Verdrongen
No. 63.
Honderd en derde
jaargang.
1901.
WOENSDAG
29 M E I.
Hulp voor de Boeren!
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Conrant wordt Dinsdag-, Donderdag
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar t O,SOfranco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f O,©6. Afzonderlijke nnmmers 3 ets.
Prfls der gewone advertentlen t
Per regel fO,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven f rja n c o aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer 3.
Ze Oproeping
In het avondblad van de Telegraaf van April j.l.
werd door mij eene oproeping gedaan aan alle Boeren-
vrienden, om door een individueelen en internationalen boy
cot van Engelscba waren het volk aldaar, dat misleid en
bedrogen wordt, de oogen te openen en te wijzen op het
gevaar, dat hun handel en njjverheid bedreigt, als de
oorlog wordt voortgezet. Honderden sympathiebetuigingen
mocht ik ontvangen, doch duizenden zijn onverschillig of
onwetend gebleven. Thans nu mijn oproep in alle
talen door Europa is verspreid en mjj reeds uit Frankrijk,
Duitschland, Rusland en Italië bewijzen van instemming
zijn geworden richt ik nog eens het woord tot n.
Boeren vrienden, in de hoop, dat door uwe medewerking
bewaarheid moge worden, Openb. van Joh.: 18 vers 11:
»En de kooplieden 'ler*ardf zullen weenen en rouw
A van Engeland7
maken om -haaromdat niemand hun waar meer
den oorlog
koopt"1
Landge nooten.
Geheel Europa trilt van verontwaardiging voor de
afschuwelijke rol, die Engeland meent te mogen spelen
in Zuid-Afrika. Gedurende meer dan een eeuw hebben
de zichzelf vergodende zonen van Albion de eenvoudige,
Godvreezende, landbouwende bewoners van Hollandsche
afkomst aldaar omgeven met lengen en bedrog; zij heb
ben tegenover deze Boeren, overal waar het hun te pas
kwam, hun woord verzaakt, tractaten geschonden en daar
bij iedereen behandeld alsof zij zelf hoogere wezens waren
en dus met verachting konden neerzien op deze lieden,
die, zooals in dezen oorlog vooral is gebleken, toch moreel
zoo oneindig veel hooger staan.
Engeland heeft zich niet geschaamd om met behulp
zijner dagbladen de Boeren op de ergerlijkste manier
te belasteren en op die wijze .stemming'' te maken voor
een oorlogdie enkel ten doel heeft den Boeren hunne
onafhankelijkheid en hunne goudmijnen te ontnemen even
als zij dit reeds in den Vrijstaat hebben gedaan met de
diamantmijnen.
Tegenover de bij velen hunner eigene landgenooten
opduikende meening, dat zij een verachtelijke, onwaardige
politiek drijven, schamen zij zich nietmiddeleeuwsch
terrorisme te gebruiken en iedere uiting van beter gevoel
met geweld te smoren.
Op deze wijze is het hun gelukt de oorlogsstemming
hoog te houden en staan zij nu op het punt om, niet
tegenstaande den heldhaftigen tegenstand der Boeren, de
beide republieken door hun overmacht te overweldigen,
dezen het hoogste goed, de onafhankelijkheid, te ontnemen
en hun diep gehaat bestuur van geweld en verachting
op te dringen. Dat dit den waren stand van zaken weer
geeft wordt gevoeld door geheel Europa en misschien heeft
dan ook nooit zulk een algemeens haat tegen één volk post
gevat, als nu bestaat tegen Engeland. Hoe is het mogelijk
dat de verwaten Engelschen deze algemeene verachting
van Europa kunnen trotseeren en ongedeerd voortgaan op
hun misdadig doel aan, dat zij nu op het punt staan te
bereiken en dit, niettegenstaande uit alle landen zoo on
miskenbare bewijzen van sympathie zijn gegeven met de
verdrukten, door uitzending van ambulances, door het
leveren van vrijwilligers die hun bloed voor bestrijding
van het gehate ras over hebban en door vele andere
manifestatiöu
Dit wordt verklaard door de houding der regeeringen,
die een interventie niet aandurven uit vrees voor de ver
reikende gevolgen, die er uit zouden kunnen voortvloeien.
