De heer Bosm an blijft van gevoelen, dat de raad
eerst het geheele plan moet knnnen beoordeelen. Bij den
aanvang der behandeling heeft de heer Kraakman zelf
verscheidene opmerkingen gemaakt, een bewijs, dat ook
hem het voorloopige plan niet geheel voldoet. Hij gelooft
dan ook, dat de raad zich werkelijk op verkeerd terrein
begeeft, door thans voorloopig goed te keuren.
De heer van den Bosch is het eens met den heer
Kraakman, de bespreking van het voorloopig plan kan
leiden tot meerdere volmaking van het definitieve.
De heer Boelmans ter Spill zou het met de
heeren Bosman en Uitenbosch eens zijn, indien hier iets
meer werd goedgekeurd dan de richting. De kwestie
echter deze, dat de heer Stoel die goedkeuring wat te
laat heeft gevraagd, dat is hij met den heer Uitenbosch
eens. Op dit standpunt kan de raad zich tot niets an
ders verbinden, dan tot de eenvoudige goedkeuring der
richting van de straten en daar kan, naar hij meent,
ook de heer Uitenbosch wel voor zijn.
De heer Uitenbosch verklaart daarin mee te
kunnon gaan, als de raad een termijn bepaalt binnen
welken het gedetailleerde plan moet worden ingediend,
waarop de V"oorzitter antwoordt, dat zulks steeds
gebeurt.
Nadat nog de heer de Groot heeft medegedeeld, dat
de commissie van bijstand ook bedoelde het voorloopige
plan goed te keuren zonder eenige verbintenis ten op
zichte van het volledige plan, wordt het voorstel van
Burg. en Weth. in stemming gebracht en aangenomen
met 1 stem tegen, die van den heer Bosman.
Voorstel naar aanleiding van adressen in
zake de Groote Sfajaarsveeiuarkt.
4. Bij de behandeling in de zitting van 7 November
1900 van het voorstel van B. en W. om afwijzend te
beschikken op de adressen waarin verzocht werd wijzi
ging te brengen in de dagen, waarop de groote najaars
veemarkt wordt gehouden, werd het wenschelijk geacht
het advies in te winnen van de Kamer van Koophandel
en Fabrieken.
Genoemde Kamer gaf als haar gevoelen te kennen
dat het verbod van handeldrijven op Zondag ten hoogste
schadelijk zon zijn voor het marktwezen in deze gemeente.
De wijzewaarop de markt zich historisch heeft ont
wikkeld is de reden waarom zij ten deele op Zondag
wordt gehouden hetgeen in verband staat met andere
markten. Het verbod zon tengovolge hebben dat de
handel werd gedreven op particulier terrein en spoedig
zon men geneigd zijnom dien te verplaatsen naar
elders. Verbod van staatswege, geldend voor alle plaaisen,
zou alleen tot het beoogde doel leiden. Na er verder
nog op gewezen te hebben hoe de handel op Zondag
verschilt van dien op Maandag, merkt de Kamer op
dat do bestaande regeling slechts door het gemeentebe
stuur is toegelaten. Zij die de Zondagswet belemmeren,
zijn de aanvoerders en kooplieden en rationeel zou het
dus zijn zich tot dezen te wenden om den aanvoer
tegen te werken of den handel te verminderen.
Op deze gronden luidt het advies ongunstig.
B. en W. vereenigen zich geheel met dit schrijven en
stellen voor te besluiten, aan de adressanten te berichten,
dat de groote najaarsveemarkt officieel wordt gehouden
op den eersten Maandag in November en dat het onraad
zaam wordt geacht om den handel te dwarsboomen door
een einde te maken aan de sedert onheugelijke jaren
gevolgde gewoonte, om op Zondag reeds met den handel
te beginnen.
De heer Glinderman verklaart tegen het voorstel
te zullen stemmen. De argamonten tegen de verplaatsing
op Maandag en Dinsdag door de Kamer van Koophandel
aangevoerd, acht hij niet overwegend. Hij is evenals een
groote minderheid in den raad bij een vroegere behan
deling der adressen, overtuigd, dat de markt zonder
schade zou kunnen worden verzet.
