Onze oorlog in Atjeh.
No. 140.
Honderd en derde jaargang.
1901.
ZONDAG
24 NOVEMBER.
Nederland.
derate blad.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donder d a g-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f O,SO5 franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlën t
Per regel f Groote letters® naar plaatsruimte. 5
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON, Voo'dam 0 9.
Telefoonnummer 3.
II (Slot).
En wat is dan de reden geweest, die ons ten slotte
tot den oorlog deed besluiten Wellicht hadden de zee
roof de menschenroof en de slavenhandel nog niet tot
den oorlog geleid, zoo althans niet de Sultan van Atjeh
de maatregelen om die tegen te gaan bepaaldeljjk had
tegengewerkt. Wij zijn den oorlog evenmin begonnen om
Atjeh te veroverenmaar de ons vijandige Atjehsche
Staat trachtte op allerlei wijze op Sumatra een vreemde
mogendheid te iokken om zich mee haar hulp te kunnen
verzetten tegen onze eischen. Terwijl de Atjehers met
ons in onderhandeling waren en uitstel vroegen, terwijl
zij onder onze vlag Singapore aandeden zochten zij daa
bij andere mogendheden steun tegen ons. Dat was toch
inderdaad meer dan onze Regeering kon dulden.
Ons goed recht om den oorlog te verklaren, toen Atjeh
alle ophelderingen weigerde en van geen waarborgen
tegen een herhaling van zijd onverdedigbare handelingen
wilde weten, is dan ook ten volle erkend door de eerste
mannen van de toenmalige oppositie tegen het liberale
ministerie, dat de verantwoordelijkheid vau dezen oorlog
moest dragen. Of de Regeering wel het juiste oogenblik
voor de oorlogsverklaring heeft gekozen, den vijand niet
te gering heeft geacht en voldoende heeft gezorgd, dat
leger en vloot berekend waren voor de taak die zij hadden
te vervullen, zijn vragen waarop niet allen een bevesti
gend antwoord gavenmaar daartegenover staat weer
de vraag, of de Regeering langer uitstel voor haar ver
antwoording bad mogen nemen. Was niet, toen hot bleek
dat hnlp bij andere mogendheden word gezocht, het
oogenblik om te handelen aangewezen en alle uitstel
gevaarlijk Die vragen raken echter niet ons r e e h t
om den oorlog te verklaren. Wat dit punt betreft, kan
gewicht worden gehecht aan de bekende meeuing van
het lid der Eerste Kamer, den heer Elout van Soeter-
woudedie bijna drie jaren na de oorlogsverklaring
verklaarde, dat hij de beginselen van dezen oorlog niet
zou durven afseuren. »Wij weten" zoo zeide hij
»dat de aanleiding is geweest de mededeeling van een
geheim contract tusschen den consul der Vereenigde
Staten en Atjeh ten einde aan die Staten de souverT-
niteit van Atjeh op to dragenpogingen op Mohamme-
daansch gebied te Konstantinopel en te Parijs pogingen
van Italië om een 20000 van hun bandieten te brengen
in die streken. Welke gevolgen zou dit alles gehad
hebben
In Italië bleek namelijk het plan te bestaan om op
Atjeh eeD groote strafinrichting voor gedeporteerden te
vestigen en de taal van een deel der Italiaansche pers,
toen dit plan door onze expeditie mislukte, was onge
meen heftig. Over een mogelijke vestiging der Noord-
Amerikanen werd destijds verschillend gedacht. Ofschoon
onze minister van buitenlandsche zaken de met den
Amerikaanschen agent gevoerde onderhandelingen beden
kelijk" noemde, was de meerderheid wegens de bekende
Monroe-leer, die de Yereenigde Staten terug moest houden
van de bejeerte naar koloniaal bezit in Azië, op dit
punt tamelijk gerust. Na het inbezetnemen en inbezit-
honden van de Philippijuen zal men daarover misschien
anders oordeelen en het bedenkelijke, dat de minister
toen in deze onderhandelingen zag, niet betwisten maar
toch schijnt het gevaar, dat uit Konstantinopel van de
zijde van Tarkije dreigde, wel het grootst te zijn geweest.
