Het overgenomen werk valt mee. Op de Waterhoeve No, 143 Tweede blad. Honderd en derde jaargang. Zondag 1 Dec. 190L N ederland. FJEUILI.ETON. VVHeimbnrg-. Vertaling van HERMIN A O ALkllAARSCHE CO HIAAT. Hoe meer ministerie en vertegenwoordiging met el kander in aanraking komenhoe meer niet alleen deze maar ook da verschillende politieke partijen onderling het met elkander eens blijken te zijn. We hadden ge hoord dat heel ons staatsleven op een revolutionair fundament was opgetrokken, en dat dit fundament door een christelijk moest worden vervangen. Daarom zagen we met groote belangstelling miar toch ook niet zonder eenige onrnst uit naar hetgeen we ten aanzien van den nieuwen koers en de Regeeringsplannen zouden vernemen. Meer dan een eeuw lang was er onder verschillende aan voerders tegen de revolutionaire beginselen gestreden maar bijna onafgebroken waren de revolutionairen aan het bewind en in de meerderheid in de Kamer; het was dus te verwachtennu het .christelijk volksdeel'' de leiding der regeering in handen had en geen tegenwerking van één der Kamers te dnchten viel, dat er heel wat ver andering zon komen of juister gezegd daar een zoo belangrijk werk nu eenmaal tijd kost, althans heel wat verandering zon worden aangekondigd. Dit is meegevallen. We hadden er wel een heimelijke hoop opvertronwende dat er veel van hetgeen er onder liberaal bewind was tot stand gebracht, bij nader onder zoek nog bruikbaar zou worden bevonden en de revo lutionaire beginselen niet zoo verderfelijk zoadeu blijken als vóór de verkiezingen den volke werd verkondigd maar dat het zoo gunstig zon staan, als we thans mogen hooren neen dat hadden we niet darren verwachten. Reeds hebben we dit erkendtoen het Voorloopig Verslag van het onderzoek onzer Staatsbegrooting door de Tweede Kamer was verschenen; maar nog gunstiger blijkt het oordeelnu we de Memorie vau Antwoord van het Ministerie hebben kunnen lezen. De uitdrukking in de Troonrededat de Overheid die tegonwoordig meer dan tot dusver tot het geven van leiding en het verleenen van stenn genoodzaakt isop de christelijke grondslagen van ons volksleven behoort voort te bonwen, had zeer de aandacht getrokkon. Als er moet worden voortgebouwd, dan is immers het tot nog toe ge bouwde nog zoo verkeerd niet en dan is men ook van de christelijke grondslagen van ons volksleven nog niet afgeweken. Zoo spraken vele liberalen en ook wij. In gespannen verwachting zagen wij daarom naar een nadere toelichting nit, die nu wel niet achterwege kon blijven. Wat wij in het Voorloopig Verslag er overlazen, meen den wij niet volkomen als de bedoel ng van het ministerie te knnnen aannemen. Wel lazen wij daar van enkele tekortkomingen der vorige ministeries, wel vernamen wij, dat de christelijke grondslagen »in onze onde wetten" zijn neergelegd, en door vorige ministeries niet altijd werden geëerbiedigd, maar daar we niet wisten, welke .oude wet ten' bedoeld werden, en van het niet eerbiedigen der chris telijke grondslagen slechts een enkele poging werd ver meld, een poging van deu allerlaatsten tijd, waarvan men daarenboven bij nadere overweging weer had af gezien, klonk een en ander toch zoo vaag en zwak, dat DOOR Madame Baldanf komt in haar lichte kales van de vel den terug, waar zij den oogst heeft opgenomen. Een brandende Augustuszon breidt zich over de goede onde stad Hohenbnrg uit. In het westen, boven het heuvel achtige voorland van den Harz, trekken dikke, grauwe wol ken samen, die een onweer schijnen aan te kondigen. De vrouw in het rijtuig ziet min of meer bezorgd hiernaar opéen oogenblik krijgen haar heldere oogen onder den grooten bruinen strooien hoed een angstige uitdrukking maar als zij de stad nadert, dwalen zij alweer kalm en on bekommerd over de huizen en huisjes naar het