Den heer Kraakman komt het voor, dat vooral
door de requestranten nit de gemeente niet genoeg in het
oog gebonden is, dat het nooit in de bedoeling heeft
gelegen de markt op Zondag af te schaffen, dus éen
marktdag vast te stellen, doch eenvoudig een verplaatsing
gewenscht werddat kan geen schade voor de ingeze
tenen ten gevolge hebben. Hij zal tegen stemmen, daar
het hem wenschelijk voorkomt de markt op Dinsdag te
stellen en den handel op Maandag toe te laten. Tegen
den Dinsdag heeft hij geen bezwaren gehoord, ja in de
Landbouwvereeniging zijn ook stemmen opgegaan, die
het zeer wel bestaanbaar achten, de markt van Maandag
op Dinsdag te verplaatsen. Een reden om tegen te
stemmen, ligt voor hem nog in de gisteren uitgesproken
Troonrede, waarin wijziging der Zondagsrust wordt aan
gekondigd. Hij meent, dat op die wijziging niet behoeft
te worden gewacht, doch dat Alkmaar goed zal doen
daarin reeds voor te gaan.
De heer van den Bosch betuigt zijn adhesie aan
heigeen door de beide vorige sprekers is gezegd. Hij
weet, dat bezwaren, die vroeger bij veehouders van naam
bestonden, thans niet meer wegen.
De heer de Groot merkt op, dat Alkmaar niet de
eenige plaats is, waar op Zondag markt wordt gehouden,
ook in de Beemster is dat het geval. Overwegende, dat
een verbod van de reeds lang bestaande gewoonte zeer
zeker van nadeeligen invloed zal zijn op de markt, ver
klaart hij zich voor het voorstel van B. en W.
Ook de heer de Sonnaville (wethouder) is van
dat gevoelen en zal vóór stemmen.
Het voorstel van B. en W. wordt thans in stemming
gebracht en aangenomen met 13 tegen 3 stemmen. Tegen
de heeren van den Bosch, Glinderman en Kraakman
Benoeming van een stads-apotheker.
5. Ter benoeming van een stads-apotheker ter ver
vulling der vacature ontstaan door het overlijden van
den heer Trans bieden B. en W., na de regenten van
het Gasthuis te hebben gehoordde volgende voor
dracht aan
1. L. M. van den Berg, oud 24 jaar, te Alkmaar
2. A. Otto, ond 23 jaren, te Koog aan de Zaan.
3. Mej. A. D. J. Stoatjesdijk, oud 24 jaar, te Haarlem.
Benoemd wordt de heer L. M. van den Berg te Alk
maar met 10 stemmen5 stemmen waren uitgebracht
op den heer A. Otto terwijl mej. Stoatjesdijk 1 stem
verkreeg.
Benoeming van een leeraar aan de lurlcli
ting voor gymnasiaal onderwijs.
6. Ter vervulling der betrekking van leeraar aan de
inrichting voor gymnasiaal onderwijs, is van dr. M. N.
J. Moltzer de navolgende aanbeveling ingekomen
1. Dr. O. Schreuders te Haarlem
2. Dr. J. Breen te Delft
3. Dr. W. G. K. Gapel te 's-Gravenhage,
De benoemde, die voor één jaar wordt benoemd, zal
Oct. a.s. in functie moeten treden.
Benoemd de beer Dr. O. Schreuders te Haarlem met
10 stemmen, de heer Dr. J. Breen verkreeg 5 stemmen,
terwijl 1 stem in blanco was uitgebracht.
Benoeming vaneen lid en een plaatsvervan
gend lid der commissie van aanslag In de
bedrijfsbelasting.
7. Om de vier jaren behoort vóór den 1 November
te worden overgegaan tot benoeming van een lid en van
een plaatsvervangend lid van de commissie van aanslag
in die belasting.