Blijft er dan niets over dan lijdelijk aan te zien, dat
het onrecht zegeviert de Engelschen hun rol, die aan
millioenen ergernis geeftzegevierend volvoeren
Mij dunkt, er is nog eene wijze van interventie moge
lijk en dit is die der volkeren, daar waar de regeeringen
niet hebben gedurfd, misschien niet hebben gekund. Laat
ons niet vergeten, dat Engeland een kwetsbare plek over
gehouden heeft en dat die gelegen is in zijn gouddorst.
De Engelsche natie dankt haar rijkdom en haar welvaart,
die zij nu misbruikt tot vernietiging van twee vrijheid
lievende republieken aan haar export over de geheele
wereld harer artikelen van inheemsche industrie. Daar
voor is zij afhankelijk van de millioenen, die haar zoo
hartgrondig haten en het is de plicht van die vijanden
van Engeland om dit land binnen de paden van recht
en zedelijkheid terug te brengen door hen te treffen in
dat wat hun het liefst is. Uit gouddorst heeft zij niet
geschuwd de laagste daden te doen als do verzadiging
dezer gouddorst wordt bedreigd, bestaat er goede kans,
dat zij afhouden zal van het slechte werk dat zij op het
punt staat te voleindigen.
Boeren vrienden, bij wie de sympathie voor recht en
moraliteit dieper staat dan de oppervlakte en die voor
eene goede zaak een mogelijk kleine opoffering over hebt,
sluit u dan aaneen om Engeland in haar gevoeligst punt
te treffen, en neemt u voor vanaf dit oogenblik alle
artikelen van Engelsche industrie uit te sluiten voor
verbruik, met aflegging eener gelofte, dat hiermede zal
worden voortgegaan zoolang de oorlog duurt en de onaf
hankelijkheid der republieken niet zul zijn gewaarborgd.
Door uwe medewerking zult gjj uw sympathie omzetten
in den grootsten dienst, dien ge den voor hunne onafhanke
lijkheid strijdenden medebroeders kunt bewijzen en gij zult
tevens het .perfide" Albion geleerd hebben wat de
gevolgen zijn van zich te stellen boven alle wetten van
eerlijkheid en zedelijkheid.
Eendracht maakt macht 1 en zij die meenen dat daar
door het doel toch niet zal worden bereikt mogen zich
wel afvragen of men met *niets te doendan meer zal
bereiken. Het oogenblik is thans gunstig de ontevreden
heid in Engeland is onze bondgenoot 1
Laat ons eens nagaan wat een boycotten van Engelsche
artikelen beteekent. Voor Engeland beteekent het den
ondeigang van haar exporthandel en dat wordt een dood
steek voor de natievoor de toetredenden beteekent het
een uitsluiten van Engelsche kolen, machineriën, schepen,
ijzer en staalwerken voor de industrieelen en voor pickles,
jamsbiscuits, meubels, behangsels, kleedingstoffen en
huishoudelijke artikelen enz. voor huisvaders en huismoe
ders. Zal die opoffering, waarmee misschien de onafhan
kelijkheid van Transvaal en Vrijstaat zal worden gekocht,
te groot zijn Wij durven dit niet te veronderstellen, te
minder omdat het noodzakelijk gevolg moet zijn eene
ontwikkeling van alle industriën in eigen land ten koste
van Engeland.
De ondernemende bewoners van het vasteland van
Europa zullen spoedig genoeg zorgen dat in alle leemten,
die het boycotten van Engelands macht medebrengen,
zal worden voorzien en wij zullen slechts het voorbeeld
door Albion zelve gegeven behoeven op te volgen, dat
alle Duitsche artikelen met het bekende .made in Ger
many" trachtte te boycotten, maar zullen meer uitwerken
dan diezelfde maatregel indertijd in Engeland deed. Het
zal dan blijken, dat Engeland met zijn onzedeljjken
oorlog en zijn verachting van al wat niet Ëngelsch is, niet
weinig in de kaart van de Continentale Mogendheden
heeft gespeeld.