onde kasteel af, dat trotsch naast de fraaie kerk op den spits toeloo penden berg in het westelijk deel van de stad ligt. Aan het historisch verleden van die landstreek denkt Madame Baldanf niet. Ten eeiste heeft zij sedert langer dan een menschenleeftijd dat eerwaardig gebonw dagelijks gezien, en bovendien nauwelijks ééns en toen ook nog zeer vluchtig een klokje hooren luiden van een Dnitsch keizer, die het kasteel in overouden tijd liet bonwen en er begra ven ligt. Ouderwjjs in de geschiedenis heeft zij nooit gehad, in elk geval uiterst gebrekkig; dit vak werd in de dorpsschool, die zij bezocht, niet onderwezen. Daarvoor ontbrak de tijd; de heereboer Pröhlich was mear voor het .praclische"wat hadden vronwen en meisjes met al die geleerdheid te maken Maar Mina Baldanf, geboren Fr öhlicb, is niettemin echt vaderlandschgezind zij is trotsch op den .ouden Frits" we in het donker bleven rondtasten. In da Memorie van Antwoord zou het Ministerie zelf wel duidelijker spreken. En wat lezen we nu? Dat de uitdrukking .voort- boawen op de christelijke grondslagen van ons volks leven" niet in zieh sluit, dat tot dusver steeds op die grondslagen gebouwd was, doch met die uitdrukking werd bedoeld, dat men het bij het daarop gebouwde uiet laten moest, maar voort had te bouwen op die grondslagen naar den eisch des tijds. Of na de bedoeling voor ieder duidelijk zal zijn, achten wij niet buiten twijfel. Misschien moet die nadere toelichting beteekenen, dat er ook wel eens op andere grondslagen is gebouwd. Veel kan dat echter naar de meemng van het ministerie niet zijn want het laat er onmiddellijk op volgen, dat dusver hetgeen door liberale Kabinetten gewijzigd werd, niet op het papier maar in realiteit, én stand hield, aan geen andere dan aan die zelfde grondslagen vastigheid ontleende. Nu is er door liberale Kabinetten in werkelijkheid nog al heel wat ge wijzigd en in stand gebleven ook en als dat alles na erkend wordt op christelijke grondslagen te rasten, dan knnnen die liberale Kabinetten, en allen die hun werk gesteund hebben, dunkt ons, tevreden zijn. Wel is hot waar, wat we verder lezen, dat in vergelijking met de vele eenwen, waarin ons christeljjk volksleven zich vast zette, de spanne tijds slechts kort is, .waarover hot li berale régime, en dan onder gestadige wijziging van het eerst aangelegde, beschikte"; maar als het liberale régime door zulk een verderfelijken geest werd beheerscht, als schier een eenw lang door al zijn tegenstanders in de meest stellige eu krasse bewoordingen aan ons volk is voorgehouden, dan zon naar onze bescheiden meening zelfs die .korte spanne tijds" toch lang genoeg geweest zijn om een gebouw op te trekken waarin zich het te genwoordige Kabinet heel wat minder thuis zou ge voelen, dan thans het geval blijkt te zijn. Bij ge?n tak van ons staatsbestuur blij kt de eenstem migheid inniger en algemeener, dan bij dat van ons Koloniaal bestuur. Daar blijkt omtrent de te volgen beginselen geen verschil meer te bestaan, De tegenwoor dige Minister volgt geheel deuzelfden koers als zijn liberale voorganger, zelfs wat de zending en het onderwijs betreft. Lang zijn de tijden voorbij, waarin het er in de eerste plaats om te doen was voordeel te treiken nit Indië en men z ch om het wel en wee der Indische bevolking weinig bekreunde. Alle partijen blijken er thans van doordrongen te zjjn, .dat Nederland tegenover de bevol king dezer gewesten een zedelijke roeping heeft te ver vollen." Jïier wordt inderdaad voortgebouwd op de in de laatste halve eeuw gelegde grondslagen, wnarvau de Minister de deugdelijkheid erkent. Wij hebben altijd gemeend, dat de liberale partij daarbij de hoofdrol had gespeeld en de leiding had, al hebben wij nooit verzwegen, dat antirevolutionairen krachtig hadden