In 1897 zijn voor de jaren 18981901 als zoodanig
door den Raad benoemd de heeren A. Goede Dz. als lid
en P. Kool J.Cz. als plaatsvervangend lid.
In overweging wordt gegeven beide heeren weder te
benoemen.
Benoemd werden met algemeene stemmen de heeren
Goede en Kool. De heer Kool onthield zich van stemmen.
Het sluiten van eene geldleening.
In verband met vroeger genomen raadsbesluiten
stellen B. en W. voor een geldleening aan te gaan van
f 57500, strekkende
a. tot betaling der kooppenningen van de
in eigendom overgenomen twee stukken
grond in den Hout, voor een gezamelijk
bedrag van f 19500met de kosten
van overdracht ad f 545.28 f 20045.28
b. tot betaling der kooppenningen van het in
eigendom overgenomen perceel, genaamd
»het Klom; je Gouds" en bet daarnevens
staande perceel aan de Kaasmarkt, voor
een gezamenlijk bedrag van f 15000, met
de kosten van overdracht ad f 406.67j 15406.67^
c. tot bestrijding der kostenverbonden
aan het maken van een los- en laadhaven
op het terrein van den reinigingsdienst t 11785.05
d. tot testrijdmg der kostenverbonden
aan het maken van eene beweegbare
brng over de Kaarsenmakersgracht 8980.
e. tot bestrijding der kosten verbondon
aan het wijzigen der pooitstijlen van
de Bokkebrugt 800.
f. tot bestrijding der kosten op deze leening
vallende482.99J
te zamen f 57500.
De leening zal worden verdeeld in obligaties van f 500
en worden aangegaan tegen een jaarlijksche rente van
4 ten honderd.
Als minimum van aflossing wordt bepaald
Voor de jaren 19021911 1 1000,
1912—1921 2000,
1922-1932 2500,
betaalbaar op 1 November van het jaar van aflossing.
De heer de Lange er aan herinnerende, dat voor
eden e reeds een tijdelijke geldleening is aangegaan
van f 21.500 stelt voor die bijdragen samen t,e voegen
en als punt c te lezen »tot aflossing der tijdelijke geld
leening ad i' 21.500." Punt f wenscht bij te schrappen
en de leening vast te stellen tot het bedrag van f 57000.
De Voorzitter had er eerst bezwaar tegen en
meende, dat bet niet aanging pnnt f te doen vervallen.
De heer Kraakman was echter van oordeel, dat
de kosten der leeniag wel uit de gewone uitgaven kon
den worden bestreden en verklaarde zicb voor het voor-
stel-de Lange, dat ten slotte zonder stemming werd aan
genomen.
Nog werd, mede op voorstol van den heer d e Lange,
bepaalddat de laening zal worden verdeeld in obli
gaties van 1000desgewenscht splitsbaar in onder
deelen van J 500 terwijl de aflossing werd bepaald
als volgt
Voor de jaren 19021911 f 1000.
1912-1921 v 2000.
1922—1930 3000.
Vaststelling van het primitief kohier
der strantbelastlng.
9. Het voljaarseh kohier der straatbelasting, dienst 1901,
is opgemaakt door B. en W. tot een invorderbaar bedrag
van f 8682,025, zijnde f 432,025 boven het bij de be
grooting geraamde cijfer.
Onveranderd vastgesteld.
Voorstel der commissie tot de strafverorde
ningen in zake het afsteken van vuurwerk enz.
10. De Voorzitter deelt mede dat hetgeen de
laatste avonden op den openbaren weg is voorgevallen
een krachtig optreden der politie heeft noodig gemaakt.
De eerste dagen heeft da politie zich zeer lijdelijk ge-
dragou doch waar de ingezetenen hare hulp kwamen
inroepen waren krachtig6 maatregelen noodzakelijk.