»De strijd dien wy daar gevoerd hebben", - zoo sprak
althans de minister »is zeer ernstig geweest en de
gevaarlijkste van alle die wij te overwinnen hadden.
Wij vonden daar grooten tegens'and tegen onze inzichten
en groote ondersteuning van Atjeh, die eerst na veel
moeite overwonnen is, waarin wij willicht niet zoo vol
ledig geslaagd zonden zijn, indien wij niet in eeue zeer
w-lwillende verhonding hadden gestaan tegenover de
andere mogendheden en bij dezen steun hadden gevonden.
Toch is het zeer moeilijk geweest"»Zeer dikwijls
beeft de Atjehsche afgevaardigde op 't punt gestaan zijn
doel te bereiken."
Van de vijandige gezindheid der Turksche Regeering,
of, zoo men liever wil, van een machtige partij in het
Turksche rijk hebben wij later meermalen staaltjes ge
zien en nu is het zeker maar gelukkig, dat destijds
geen groote mogendheid er belang in zag onze hee-schappij
in den Indischen archipel afbreuk te doen en tot dat
doel met Tarkije tegen ons samen te spannen. Wie weet
wat ons anders in den vorm van een Turksch patro
naat over noordelijk Sumatra boven het hoofd had ge
hangen, of wat de tnsgchenkomst der mogendheden ons
had gebrouwen
En nu zal men zeggen, dat da Atjehers toch evenals
de Boeren hun onafhankelijkheid verdedigen. Het zij zoo;
maar daarmee is de quaestio niet uit. Roofstaten als
Algiers en Tunis verdedigden ook hun onafhankelijkheid
t Is maar de vraag, hoe men die onafhankelijkheid ge
bruikt of denkt te gebruiken tegen andere staten en hun
onderdanen. Indien de Znid-Afrikaansehe Republiek zich
werkelijk, zooals van Eugalsehe zijde beweerd wordt,
heimelijk had gewapend niet om desvereiseht aan
Engelscho overrompelingsplannen weerstand te kannen
bieden, maar om van hare zijde van een geschikt oogen
blik gebruik te maken om de Engelschen te overvallen
en uit Znid-Afrika te verdrijven, dan zoaden wjj den
oorlog, dien Engeland de Republiek aandeed, niet onrecht
matig durven noemen. Men mag het zwaard opvatten
tot zelfbehoud en tot eigen veiligheid. Maar Atjeh
wenschte allen vreemden invloed te weren en geheel
onalhankelijk te blijven, ten einde op Noord-Sumatra en
in de Atjehsche wateren het oude bedrijf van roof en
goweld ten nadeele van alle andere natiën ongehinderd
te kannen voortzetten. Tegenover Engeland had Neder
land op zieh genomen den zeevaarder en bandelaar van
de zijde van Atjeh »die bestendige veiligheid" te ver
zekeren, »welke er niet schijnt te kunnen bestaan zonder
de gematigde uitoefening van Europeesehen invloed."
Dien invloed hebben wij willen uitoefenen, en daartegen
heeft Atjeh zich voortdurend verzet. Wij zijn inderdaad
toegevender geweest dan in 't belang der zaak, en zelfs
voor don invloed, dien wij wildon uitoefenen, wenschelijk
was. Atjeh bleef weigeren, en toen het eindelijk overal
hnlp zocht, wie weet ouder welke verleidelijke aanbie
dingen, om zich tegen onze zeer rechtmatige eischen te
verweren, ja, toen hebben wij eindelijk niet langer ge
aarzeld en tegen den onwil van Atjeh geweld gebruikt.
