, zemelen en dergel. Mengen kunt gij zelf wel. "Wilt gij een krachtvoeder van bepaald eiwit- en vetgehalte, koop zelf de grond- eene bruiloft komt eene bruiloft." Helmers had toch vast ook vrienden in den Haag of elders, en dus vult dit zelf maar aan, lezers en lezeressen. Mijnheer van Dalen had, zooals te verwachten was, geen bezwaar tegen de verbintenis gehad; hij vond, dat hij al heel verstandig had gedaan, met te weigeren om Henriet meS naar IndiS te laten gaan zij was nu immers goed af, en deed een huwelijk uit liefde. Reden om het huwelijk iang uittestellen, bestond er niet, wijl Helmers nog, eer de nieuwe spoorbaan gereed was, eeds zijne vaste aanstelling als ingenieur ontving, en dus, zoodra zijn taak te D. was afgeloopen, naar zijne nieuwe woon plaats zou gaan. Voor hij voor goed diarbeen vertrok, werd de echt van het jonge paar ingezegend. Het had heel wat drukte gegeven in den vriend nkrlng en niet minder in huis. Mathilda vooral had het erg volhandig gehad zij toch had, behalve voor de huishouding, uog voor zooveel te zorgen, en zich met allerlei zaken voor Henrietta's uitzet te bemoeien en dan die roerige bruidsdagen, en eindelijk de trouwdag met zijne eigenaardige drukte. Het was zeker door al die overspanning, dat zij er zoo bleek uitzag, en hare oogen zoo dof' standen. Nu, dat zou wol weer voorbijgaan, zoo redeneerdeu de kennissen. Verdriet over het vei trek van hare zuster zou het wel niet zijn zij was nooit zoo heel aardig voor Jette ge weest eigenlijk had zij haar altijd als eene indringster- beschouwd het was dus voor beiden gelukkig, dat Hen riet zoo spoedig trouwdeze zon vast Mathilda wel niet heel gauw te logeeren vragen, zoo meende men. Nu, in dat laatste had men tenminste goed gezien. De zusters hadden geen verlangen naar elkaar, en Hen riette voelde zich eigenlijk ook weinig gehecht aan haar vaders huis, waar zij, zooals zij het noemde, eigenlijk maar eenigen tijd gelogeerd had. Zij schreef nu en dan aan papa, nimmer aan Mathilda, dan alleen, toen ze hare hulp noodig had bij het in orde brengen vap hare luiermand. Zij schreef des te drukker aan Lizo van Garderen, en aan hare Haagsche vriendinnen, maar ofschoon ze een fraai huis bewoonde, keurige meubelen had, veel conver satie, en na verloop van tijd ook een lief kind, ademden hare brieven niet altjjd tevredenheid, en getuigden zij niet van volmaakt huiselijk gelnk. Wordl vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 5