De commissie tot de strafverordeningen heeft daarna
beraadslaagd over do wijze waarop een einde kon worden
gemaakt aan het ergerlijk optreden der straatjeugd en
doet daarom thans het voorstal om art. 211 der Alge
meene Politie-verordening te lezen als volgt:
»Behalve de in art. 429 van het Wetboek van Straf
recht bedoelde vuurwapenen en vuurwerken is het boven
dien verboden andere voorwerpen, bestemd om geheel of
gedeeltelijk met ontplofbare stoffen te worden gevuld,
op de openbare straat of weg of in voor het publiek
toegankelijke lokalen bij zicb te dragen neer te leggen
of te doen ontploffeD.
Burg. en Weth. zijn bevoegd ontheffing van het bo
venstaand verbod te verleenen op 67 en 8 October
gedurende de nren en voor één plaats of plaatsen door
hen te bepalen doch alleen voor zoover het betreft
onschadelijke vuurwerken."
Een minderheid in de commissie was er voor, om ont
heffing van het verbod te verleenen voor één dag, den
8 October.
De heer Stoel verklaart zich aan de zijde der rr
derheid te scharen.
De heer Glinderman, zich met het voorstel zeer
goed kunnende vereenigenvraagt of de politie het recht
zal hebben de jongens te fouilleeren Hoe moet zij anders
eonstateeren, dat zij de verboden voorwerpen bij zich dragen.
De heer Kraakman meent, dat men dat moet over
laten aan de politie zelve, in overleg met het hoofd der
politie, den burgemeester. Het optreden der politie is
van dien aard geweest, dat men dat zonder bezwaar ook
kan doen. Het tarten der agenten is niet meer door den
raad te dulden, maatregelen dienen te worden genomen
om daaraan een einde te maken. De uitvoering zij aan
de prudentie van de politie overgelaten.
De heer Gli nderman vraagt verder, of het toestaan
van het afsteken van vuurwerk op 8 October niet hinderlijk
kan zijn voor eventueele feestviering op dien dag, waarop
de Voorzitter antwoordt, dat door hem daaraan ook
is gedacht. Voor muziekuitvoering b.v. meent hij dat
de Paardenmaakt een geschikt terrein zal zijn, daar zal
men dan van de jeugd geen last ondervinden.
De heer van den Bosch meent, dat er verleden jaar
in verzoekschrift is ingekomen der Ontzotvereeniging
waarin gevraagd werd het afsteken van vnr.rwerk enz.
alleen toe te staan op 8 October. Hij voelt daar wel
iets voor.
De heer d e W i t gelooft ookdat dat verzoek alleen
behelst om op 8 October een plaats aan te wjjzen. Waar
echter nn eenmaal de jeugd in deze dagen haar hart wil
ophalen aan het afsteken van vuurwerk of iets dergelijks,
zon hij liever met de commissie op de dagen 6, 7 en 8
October, vergunning willen geven.
De heer Kraakman zegt dat de commissie jnist
ter wille van den feestdag concessie wil doen door ont
heffing van het verbod toe te slaan. Op het oogenblik is
hij niet voor drie dagen, doch zon het voorstel wel
willen amendeeren in dier voege, dat indien de jeugd
zich thans beter gedraagt, men een volgeud jaar verder
zal knnnen gaan en meerdere dagen zal knnnen toestaan.
De heer Boelmans ter Spill (wethouder) geeft
overweging het voorstel thans goed te keuren. Het
misbruik is zeker niet te verdedigen, doch daarom be
hoeft het gebruik nog niet geheel te worden geweerd.
Indien men dat deed, zou men in strijd komen met een
jaren lange gewoonte en dat acht hij niet gewenscht.
Voor zich zelf zou hij er geen bezwaren in zien, om het
afsteken van onschadelijk vuurwerk ook toe te staan op een
paar Zondagen vóór 8 October. Tot dusver was bij ver
ordening alles verboden, dat is niet wenscheljjk. Waar
de meerderheid der commissie heeft gemeend 3 dagen te
moeten vaststellen zal hij daarmede meegaan, maar men
korte het niet in tot één dag.
De heer Cohen Stuart kan zich met het voorstel-
Kraakman ook niet vereenigen. Drie dagen acht ook hij
meer gewenscht.
