Stadsberichten. Ingezonden Stukken. Werkstaking te Zaandam. Te Zaandam zijn na den 4 op straat geen ernstige ordererstoringen meer voorgekomen. De cavalerie is na dien dag niet uitgerukt. De stakers blijven in hunne houding volharden, nog steeds bestaat hun aantal uit 52 personen, waaronder 49 gehuwden. De fabriek werkt met volle kracht met nage noeg voltallig personeel; alleen uit Amsterdam komen er dagelijks 30, die des avonds weer vertrekken. Het vertrek der werklieden geschiedt rustig. Oonradi. A. Lortzing. E. Bach. Alph. Czibulka. L. Stetefeld. Alkmaarsche Bad- en zweminrichting. Ia de week van den 1 tot en met den 7 zijn in de Bad- en Zweminrichting alhier genomen 482 baden door heeren en 32 door dames Hoogste temperatuur van het water 71°, laagste 67" Fahrenheit. Rectificatie. In ons verslag van de rede des heeren Oosterbaan, te Heiloo, op de 2e bl. 2e kol., regel 38 v.b. staatt e n bate van de patroons. De welwillende lezer zal reeds begrepen hebben, dat spr. gezegd heeft: ten las te van de patroons. Onderwijs. De heer T. Papeveld komt voor als No. 2 op de voordracht voor Hoofd der School te Oosterland bij Zierikzee. Muziekuitvoering Stadshout. Door het Stedelijk Muziekkorps zullen op zondag, den 9, 's avonds 7 uur, in den Stadshout, de navolgende stukken worden uitgevoerd 1. »Unter der Friedeneonne", Marsch v. Franz v. Blon. 2. «Le droit du Seigneur", ouverture de concertJ. v. Wedinghen 3. «Nenes Leben", Concert Walzer K. Komzab. 4. Fantaisie sur des motifs de l'opéra »Don Carlos''G. Verdi. o— 5. Ouverture zu «Berlin wie es weint und lacht" 6. Fantaisie op motieven «Ozar und Zimmermann 7. a. »Frühlings erwachen", Romanze b. «Dame de coeur", Gavotte 8. «Erinnerungsblatter", Potpourri Herkconcert. Medewerkers op dit concert, dat donderdag 6 Juni, 's namiddags half driein de Groote Kerk gegeven vterd waren de heeren Theodoor Nienwenhnis, violist, J. M. Otto organist en Antonie Nienwenhuis zang. De violist is iemand die met smaak voordraagten aan zijn instrument een mooien warmen toon ontlokt. Hij speelde «Arioso" van Handel, Romance in G groote terts van van Beethoven en »Thais", «Méditation" van Massenet. Zijne opleiding ontving do heer N. aan het conservatorium te Gent. De heer A. Nienwenhuis droeg voor «Ave Maria" van Schubert, «Ave maris stella" van Viotta en «Air d'eglise" van Stradella. Nummer twee en drie slaagden beter dan nummer een. De "oordrachten «an den heer O. bestanden in «Festspiel" van Volckmar en «Plechtige marsch" van Reidel; behalve deze solo's speelde de heer O. ook de begeleiding der andere solonnmmers. Politie. 'De agent van politie M. R. Beijl, alhier, is be noemd tot hoofdagent van politie te Breda. Verkiezingen. Op donderdag, den 3, treedt in eene openbare ver gadering in het lokaal Harmonie, op uitnoodiging der Politieke Vereeniging «Voeruitgang," als spreker op de heer C. A. Zelvelder, te Heerenveen. Si. OOIIKRBAAI. Vrijdag, den 7, trad in eene druk bezochte openbare vergadering der anti-revolutionaire kiesvereeniging ge bonden in het lokaal Harmoniede heer Oosterbaan candidaat deranti-revolntionairen enRoomseh-Katholieken in dit districtop met het onderwerp«de komende verkiezingen." De vergadering werd geleid door den heer H. Wolzak. Dc heer Oosterbaan begon met zijn dank te betuigen aan de anti-revolutionaire partij en de Roomsch-Katho- lieke staatspartij voor het in hem gestelde vertrouwen en meende daaraan te moeten toevoegen een woord van dank aan de Alkmaarsche Courantvoor het objectief verslag van hetgeen spr. heeft gezegd te Heilooeen bewijs