Öp de Waterhoeve Een vredesrecept. Honderd en derde jaargang. Zondag 29 Dec. 1901. feuilleton. W. Ilei in burg. Vertaling van HERMIN A. NO. 154. Tweede blad, A L K11A A R S CHECMEML III (Slot). Moet het Engelsohe vredesrecept onvoorwaardelijke overgave en verlies van alle onafhankelijkheid voor de Boeren even onaannemelijk wezen als het Boeren-recept herstel van den toestand van vóór den oorlog voor de Engelschen, meer heil sehijnt de heer Engelenburg te wachten van een derde vredes-recept, dat hij aldns omschrijft: »in het vervolg in Zuid-Afrika vredo, rast en welvaart te zoeken in de algeheele verwijdering van eiken overzeeschen internationalen factor en in de ver standige samenwerking tnsschen de thans bestaande, langs historischen weg gevormde organisaties, te weten: de Kaapkolonie, Natal, Oranje Vrijstaat en Transvaal. Op dit remedie past het etiquet: «Afrika voor de Afrikaners?" De heer Engelenburg zegt ons, dat die verstandige zelfstandige samenwerking reeds lang kon worden opge merkt, en haar heilzamen invloed heeft getoond, «zoolang de Britsch-Imperiale factor bniten spel gelaten werd en de regeling der Zuid-Afrikaanse ie aangelegenheden aan de eigen Zaid-Afrikaansche staatslieden overgelaten bleef." Zoo is het inderdaad eu wij gelooven niet dat hij den toestand te schoon voorstelt, als hij ons verzekert, dat Natal de Engelsch-gezinde kolonie bij uitnemendheid zich verheugde in de best mogelijke betrekkingen met Pretoria, de Vrijstaat vriendschappelijk in tol-unie met i de beide Britsche koloniën was vereenigd, het inter- j nationale spoorwegverkeer op een alle belanghebbenden bevredigende wijze was ingericht, de internationale post. en telegraafdienst voorbeeldig, en de douane-politiek te n slotte het tegendeel was van krijgszuchtig; dat zelfs de invoering van een gemeenschappelijk muntstelsel en de oprichting van een gemeenschappelijk hof van cassatie en van een Pan-Afrikaansche universiteit reeds het stadium van kalme gedachtenwisseling hadden bereikt, en bij de Zaid-Afrikaansche Engelschen geen priacipië elen tegenstand vouden. Er waren natuurlijk rivaliteiten en twistpunten onder de kleine staten-familie, ook tnsschen de Engelsche koloniën in Zuid-Afrika, maar nooi t zouden zij geleid hebben tot gewapend conti ct. De Londensehe music-hall-kreet «wreekt Amijuba" is nooit in Zuid-Afiika gehoord. De numerieke minderheid der Engelsche kolonisten mocht de hoop koesteren dat de Boeren-staten nog eenmaal in Albion s schoot zouden terugkeeren maar de verwezenlijking van dien wensch lieten zij aan de toekomst over aan den natuurlijken loop van zaken en ze dachten er niet aan haar te verhaasten door een burgeroorlog. «Had men ons we relddeel maar aan zich zelf overgelaten'' roept de heer Engelenburg uit «een rassenoorlog zou een ondenk baar ding gebleven zijn." Inderdaad, het hart bloedt, als men ziet, hoe domme laatdunkendheid die gelukkige ontwikkeling wreedaardig heelt verstoord. Hoe groot 'is Engeland's schuld 1 Het is zoo, de uit Londen geïmporteerde admin istrateurs en gezaghebbers waren de spelbiekersen zij zijn bet die zich voortdurend druk maakten met «het zwaaien van de Union-Jack onder den neus der Boeren." Wij willen het wel gelooven, dat ook de Engelsche kolo nisten dit inzien en den zestigjariizea oorlog moede zijn; dat zij gevoelen dat ook hun stoffelijke belangen zwaa' daaronder lijden en dat hun lijdelijk toezien van het gewelddadig ingrijpen door het imperiaal gezag alleen verklaarbaar is door hun vast geloof aan een spoedige gemakkelijk een beslissende overwinning; maar de Rubicon is nu eenmaal