geholpen. Wij meenden, dat de geschiedenis van den strijd en de zegepraal op dit gebied nog zoo kort achter ons lag, dat daaraan moeilijk kon worden getwij feld. Maar wat hooren wij nn van den Minister van houdt oprecht veel van haar regeereuden vorst Friedrich Wilhelm IV, en schudt bedroefd het hoofd met de bolle wangen, als er over diens ziekelijkheid wordt gesproken. Op .Napoleon I is zij erg gebeten, want in den slag bij Leipzig zijn twee ooms van haar vader gesneuveld. Ook had de .geesel van Europa" gouden vaatwerk en altaar- kleeden nit de kerk geroofd, de vrome stiftdames verdreven en de stad bij het koninkrijk Westphalen ingelijfd, waar over Jeröme, die lnfftige kwant, toen regeerde. Maar daarvoor en voor tallooze dergelijke slechtigheden had hij gelukkig loon naar werken op St. Helena gekregen 1 Ook hieraan evenwel denkt Madame Baldanf thans niet. Op eens roept zij den koetsier toe, die in zijn donkerblauw lakensch pak met blinkende knoopen, geel vest en met gou den galon versierde pet vóór op den bok zit .Zeg, Basse, zijn dat niet Eva Ahrens en dat kind van Heidlich, die daar met bloote voeten in de lm me plassen Met deze woorden wijst zij op de kleine rivier, die het rij nig nn nadert, om vervolgens over een houten brng door de Waterpoort de stad Hohenbnrg binnen te rijden. Het water, dat daar tamelijk snel en onstuimig voortstroomt, schiet langs de stadsmuren voort, waarover zich onde, prachtige boomeD heenbuigen en in den groenachtig bruinen stroom spiegelen. Hier tegenover staat op den met gras begroe den oever een fraaie lindeboom met een bank rondom den stam. Men kan 't de beide meisjes, die den kinderlijken leeftijd nauwelijks zijn ontwassen, waarljjk niet kwalijk nemen, dat zij zich op dien stikkend heeten dag znlk een heerlijke verkoeling verschaffen. Schoenen en kouzen lig gen op een paar steenen bij den muur tosschen afge- brokktld puin Eva Ahrens heeft haar verschoten rood- katoenen jurk een weinigje opgenomen en de afhangende lange bruine vlechten rechts eu links over de schouders geworpen, zoodat de daarbij ingevlochte rose linten niet in het water .slieren," zooals men te Hohenbnrg zegt. De strooien hoed hangt haar op den rnghaar ganscbe gezichtje lacht. En als zij lacht, laten Eva's roode lippen twee rijen prachtig witte tandjes zien en dan komen er twee kuiltjes, twee echte schelmsche kuiltjes in haar waugen. Koloniën Hij vraagt.of niet hetgeen steeds in deze Kamer en daarbuiten van antirevolntionaire zijde op den voorgrond is gesteld, zóó heeft doorgewerkt, dat ook de liberale partij zich op koloniaal gebied bij die beginselen heeft aangesloten". Men denke maar aan hetgeen in 1874, 1875 en later van Zuylen van Nyevelt, Saaymans Vader en Kuyper hier in de Kamer hebben gezegd. En als men het dan waagt een liberaal te noemen, die den in 1874 en 1875 reeds beslisten strijd is begonnen, van Hoëvell b.v., dan blijkt naar de meening van den Minister daaruit alleen, .dat diezelfde beginselen ook bij leden behoorende tot de liberale partij hadden wortel geschoten." Nn, aan zekere vrijmoedigheid wij laten daar, of zij behoort tot de soort die gewoonlijk .gepaste" wordt genoemd ontbreekt het den tegenwoordigen Minister van Koloniën niet. De Nieuwe Botterdame/ie Courant heeft het noodig gevonden naar aanleiding van deze vragen en opmerkingen .de historische waarheid" in het licht te stellen en de namen van van Hoëvell en Fransen van de Putte aan de vergetelheid te ontrukken. 