dat bij de redactie van dat blad in dat opzicht niet voorzit partijdigheid. Ook zijn tegenstanders bedankt hij zij hebben gezorgddat hij niet vergeten werd. Den heer Fokker ontzegt bij echter het rechthem clerieaal te noementerwijl hij ook opkomt tegen de woorden van den heer van Kuykhofdie gezegd heeft dat hij zich met een democratisch manteltje tooit. Van top tot teen democraat noemde spr. zich, op grond dat hij belijdt het woord Gods, als volgeling van Jezus Christus, die meer dan iemand voor het volk opkwam. Uit de rededie hier en daar verschilde van het ge sprokene te Heiloo en waarin spreker, na met een enkel woord het werk dezer regeering en de verhouding der verschillende part jen te hebben behandeld zich hoofd zakelijk bepaalde tot de vier groote vraagstukken: de arbeidswetgeving, het militairisme, het kiesrecht en het onderwijs, stippen we het volgende aan. Dat we niet uitvoerig kunnen zijn, zal ieder begrijpen die de vergadering, die tot half een des nachts duurde, bijwoonde. In zake het arbeidsvraagstuk, zei spr., zijn twee stroo mingen waar te nemen de eene de economischedie van geen politiek wil weten en de politiek-economische; met de eerste, vertegenwoordigd door de volgelingen van Domela Nienwenhnis was, zij 't ook in de verte, verwant de oud-liberale partij de partij der vrijhandelaars. De laatste uit zich het sterkst in de S. D. A. P., de partij van het staatssocialisme. In dat groote gedrang heeft de antirevolutionaire partij positie genomen blijkende nit haar program dat reeds dagteekent van 1878. Krachtens haar beginsel erkent zij, dat de overheid als ingesteld door God moet bescher men den zwakke hier den arbeider. De arbeidswetgeving werd dan ook reeds in 1874 door Dr. Kuyper ter sprake gebracht. Niet alleen echter door wetten doch ook door arbeids organisatie door het vormen van Kamers van arbeid Kamers gevormd door arbeiders met dezelfde belangen, kan er verbetering der arbeiderstoestanden komen. Niet alles door den Staat daardoor zon het particulier ini tiatief gedood wordeD. Wat wetten alleen helpen, toonen ons de bestaande arbeidswetten de ongevallenwet enz, Bij de behandeling van deze laatstewaarvan spr. echter overtuigd is dat ze een der beste is, hebben de antirevolutionairen door amendementen en door hnnne stemmingen bi wezen voor de arbeiders te willen opkomen Ook het bekende amendement-Knijper verdedigt hij. Pensioneering alleen op kosten van den Staat acht hij bedeeling Staatpatroon en arbeider moeten samen daartoe bjjdragen. Aangaande het militaire vraagstuk zegt spr. dat hij geen antimilitarist is. Wij moeten den vaderlandscheu grond verdedigen de antirevolutionairen zijn geen vaderlaods- loozen. De zedelijke verheffing van den soldaat staat bij spreker op den voorgrond. Ook de pensioneering van onderofficieren moet allereerst geregeld worden. Ten slotte zegt hij wie het goedkoopste en tevens het best gewaar borgde stelsel geeft voor onze verdediging is onze man. Het kiesrecht besprekende, verklaart hij zich voor uit breiding en verdedigt hij het kiesrecht voor gezinshoof den en daarmee gelijk gestelden. Reeds 13 jaar staat de regeling van het kiesrecht op het partijprogram dat men in 1894 ook voor uitbreiding heeft geijverd is o. a. gebleken in dit district, doordat openlijk de candidatnnr Treub werd gesteund zelfs ten koste van de eenheid der partij. Spr. is echter tegen kiesrecht voor de vronw, zij wordt volgens hem door den man, het hoofd van bet gezin, vertegenwoordigd. Waar de man sterft, zal zij kiesgerech tigd moeten zijn. Het door hem