overgetrokken er is in de laatste jaren zooveel gebeurd zooveel ellende geleden zooveel bloed gevloeid en leed ondergaanook van Engelsche zijde. Zal daar te lande de meerderheid, de opgezweepte, ver bitterde meerderheid inzien dat er verkeerd gehandeld is en zal nu eens niet bewaarheid worden dat de goden hun die zij willen verderven eerst het verstand ontnemen Wie zou het niet van ganscher harte wenschen? Maar wie durft het verwachten i Eén ding zal vóór alles noodig zijn. Er zal een voor beide partijen aanneembare vorm gevonden moeten worden voor een vergelijk en hoe zal daarin de band wezen, die dit «Afrika voor de Afrikaner" met het Britsche Rijk verbindt? Want dat Engeland een vredes recept zon willen aannemen waarbij die band geslaakt of ook maar aanmerkelijk losser gemaakt zou worden dat komt ons geheel ondenkbaar voor. Ja, als de Engelsche kolonisten, die mede onder den ourlog lijden, wier welvaart er de nadeelige gevolgen op gevoelige wijze van ondervindt, die, zooals de heer Enge lenburg ons verzekert, «naar vrede snakken", wat dui delijker en krachtiger van hun gevoelen deden blpken en er bij de regeering te Londen op aan drongen, toch zoo goed te willen zijn hun vrijheid te laten om de zaken met de Boeren republieken te regelen en een soort van bondstaat of statenbond van Zuid-Afrika te stichten, hen te verlossen van boedelredders als lord Milner en hun voortaan geen vrienden en raadgevers van die soort te zenden, wie weet hoe spoedig dan de vrede tot stand kon komen, ook al werd de eisch gehandhaafd, dat die statenbond zou zijn een Engelsche kolonie, b.v. in den trant van Canada of Australië. Maar van wenschen van de Engelsche kolonisten in deze richting hebben wij niets vernomen. Men kiest in de Kaapkolonie partij voor Engeland of voor de Boeren men is er loyaal of rebel maar van een partij die er op aandringt, dat aan beide zijden de wapens worden neergelegd, dat, de Boeren zullen terugkeeren tot hun gewonen arbeid, de Engelsche troepen zich gereed zullen maken tot de terugreis naar het moederland, want dat de Engelsche «Afrikaners" met de Boeren willen onderhandelen, zonder daarin door Engelsche ministers of Engelsche hooge commissarissen gestoord te worden, van zulk een aandrang uit Zuid- Afrika hebben wij niets gehoord en wij gelooven ook niet, dat wij er in het vervolg van zu len hooren. En zoo is dan ook van dit vredesrecept geen heil te verwachten. Wel openbaart zich in Engelmd iels krach tiger dan vroeger een richting, die aan den oorlog een eind wenscht te maken door te onderhandelen en te trach ten tot een vergeljjk te komen, die Chamberlain en Milner naar huis zou willen zenden en den eisch van onvoor waardelijke overgave met verbeurte van alle onafhanke lijkheid ten sterkste afkeurt, maar de meerderheid denkt er anders over, en de liberale partij, nog altijd in de minderheid, is zelve ten aanzien van den oorlog wan hopig verdeeld. Het schijnt wel, dat zij gelijk hebben, die verklaren dat het Engelsche volk vast besloten is den oorlog tot het eindo toe door te zetten, hoe zware offers hij moge bosten, doof te zetten totdat de laatste Boer zal zijn gedood, gevangen genomen, of zich zal hebben overgegeven. Op vreemde hulp hebben de Boeren niet te rekenen. Zoo gaat ook dit Kerstfeest weer vooibij, zonder den vrede te brengen-en treedt Zuid-Afrika een nieuwen jaarkring in van bloedvergieten en verwoesting, van lichamelijke ellende en diepe zielesmartwaarin mannen zullen sneuvelen of, al of niet verminkt of ge wond, zullen worden weggevoerd in gevangenschap ver van hun land, rebellen zullen worden