't Schijnt inderdaad noodig te zijn. Inbraken. Den 27 is te Amstordam ingebroken ten hnize van den heer Jos. Thijssen den bekenden operazanger. Daar de Nederlandsche Opera dien avond te Rotterdam speeldewas de huishoudster met het 9-jarig zoontje alleen tehnis. Ongeveer 12 uur werd de jafirouw nit haar slaap opgeschrikt door een hevig bellen, 't Bleek dat de buren de buitendeur wijdwaag open hadden ge vonden. Het raampje in de dear was verbrijzeld en door den arm door het gat te steken, hadden de inbrekers de deur geopend en waren binnen gekomen. In de kamers was alles woest door elkaar geworpen. Uit het schrijf bureau van mevr. Thijssen, waarin de sleutel gestoken had, waren f 115 gestolen, de grond lag bezaaid met afgebrande Inciters en op de tafel stonden tal van nit de kast gehaalde flessehen en karaffen, waaruit de heeren zich te goed hadden gedaan. Zoo vonden de heer en mevrouw Thjjssen den toestand, toen zij te 8 uur thuis kwamen Vreemd bij deze inbraak is, dat de hond, die goed waaksch is en in de gang lag te slapen, niet aangeslagen heeft, alsmede de bijzonderheid, dat de schrijftafel van den heer Thijssen, hoewel de sleutels er boven op lagen, ongeopend bleef, maar sporen van braak vertoonden. Een brutale poging tot inbraak is verder gepleegd bij den heer J. L. F. Blankenberg, Vondelstraat 108. Toen de heer B. om 6 nur thnis kwam, kwam van den stoep af een als heer gekleed man, die hem in 't voorbijgaan grootte, 't Bleek dat het glazen raampje in de deur stuk was gemaakt en dat reeds een ijzerdraad om den trekker van het slot was geworpen. Een oogenblik later en de inbreker was in hnis geweestwaar op dat oogenblik alleen de boden en de kinderen aanwezig waren. Hgmond aan ïee. Bij het op 13 en 14 October te Amsterdam gehouden examens in boekhouden enz. vanwege den Nat. Bond van handels- en kantoorbedienden slaagde de heer M. D. Pranger alhier, leerling van den heer I. Prins Az., Alkmaar. Het andere meisje in haar versleten blauwe jurk met een gro e, geruite schort, zooals de kinderen nit de min dere klasse dragen, de blonde vlechten stijf rondom het hoofd gelegd, is, hoewel van geringe afkomst, ontegen sprekelijk de mooiste van de twee en de dochter van Madame Baldauf's schaapherder Hendrik Heidlich. De gelaatskleur van het meisje is bijzonder zacht en teer, hoven het fijne neusje heeft zij enkele lichtbruine zomersproeten en onder de zwarte, fraai gewelfde wenk brauwen, die bijna zijn aaneengegroeid, een paar donker blauwe oogen met lange wimpers, die zonderling afsteken bij haar liehtblond haar. Het minste mooi is haar mond, die wat groot en grof is maar het geheele fijn besneden gelaat heeft iets eigenaardig bekoorlijks, wat ieder moet treffen, die het vijftienjarig schepselije ziet. Ze heeft bovendien iets ontwikkelds, iets vroegrijps in haar gansche voorkomen, en terwpl Eva's overmoedige handeling nog een echt kinderlijken indruk maakt, doet die van Hanne Heidlich onaangenaam, zelfs pijnlijk aan. .Basse, houd even op 1" De fraaie bruinen bljjven midden op de brng staan en nu roept Madame Baldanf met haar diepe, welluidende stem Wat bezielt je toch, Hanne Hoe kant gij je zoo dwaas aanstellen met Eva Als dat kind nu in een paardenknil trapt, moet ze immers reddeloos verdrinken. Direct er nit, hoor 1 gij en Eva ook 1 't Is zonde en schande van je, Hanne gij moest je schamen 1 Ik zal 't aan je vader zeggen, dat verzeker ik je Kunt ge niet wat beters en nnttigers uitvoeren dan hier zoo te springen en te ploeteren De beide meisjes waden zonder een enkel woord te antwoorden naar den oever. Eva vunrrood van schaamte. Hanne mot het hoofd in den nek. Aan den waterkant gekomen, trekken ze ijlings kousen en schoenen weer aan en kijken rechts noch links. »Ga dadelijk naar huis, Eva I" roept Madame Baldanf nog, terwijl zij oprijdt. »En trek andere kloeren aan, anders kiijgt ge nog de koorts en wordt je arme vader van angst nog zieker dan bij nu al is 1" Ja wel," mompelt Hanne, »ze zal wel naar huis gaan Maak maar dat g ij wegkomt, ond spectakel I Ze kan niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 5