voorgestane kiesrecht zal brengen een finale oplossing van het vraagstuk niet het cijfer, doch het beginsel is het verschil met de andere partijen. Dat men het thans niet op den voorgrond stelt, is hierom, omdat men geen grondwetsherziening kan verwachten en de schoolquaestie veel urgenter wordt ge acht. Deze qnaestie wordt uitvoeriger behandeld, gewezen op het groote verschil in kosten voor den staat voor een kind van de openbare en de bijzondere school, een ver schil van pl.m. f 25, en geconstateerd, dat ook onder de liberalen en socialisten voorstanders voor de vrije school worden gevonden. Voor het. overige verwijzen wij ook hier naar ons verslag der rede te Heiloo. Spreker eindigt na de aandacht gevestigd te hebben op het gevaar van het steeds voortschnivende materialisme met tegenover de lenze der socialisten «Oorlog aan de paleizen en vrede aan de hutten" te stellen de lenze, de eeho van het engelenlied Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen 1 (applaus). Debat. Op da met aandacht aangehoorde rede volgde eeu debat, waaraan slechts door twee personen deel genomen werd, doch dat meer dan twee uren duurde. De heer vroeg vooraf een antwoord op de vraag, hoe des heeren Oosterbaan meening was ten opzichte der drankbestrijding en of hij zou willen medewerken tot vermindering der gelegenheden voor drankgebruik. De heer Oosterbaan antwoordde hierop, voor drank bestrijding te zijn, maar meende dat men bij vermindering der vergunningen hen,-«die daar\an de slachtoffers worden, moest schadeloos stellen. De heer Giasz ging daarop voort, verklaarde het met den spr. eens te zijn in zake de vrije school, maar, terwijl hij het in de Vrijzinnig-democraten prees, dat zij nit de Liberale Unie waren gegaan, keurde hij daartegen over in krachtige, welgekozen bewoordingen het samen gaan der Roomsch-Katholieken en antirevolutionaiien af, en kon daarom de candidatuur-Oosterbaan niet aanbevelen. Dat samengaan kon, zeide hij ten slotte, niets dan groote zedelijke schade brengen aan beide partgen. Ten aanzien van het militairisme was hij het met den spreker niet eens hij geloofde niet, dat God eischt dat Christenen Christenen zullen doodslaan, of neerschieten. Een ander verschil is de qnaestie der urgentie van het kiesrecht. Hij begrijpt niet dat de anti-revolutionairen daarin thans niet met anderen meegaan. Kiesrecht noemt hij een natuurrecht. Ook de uitsluiting der vrouw keurt hij af en verwacht van haren invloed op het staatsbestuur heilzamen invloed. Ten slotte wijst hij op hetgeen van een clerieaal ministerie is te wachten met nsine agrari sche wetten, graanrechten ten voordeele der landheeren. Na nog gewezen te hebben op de houding der anti- revelntionairen, meer bepaaldelijk op die van Dr. Knijper ten opzichte van den Atjeh-oorlog, eindigt hij met een aanbeveling van den candidaat der vrijzinnig-democraten en met een wensch, dat de kerkelijke partijen in dit district een gevoeligen klap zullen krijgen. De heer Oosterbaan, antwoordende, zegt met genoegen gehoord te hebben, dat ook de heer G. voor de vrije school is. Wat de opmerking aan het adres der vrijzinnig democraten betreft is hij het geheel eens. Ten opzichte der samenwerking van roomseh-katbolieken en anti revolutionairen zegt hij op het standpunt te staan, dat er eigenlijk zijn twee partijen, die van het geloof en die van het ongeloof. Verder wijst hij op het oordeel van den stichter der partij Groen van Prinsterer in deze zaak. De calvinisten hebben echter feller de katholieke dogma's bestreden dan de modernen. Daarover