Het voorstel Kraakman om alleen ontheffing te
verleenen op 8 Oct. wordt in stemming gebracht en
met 2 st. voor verworpen. Vóór de heeren Kraakman
en Stoel.
Do heer Kraakman stelt daarna nog een paar redac
tiewijzigingen voor nl., om te lezen inplaats van »op de
openbare straat of weg" top den openbaren teeg" en in plaats
van hij zich te dragen, tbij zich te hebbendit laatste
in overeenstemming met de rijks wet. Voorts zon hij
achter het woord lokalen, willen inlasscben ten openbare
middelen van vervoer?'
Zonder bezwaar worden deze wijzigingen aangebracht
en daarna het voorstel zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Glinderman v;aagt thans wanneer de
verordening in werking zal treden
De Voorzitter acht het wenschelijk baar direct
af te kondigen in de hoop dat de bepaling bevorderlijk
zal zijn aan de mst langs den openbaren weg. In de
vergadering der commissie is hieromtrent gean besluit
genomen doch 't komt hem voor, dat men hier te doeu
heeft met een spoedeischeud gevalbedoeld in artikel
171 der gomeentewet en dus met eerst de goedkeuring
van Ged. Staten noodig is.
De heer Cohen Stuart bestrijdt doze meaning. Er
bestaat een verordening, die alles verbiedt, de ontheffing
komt daar niet in voor en wordt thans opgenomen. Het
komt hem voor, dat die ontheffing niet spoedeischend is.
De Voorzitter meent toch, dat indien de wijziging
van het artikel spoedig wordt bekend gemaakt dit van
invloed kan zijn op de rust voor 8 October, waarop de
heer Cohen Stuart antwoordt dat naar zijne meening
de jeugd wat verboden is moet laten omdat dat ver
boden is. Men moet de bepaling niet spoedeischend ver
klaren in de hoopdat de rust er door bevorderd
zal worden.
De heer van den Boseh gelooft, dat een spoedige
afkoudiging van het beslnit de burgerij zal aansporen
om de politie te steunen daarom gaat hij mee met het
voorstel van den Voorzitter.
Do heer Cohen Stuart vindt dat dit in de oogen
van Ged. Staten geen motief kan zijn om dit een spoed
eischend geval te noemen. En wat de publicatie van
het besluit betreftde nijvere arbeid van de heeren van
de pers zal daartoe zekor medewerken.
De Voorzitter blijft de zaak spoedeischend aehten
met het oog op de tijden in de wet, dia kunnen verloopen
tnsschen het nemen van een beslnit en de goedkeuring
en van door Ged. Staten. Het is wenschelijk dat het
publiek er officieel vlugger mee in kennis wordt gesteld.
De heer Kraakman is, evenals de geheele com
missie het wasook van oordeeldat de zaak niet
spoedeischend is. Dat zon het geval zijn als er geen
verordening bestond. De bepaling is niet gemaakt opdat
de jeugd tot gehoorzaamheid geprikkeld zal worden, neen,
do Raad moet toonen dat niet langer geduld wordt
dat er met de politie wordt gespot.
De heer van den Bosch acht het gewerschtdat
het beslnit spoedig openbaar wordt gemaaktopdat het
publiek weten zal dat er met gestrengheid zal worden
opgetreden.
De heer Kraakman zegt ten slotte, dat de kwestie
hierop neerkomtwat zal den meesten indruk op het
publiek maken En dan meent hij dat dit niet zai zijn
de wetenschap dat do thans aangenomen bepaling be
staat maar hij hooptdat men nit deze discussie de
les zal willen putten, dat het publiek onderworpen moet
zijn aan de politie. De vraag of het geval spoedeischend
zai zijn of niet, wordt daarna met 12 tegen 3 stemmen
bevestigend b antwoord. Tegen de heeren: Stuart, Kraak
man en Bosman. (De heer de Groot was vertrokken).
De Voorzitter deelt mede dat naar dezen uitslag
verder zal worden gehandeld.