Do oorlog is tegengevallen, is veM ernstiger en langer
van duur geworden daa wij verwacht hadden. Wij hebben
dikwijls gedwaald op ons beleid kannen gegronde aan
merkingen worden gemaaktwij hebben getracht den
oorlog te beperken, ontijdig, door het bekende concentratie
stelsel op ondoelmatige wijze, in de hoop dat de oorlog
geëindigd zou zijn of weldra zon eindigen maar dat
alles doet niet te kort aan ons recht, men zou kunnen
zeggen aan onzen trenrigen plicht, om tot den oorlog
over te gaan. Atjeh beeft nooit willen onderhandelen,
de Sultan van Atjeh heeft het wellicht niet kannen
doen. Daarom zijn wij wel gedwongen den oorlog voort
te zetten. Het is juist wat de heer Kielstra schrijft
»Er zijn vele foaten begaan, vooral ontstaande door de
op zich zelf prijzenswaardige opvatting onzer bestuurders,
dat de oorlog niet verder moest worden voortgezet dan
volstrekt noodig waseen veroveringsoorlog was niet
bedoeld, al zijn wij daartoe door den loop van zaken gaande
weg gedwongen geworden."
En wat nu de gruwelen en barbaarschheden betreft,
die wij zouden bedreven hebben of nog bedrjjven, in
eiken oorlog vallen handelingen voor, die dat karakter
dragen, en daarover zal men zich het minst kunnen ver
wonderen in een oorlog tegen een volk, dat zich zijner
zijds van den aanvang af onderscheidde door uitgezochte
wreedheid jegens onze boodschappers, onze gewonden en
gevangenen, en door volkomen trouweloosheid. Daaren
boven is wat enkele personen bedrijven niet gelijk te
stellen met hetgeen door den opperbevelhebber, gesteund
door zijn regeering, na kalm beraad, als algemeen stelsel
wordt gelast en meedoogenloos volgehouden. »Wat wij op
Atjeh doen zegt de heer Kielstra, »kan, in zijn geheel
genomen, gerust het daglicht zien". Wij gelooven, dat
hij gelijk heeft.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van den 22 is o.a, aangenom n het
wetsontwerp tot onteigening voorden spoorweg Hwadijk-
Hdam Volcndam.
Watergraafsmeer. Een heel gezin, samen zes
personen, is ernstig ongesteld geworden na het gebruik
van zuurkool met spek. Een ingesteld onderzoek naar de
oorzaak heeft geen bepaalden uitslag opgeleverd. Inmid
dels zijn de zieken herstellende.
Een treffend voorval verhoogde de ontsteltenis in dit
huisgezin. Eane liefdezuster, die voor de verpleging te
hulp geroepen was, ging 's avonds gezond en wel slapen
en werd 's morgens dood in bed gevonden.
Ia eene te Amsterdam gehouden vergadering van
hoofdingelanden der „Vereenlglng van den Noorder
IJ- en Zeedijk", is tot secretaris-penningmeester
als opvolger van wijlen den heer P. Langebaerd, notaris
te Wormorveer gekozen de heer O. J. van Tienhoven,
te Heemstede.
Uit Hollands Noorderkwartier wordt gemeld, dat
„Scherinerboezeui" den 20 tot eene verbazende
hoogte steeg, wijl alle polders het overtollige nat uit
sloegen. Te Hobrede, aan het dijkje bij Ilpendam, langs
de Zaanoever enz. stond alles blank.
Te Delft was donderdagavond balftwaalf de trein
naar 's-Gravenbago nauwelijks voorbij de Binnenwater-
sloot, toen de 18-jarige student S. het aldaar geplaatste
afsluithek optilde, om de spoorbaan over te steken. Onge
lukkig werd hij gegrepen door den sneltrein uit's Graven-
hage. Naar Bethel overgebracht, werden hem aldaar door
4 doctoren de beide beeneu tot de knie afgezet. Ook aan
het gezicht heeft de ongelukkige een vrij diepe wond.
Te Decloo, bij de Belgisch -Zeen wsche grenzen,
is een bediende in het kantoor aangevallen door drie
mannen, die binnentraden en hem eenige inlichtingen
vroegen. Daarop wierp één van hen den bediende peper
in de oogon, terwijl een ander hem met een hamer op
het hoofd sloeg, zoodat hij ter aarde stortte. Hij werd
toen aangevallen door alle drie, die hem zyne portefeuTle
ontnamen en er 6000 francs uit medenamen. Van de
daders is nog niets bekend. De aangevallene verkeert in
bedenkelijken toestand.
Botsing.