verder te gaan komt hem in deze vergadering niet wenscheljjk voor. Nog acht hij de samenwerking een bewijs van verstandige politiek, daar elke partij op zich zeli te zwak is, en ver dedigt haar met voorbeelden aan den Bijbel en de historie ontleend. Omtrent het militairisme en de bewering van den heer Glasz, dat God niet kan willen, dat de eene Christen den ander doodt, zegt hij: Wij begrijpen de wegen Gods niet, wij staren op zijn werken als op de achterzijde van een boiciuurwerk. In zake kiesrecht zegt hij bij een eventueel aan de orde komende grondwetsherziening in de voorste rijen te zullen staan der voorstanders. Kiesrecht, een natuurrecht, onder schrijft hij niet, dan zonden ook Kaffers, Bataks enz., het moeten hebben. Met graanrechten bedoelden de anti revolutionairen schaalrechten, die dalen met stijging van marktprijs. Thans staan ze niet op het program, later zullen ze er misschien wel weer op kunnen komen, dat ontkent hij niet. De grief van dr. Knijper beveelt hij aan met dezen zelf te bespreken. De Atjeh-oorlog is een erfenis der liberalen, ziGh voetstoots daaruit terugtrekken komt hem onmogelijk voor. Thans was het woord aan den heer Relndorp, die in een met levendigheid uitgesproken rede, den heer Ooster baan op onderscheidene pnnten aanviel. Ten aanzien der graanrechten wijst hij er vooral op, hoe de antiiev. daarin samengaan met de jonkerpartij in Duitschland. die staat tegenover de arbeiders, terwijl in alle landen de arbeiders tegenstanders van invoerrechten zijn. Als ander bewjjs dat de antirevolutionairen niet krachtig voor de belangen der arbeiders opkomen noemt hij het feit, dat ze als één man er tegen stemden om kindervoeding en kleeding in den leerplicht, op te nemen. Wat zegt de heer O. verder van bet stemmen der antirevolutionairen tegen de motie-van Kol in zake een onpartijdig onderzoek der Atjehkwestie Dr. Knijper kwam bij de ongevallenwet op voor het particulier initiatief. De arbeiders weten wat dat van de zijde der bezitters heteekent. In 1874 werd reeds door dr. Knijper aangedrongen op arbeidswetgeving, doch hoe komt het, dat men dan niet meer daarvan gemerkt heeft, niet meerdere invloed is aangewend om wat tot stand te brengen. Uit de feiten der partij leidt spr. af, dat dc liefde voor de arbeiders zoo groot niet is. Particulier initiatief beschermt men maar voor het initiatief der arbeiders is men bangeven goed als de andere burger partijen. Wil men verbetering in de sociale wetgeving, dan is algemeen kiesrecht noodig. De socialisten willen niet alles van den Staat, doch den staat neerhalen in de maatschappij zij achten den Staat niet onaantastbaar. Het militaire vraagstuk besprekende, maakte hij dr. Knijper er een grief van dat hij krachtig medewerkt tot den aankoop van snelvuurkanonnen enz. In zake pensionneering van den arbeider betoogt hij dat de arbeider van zijn reeds te laag loon geen bijdrage kan afstaankerkelijke bedoeling acht hij vernederend en pensioen alleen nit de Staatskas is dat niet. De hooge tractementen en pensioenen der heeren dat is bedeeling. Kiesrechtuitbreiding vindt in den heer O. eeu voor stander, de anti-ruvolntionaire pa. tij heeft het reeds jaren op haar program, waarom vraagt hijheeft ze dan nooit meegedaan aan de propaganda daarvoor Waarom stem den bare vertegenwoordigers steeds tegen elke kiesrecht motie? Van vrouwenkiesrecht is de spr. een tegenstander, maar hij mag er zich niet van afmaken met een flanwe ni„de vrouwen willen liever gekozen worden." Van een ernstig man had hij dat riet verwacht. Ten slotte beveelt hij