gehangen of gefusil leerd, vrouwen en kinderen zullen lijden en omkomen, vee zal worden geroofd, oogsten zullen worden vernield, menschelijke woonplaatsen verwoest enz. enz., alles ter wille van de eer, het aapzien en den bloei van het mach tige Britsche Rijk, dat overal beschaving en welvaart brengt 1 Er zijn nog geen teekenen, dat één der partpen er aan denkt den strijd op te geveneen vredesrecept is nog niet gevonden, en het blijkt zelfs niet dat er ernstig naar wordt gezocht. Vee-uitvoer. De Belgische Regeering heeft besloten in het belang van don invoer van Nederlandsch vee bij de twee bestaande quarantainestallen te Essehen en Baarle- Hertog nog twee stallen op te richten, namelijk te Aren- donck en te Heerle. DOOR 12) Robert's koele bonding heeft als een straal koud water op haar gewerkt. Zij staat, bedrukt en zwijgend bij de huishoudelijke overleggingen en hoort niet, dat hare moeder haar beveelt bij papa te gaan zitten, totdat een ongeduldig Maar, kind, ga dan toch, bij wacht al op je 1" haar naar de ziekenkamer driilt. Haar vader ligt met gesloten oogen op de sota van tijd tot tijd slaat bij zich met de gebalde hand tegen den hartknil. «Zoo benauwd Zoo benauwd steunt hij. «Zal ik n de druppels geven, papa «Neen, ik heb al zooveel digitalis ingenomen, t Helpt toch niet meer." Eva begint iets te vertellen zij weet bij ondervinding dat dit den zieke afleidt. «De Baldanfs geven een oogst feest papa, wij zijn ook verzocht - ik verheug mij toch zoo Een gestenu is het antwoord. «Krnd, de schilderlessen zullen wel moeten ophoudeD, zegt hij 'nu, «ge leert toch niets en ik weet niet meer, hoe ik ze zal betalen." «Ja papa, ik leer toch met»,' stemt zij toe, «en t spijt mij ook niet als ik daarmee moet uitscheiden.' «Dat goede, weggeworpen geld 1 Ik neb altijd gehoopt, dat ge eens les in het schilderen zondt knnnen geven. Als ik ln de oogen sluit, wat moet er dan met jegebemen Ik heb mij de hand bijna lam geschreven om je een plaats in een geslicht te bezorgen maar overal nnl op mijn request gekregen." In 't hospitaal te Peking werd een jongen ge bracht zoo deerlijk gekwetst onder een neerstortenden balk dat hem een been moest worden afgezet. Spoedig daarop stierf hij, na een be .oek van zijne moeder. Deze bleek hem met rattekroit vergeven te hebben, opdat hij niet verminkt in de andere wereld zon komen. Zij was behoeftiganders had zij hem niet vergeven maar 't been doen balsemen om te zijner tijd met haar zoon begraven te worden. Nn wist de arme ziel geen ander middel om te zorgen dat jongen en been hiernamaals bij elkaar zonden blijven. «Dat begrijpt ge niet 1" Eva verlaat zwijgend het vertrek. Hare moeder volgt baar. «Neem Dora mee, kind!' fluistert zij haar toe. «Maar haast je wat en ga even bij Rieken aan om over het «maken" te spreken 1" In éene verrukking ijlt Eva met de dikke Door naast zich door de donkere, slecht verlichte straten naar den manufactuurwinkel op de markt om een japon, waarmee zij Karei Baldanf het hoofd op hol wil brengen, te koopeu en dit wel «op de pomp", zooals haar broer 't studen tikoos noemt. «In een gesticht, papa?" Verschrikt heeft zij de handeu op de borst gevouwen. «In een gesticht Ie zoo'n hnis als het Oatharinahospitaal aan de Imme, waar die aki-lige onde vrouwen voor het raam zitten en er zoo knorrig uitzien «Mijn lieve kind, gij wordt ook eens oud, en an zondt ge God dankeD, als 't mij gelukt was je voor je laatste levensjaren zoo'n veilige toevlucht te verzekeren." «O, papa, maak n toch niet bezorgd over mij «Ja dat moet. ik well" roept de zieke, zich wederom in de zijde slaande, gij