Op het rangeerterrein van het station te Arnhem
zyn in den nacht van den 22, twee goederentreinen in
botsing gekomen. Een machinist werd gekwetst. Hij is
met twee gebrokeu ribben in het Diaconessenhuis gebracht.
Een goederentrein was op een stilstaanden goederentrein
geloopen. De stoker en remmer sprongen nog bijtijds van
den trein. De wagens zijn in elkaar gedrukt.
den brutale Inbraak te Amsterdam.
In den nacht van den 22 hebban inbrekers een
goeden slag geslagen in d diamantslijperij »De Overtoom"
op de Vondelkade bij de Stadhond rskade. Zij hebben
na drie den ren te hebben opengesloten de trap naar de
fabriek bereikt en toen vier hoog een der werkplaat-en
opengesloten. Aldaar stond een ijze en braudnist, waarin
diamanten bewaard werden. Van deze kist hebben zij
den dikken zijwand opengeknipt en de inhond eruit ge
haald. Deze bestond uit ruwe en reeds bewerkte steenen.
De bewerkte steenen zijn alle medegenomen en van de
nog fe bewerken steenen hebben de dieven met behulp
van twee mesjes, die mede n de kist lagen, de grootste
en kostbaarste uit de doppen gesneden. Om dit werk, dat
nogal tijd vereischt, behoorlijk te kunnen verrichten zyn
zij met hnn bnit een verdieping hooger gegaan, waarde
gelegenheid daarvoor beter was.
Om zich daarbij niet vuil te maken hebben zij een
werkbroek van oen der slijpers aangetrokken. Een en ander
bleek nit sporen van krijt, dat bij het opensnijden van
den wand der kist was te voorschijn gekomen.
In een andere werkplaats op dezelfde verdieping gelegen
werd in den bodem van een dergelijke brandkist een gat
geboord, maar daarbij bleef 't waarschijnlijk omdat de
tijd verder ontbrak.
Uit do eerstbedoelde kist is voor een waarde van f 700
aan diamant verdwenen.
De fabriek, die tot nog toe des nachts niet bewaakt
was, zal van nu af onder bewaking gesteld worden.
Uturnen. Borcepen naar de Ned. herv. gem. te
Zaltbommel de heer ds. Oldeman, alhier.
Benoemd als onderwijzer te IJmniden de heer F. de
Vries, alhier.
Wierlnger waard. Het sub-comité van het In
ternationaal Dames-Comité vAlcmaria" tot steun van
vrouwen en kinderen in de concentratiekampen heeft
eeue collecte gehouden, die f 181.75 heeft opgebracht.
©terleek. De collecte langs de woningen in
deze gemeente heeft voor de concentratiekampen iu Znid-
Afrika f 68.88 opgebracht.
Bij de laatstgehouden paardenmarkt te Alkmaar is
ten nadeele van den handelaar H. ter Hoeven alhier een
paard ontvreemd. Alle pogingen vau de politie hier en
elders om het verloren dier op te sporen, bleven tot nog
toe vruchteloos, zeer ten nadeele van te H., die het
becs kort te voren gekocht en betaald bad.
Benningbroek. Den 21 vergaderde alhier de
afdeeliug »Sijbekarspel—Midwoud" der Noord Holland-
sche vereeniging »het Witte Kruis." Van de 115 leden
waren 30 aanwezig. De niet direct herkiesbare bestuurs
leden ds. V. d. Hoeven en J. Houter werden vervangen
door P. Bakker en C. Panw de voorzitter Ds. Groot
blijft als zoodanig; hij is dadelijk herkiesbaar. Tot af
gevaardigde ter alg. verg. en diens plaatsvervanger wer
den gekozen Ds. Groot ea J. M. H. Hoygens. Het ma-
gazjjn is gevestigd ten hnize van den kastelein J. Winkel.
Ichermerhorn. Door deelhebb rs van het Vee
fonds voor de gemeenten Ursem, Schermerhorn, Avenhorn,
Oterleek en omliggende gemeenten werd voor het 2de
kwartaal 1901/1902 eene contributie betaald vau 35 cents
perstuk vee. Verzekerd waren op dat tijdstip 865 stuks ves.