den arbeiderscandidaat aan ook tegenover den heer Oosterbaan. De heer Oosterbaan beantwoordt slechts puntsgewijs, daar de vergadering al wat ongeduldig wordt en eenigszins dreigt te verloopen. Hij zegt dan dat de anti-revolu tionairen geen leden zijn van den protectionistischen bond en niet verwant ook aan de joukerspartij. Zij zijn een partij van eenvoudige menschen, schoolvoeding en kleeding zon ons voeren op den soeialistischen wegdaar is spr. tegen. Van de commissie tot onderzoek van den Atjeh- oorlog verwachtte men niet het minste heil, daarom was men er tegen. Bij de ongevallenwet wilden de anti-revo- lationairen de arbeiders nog meer ter wille zijn dan de heer Troelstra, die dat zelf erkende. Sprekers partij is een democratische, alleen de scheiding tnsschen kapitaal en arbeid aanvaardt hij niet. Dat de arbeidswetgeving in ons land achterlik is, is de schuld der liberalen, men zie hierover prof Quack. Watdesnel- vuurkanonnen aangaat, dr. Kuyper achtte het misdadig de soldaten met oud geschut te wapenen. Aangaande het kiesrecht wijst hij nogmaals op het feit van het steunen van prof. Trenbdat men het niet urgent, acht, is omdat de schoolquaestie nummer één is. De opmerking door spr. gemaakt bij het vrouwen kiesrecht was natuurlijk niet als argument bedoeld. Hij wijst er echter op dat onder de socialisten men over die zaak bet ook nog niet eens is. Daar de vergadering langzamerhand verloopt, eindige spr. met een opwekking om te stemmen op den candi daat der antirevolutionairen en roomseh-katholieken waarna de voorzitter met dankzegging de vergaderiug sluit. Mijnheer de Redacteur. Mag ik den heer Dr. Moltzer het navolgende doen opmerken Waarde heer! Ik kan kort zijn. Ieder goed lezer kan uit uw schrijven onmiddellijk opmaken, dat. ik met mijne bewering gelijk had. Uwe onderstelling dat er eene bijeenkomst is gehouden, teekent reeds genoeg, nog meer waar gij er op laat volgen «Is eene vergadering aansprakelijk, wanneer sommige leden eene bijeenkomst honden kent gijdie een voorstander van uitbreiding van het kiesrecht zijt, den invloed van maehthobbenden dit gezag toe." Ja, waarde heer Moltzer in dit geval wel degelijk en dit nu is duidelijk gebleken. Ge zult den Voorzitter der Centrale toch wel onder de «machthebbenden" rekenen. Waarom, als ik U vragen mag, een voorparlement Is het noodig en wenschelijk dat in eene kiesvereeniging enkele «machthebbenden" reeds lang te voren de gedrags lijn bepalen Al had ik liever gezien, dat U deze bijeenkomst op 9 Januari 1901 hadt erkend en wel volmondig, toch ben ik U erkentelijk voor de wijze, waarop U uw antwoord hebt ingekleed, door niet te loochenen, wat nu eenmaal niet te ontkennen valt. Mijn dank voor de opname, Alkmaar, Uw dw., 7 Juni 1901. H. COOPMANS. Mijnheer de Redacteur Geenszins was het mijne bedoeling te erkennen, dat op 9 Jan. 1901 een bijeenkomst is gehouden van «machthebbenden" der Centrale. Ik ben eerst in April lid van het bestuur of zooals de heer C. het noemt «machthebbende" geworden. Naar mij is mede gedeeld is door het bestuur der Centrale geen bijeenkomst gehouden op 9 Januari, onder presidium van den heer C Bosman, waarbij zou zijn uitgemaakt, dat de can didaat Fokker niet zon worden gesteld. Mijne bedoeling was de heer C. opmerkzaam te maken, dat een bestnur dat niet kan uitmaken en dat huiselijke verga deringen van bestuursleden private zaken zijn die zelfs in verkiezingstijd behooren geëerbiedigd te worden. Trouwens het zon niets ter zake doen, welke de gezind-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 2