Zal die individueels boycot tot het doel leiden, dan
moet die zijn kracht putten uit de volle sympathie, die
de maatregel van boycotten bij de menigte heeft. Ieder
moet vrij zijn en de inspraak van zijn hart volgen; juist
aan afwezigheid van dwang of invloeden moet deze
beweging ten gunste der Boeren haar kracht ontleenen.
De aangegeven maatregelen voor verweer tegenover
de arrogantie en misdadige handelingen der Engels.hen
zijn, dunkt ons, volkomen rationeel en natuurlijk.
Engeland toch heeft ten duidelijkste getoond dat het
allen en in alles buiten Engeland beschouwt als van minder
allooi en schrijft zich zelf het recht toe het buitenlandsche
met minachting te behandelen en nu zijn het juist deze
buitenlanders, die Engeland voor zijn export noodig
heeft. Wat is nu natuurlijker dan een besluit van diezelfde
buitenlanders om unaniem te toonen niet gediend te zijn
van dien Engelschen hoogmoedswaanzin en het voortaan
zonder de Engelsche artikelen te willen stellen
Welaan dan Boerenvrienden, op ten strijde voor mensche-
lijkheid, voor vrede en vrijheid De weg is u thans aan
gewezen, waarop gij de Boeren kunt helpen en waardoor
een einde kan worden gemaakt aan het barbaarseh onrecht,
waaraan Engeland zich schuldig maakt. Laat niet hon
derden doch duizenden, door het zenden van hun naam
kaartje of briefkaart met handteekeningen mij hunne
sympathie betuigen opdat een indrukwekkend aantal
(dat in pro-Boer Engelsche bladen zal worden vermeld)
het volk van Engeland tot handelen zal aansporen om de
regeering te dwingen een einde aan den oorlog te maken.
In Amerika zal ds. van Broekhuizen, die onlangs derwaarts
is vertrokken, lezingen houden ozer dit onderwerp, zoodat
binnenkort door de geheele beschaafde wereld duizenden
zich zullen hebben verbonden geen Engelsche waren
meer te koopen of verkoopen. Laat dan Nederland niet
achterblijven opdat ook thans wederom bewaarheid
moge worden
Van Alkmaar begint de Victorie!
Alkmaar Mei 1901.
T. DE COCK BUNING.
af te wijzen. Zij coquetteerde thans met haar rouw,
zooals ze vroeger gecoquetteerd had met ieder, die er
zich door wilde laten betooveren. Doch, gelukkig en te
vreden, maakten haar de lof en bewondering niet meer,
Zij wist voor zich zelf, dat de bron van wat zij goeds
verrichtte, geen liefde, maar wanhoop was, en daarom
kon zij ook in dit werk geen vrede en troost vinden.
Wat haar getroffen had, voerde haar niet op tot hooger;
haar hart was wel verslagen, maar niet waarljjk veroot
moedigd.
Mathilda had, nadat hare zuster hersteld was, haar
weder verlaten, en was teruggekeerd naar hare nicht,
met wie zij het goed kon vinden, en die haar bijzijn
steeds op hoogen prijs stelde.
De band tusschen de beide halfzusters was door de
toewijding, welke Thilda betoond had, niet nauwer ge
worden want Henrietta kon hare zuster niet om zich
heen zien, zonder herinnerd te worden aan alles, wat er
pijnlijks tusschen hen was vooi gevallen.
Mathilda begreep dat volkomen, en drong zich niet
aan haar op. Haar leven ging kalm daarheen, kalm, maar
daarom niet doelloos, en. schoon zij niet zoo bewonderd
en gevierd werd als Henriette, was ze toch ook niet ge
heel vergeten, wijl ze, zij het dan ook in kiemen kring,
velen tot zegen wist te zijn.
Geheel anders dan hare zusters had zij juist in eigen
hart dien vrede gevonden, welke bij alle lotswisselingen
haar deel bleef, omdat die voortsproot uit de overtuiging
van wel te handelen. En soms, als ze in stillen weemoed
terugdacht aau wat ze had ontbeerd en geled'-u, d,»n
daalde er eene zachte troost in haar har1; bij de be in-
nering aan eene liefde, die zij altoos had bezeten eu uie
zelfs de dood haar niet geheel had kunnen ootrooven.
EINDE.
12) Novelle van DEBORA VAN DE VELDE.