begr.pt dat zoo niet, ge kent het leven niet ons, Ahrensen, loopt alles in de wereld altijd tegen." Êva zwijgt. Zij heeft diezelfde klachten al zoo menig maal gehoord maar dat gesticht heeft haar toch een hnive ring door de leden gejaagd. Nn treedt hare moeder weer bin nen en begint opgewonden over het feest bij de Baldanfs te spreken. «Maar, Eva, arm kind," zegt zij op klagenden toon, «ge hebt letterlijk niets om aan te trekken." Eva kijkt haar bedrnkt aan. «Misschien de witte japon, die ik bij mijn belijdenis heb aangehad, mama?" «Onmogelijk 1' Die is veel te kort eu te nanw, Herman, beste, wees niet 'doos, ik vraag 't maar Mag ik bij Branman een japon voor haar koopen wendt zij zich smeekend tot haar echtgenoot, «ze heeft die wezenlijk noodig." »En wat kost dan zoo'n vod?" «Dat weet ik niet zoo precies, maar we zullen de goed koopste nemen," verzekert zij. «Als 't dan moet 1" steunt Dr. Ahrecs. «Maar God weet, wanueer ik 't kan betalen 1 Eva wil betuigen, dat ze zich nog wel kan behelpen, maar 't is waar, ze heett geen enkel kleedje om mee in gezel schap te gaan, en het offer om thnis te blijven, kón ze niet brengen ditmaal niet 1 «Mag ik stalen gaan halen, mama?" vraagt zij. »'t Is veel te donker om alleen te gaan; dat staat met I antwoordt haar vader ongeduldig. «Dat ontbreekt er nog maar aan «Maar wat zou mij dan overkomen?" Maurits Baldauf heeft Karei met het rijtuig van het op drie mijlen afstands gelegen Ruhleben dat spoorwegsta tion is, aLen aid, en nu rijden de broeders tip het vallen van den avond samen naar Hohenburg. Maurits zit zwpgend, eenigszios voorovergebogen, van zijn sigaar te gemeten, terwijl Karei den rook, zoeder dat zijn broer 't merkt, steeds met zijn zak. oek tracht te verdrijven de soort is hem te ordinair. Manrits draagt, evenals altijd, een groen-grijze pet met een klep en een warme, hoewel juist niet elegante doffelsche jas, Karei daarentegen het niouwste wat er op bet gebied van heerenkleeding te krijgen is, een havelock en een cilinder -- op en top een dandy uit het nieuwste modejournaal. Op zijn belangstellende vragen geelt Mannts eenlettergrepige antwourden hij heelt de gaaf om met een paar korte woorden veel te zeggen van zjju vader geërfd. Nadat de nieuwe plannen betreffende de suikerfabriek en de knollenteelt behandeld zijn en ook de qnaesae omtrent de grensscheiding nader toegelicht is, zegt Manrits: «Gij zult den eersten steen voor de fabriek leggen." »Ik Hoe deftigDat 's zpker een bedenksel van 1 moedor. «Ze wordt in de bnnrt van Cbarlottenhof gebouwd en zal dus eens je eigendom worden." «Wel, kom aan 1 Al gaa>* «Nog' niet vandaag ot morgen Alleen ingeval gij of ik eens gaat trouwen." «O, 't is waar, gij zjjt de kroonprins en blijf- op de Waterhoeve dat had ik heel vergeten. Mag ik je soms al feliciteeren, Manrits? Hebt ge het jawoord al «Wel neen! Gij soms?" «Verplicht! Ik ook niet! Heeft moeder soms dat groote oogstfeest op het touw gezet om je de keus gemak kelijk te maken? En ik dacht nog wel, dat zp het gemeste kalf voor mij geslacht had 1 Ze beschouwt mij toch half en half als een verloren zoon, omdat ik een3 een paai centen schuld had op de academie. Zag 't maar ronduit Maurits antwoordt niet terstond. Earst na een korte poos vraagt hij «Zeg eens, om van iets anders te spiekeu, boe is 't met dat meisje atgeloopen, dat ïud i tpd zoo dik wijls aan je schreef, als ge met de vaCantie thuis waarl «Wel, hoe zon ik dat weten? Ik hond er geei. Lepo- I rello op na Waarscbpnijjk heeft zp zicq met een ander getroost." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1901 | | pagina 5