Door eene goede bekende der familie was de treurige
tijding voorzichtig naar Mathilda gezonden.
Eerst een voorbereidend telegram, en daarop terstond
een brief, die de volle waarheid bevatte.
Mathilda was er diep door geschokt, het vreeselijk
uiteinde van Helmers trof haar pjjnlijk want ja, niet
tegenstaande al wat er geschied was, had zijn beeld nog
altijd in haar hart geleefd, en al wist zij ook, dat hij
voor haar verloren was, geen ander was het nog gelukt,
zijne plaats bij haar intenemen. O, waan niet, dat ooit
eene zondige begeerte door haar gekoesterd wasneen,
zij had voor zich zelf vrede met haar lot, alleen had ze
het soms betreurd, er aan te moeten twijfelen, of hij
wel gelukkig was en nu, nu hij zoo plotseling gestorven
was, nu kon ze de verzuchting niet onderdrukken ach,
had ik hem nog eenmaal kunnen zien, nog een laatste
woord uit zijnen mond mogen vernemen.
Maar Mathilda was niet gewoon, bij eigen lijden te
blijven stilstaanzij begreep, hoe akelig ledig het voor
Henriet zijn moest, en al had deze ook zich nooit veel
om haar bekommerd al had er goene sympathie tusschen
haar beiden bestaan, nu toch meende ze, dat Henriet be
hoefte zou hebben aan troost en medegevoel, en daarom
besloot zij terstond op reis te gaan en persoonlijk van
hare innige deelneming bljjk te geven. Maar toen zij,
bij hare aankomst hare zuster zoo lijdende vond, toen
begreeg ze, dat hier hare hulp noodig was, en berichtte
zjj aan hare nicht, met w.e ze nog altijd te samen
woonde, dat zij voorloopig bleef om de taak der zieken
verpleegster te deelen.
Langen tijd bleef Henriette aan het ziekbed gekluis
terd het was waarlijk goed, dat Mathilda gekomen
was, want de ziekenzuster zou alleen onmogelijk de ver
pleging hebben kunnen volhoudenhet was toch reeds
een moeielijk en inspannend werk, daar de zieke telken?
in ijlende koortsen lag en volstrekt niet alleen gelaten
kon worden.
Vaak sprak zij in die ijlhoofdigheid over dat wat het
verledene betrof, ja, ook over hare eigene pogingen, om
Helmers voor zich te winnen, en Mathilda te verdringen.
Maar als de koorts op het hevigst was, dan gebeurde het
soms, dat zij de woorden herhaalde, die Helmers op dien
noodlottigen middag, weinige oogenblikken voor zijn dood
tot haar gesproken had »Het is je gelukt, ik ben je
echtgenoot geworden, maar, ge hebt haar toch niet uit
miju hart kunnen verdringen I"
Zoo vernam Mathilda, dat Helmers haar toch had
liefgehad, en al stemde het haar ook diep bedroefd, als
zij dacht aan het geluk, dat zonder Henriette's coquet-
terie haar deel had kunnen zijn, en nog meer, aan het
heerljjk levensdoel, dat zij zou gevonden hebben door
hem gelukkig te maken, toch werd het haar in haar
verder leven een troost, aan hem als aan een vriend te
mogen denken een troost, die Henriette moest ontberen,
toeD zij na lange worsteling weer van haar ziekbed opstond.
Henriette's leven werd, nadat zij de lichamelijke ge
zondheid had herkregen, een boetedoening voor het ver
beuzeld en verdarteld verleden. Zij trok zich terug van
alle wereldsche vermaken, kleedde zich zeer eenvoudig
en steeds in rouwgewaad, en ontzegde zich bijna in het
overdrovene alle weolde. Daarentegen bracht zij haren
tijd door met allerlei goede werken, armenbezoek, enz.
Het gevolg was, dat zjj weer evenals vroeger werd
bewonderd en geprezen door de menigte, die van het
intieme leven der echtgenooten niets had geweten, en die
haar nu vereerde als eene onovertroffens trouwe weduwe,
die man en kind te innig had liefgehad, dan dat zij ze
ooit zoude kunnen vergeten.
Henriette was haar geheele leven te veel aan bewon
dering gewoon, om in staat te zijn de hulde haar gebracht,