ALKMAARSCHE COURANT.
Gemeenteraad yan Alkmaar.
No. 48. Honderd en vierde Jaargang. 1902.
Kondag 2© April 1903. Berde blad.
op Woensdag9 April 1902.
AVOVBMTTIAtt.
Tegenwoordig 15 leden. Afwezig de heeren Stoel en
Moens.
3. Verbetering van den Stationsweg.
Ter voldoening aan den meermalen uitgesproken wensch,
om over te gaan tot verbetering van den Stationsweg,
bieden B. en W. na overleg met de commissie van bij
stand den raad een voorstel daartoe aan. Hoewel op de
gemeentebegrooting daarvoor geen gelden beschikbaar zijn
gesteld, stellen B. en W. met bet oog op de dit najaar
alhier te houden tentoonstelling van de Holl. Maatschappij
van Landbouw, er prijs op, dat tot de uitvoering van dit
werk wordt overgegaan.
Zij stellen voorde tramrails te doen verleggen naar
de westzijde van de westelijke boomenrij, de nog onbe
strate oostwaarts gelegen grond van het café Bellevue
af te bestraten met klinkers en langs het voetpad van
het Stationsplein tot het Scharloo een hardsteenen band
te doen leggen.
De kosten aan deze werken verbonden worden geraamd
op f 4041te vinden evenals die voor de Bergerbrng
uit de voorgestelde geldleening.
De heer Uitenbosch zegt namens de commissie
van Bijstand, dat ofschoon het plan niet in alle détails
door haar is behandeld kannen worden de commissie
meent te moeten voorstellen de westelijke boomenrij te
doen verdwijnen, waardoor de weg zeker een meer ge-
wenschte breedte zou verkrijgen.
De heer Cohen Stuart verklaart zich voor dat
voorstel, doch geeft in overweging er een andere rij
boomen voor in de plaats te stellen, en die te tloon plan
ten ter plaatse, waar nu de tuintjes voor de huizen
zjjn. Die tuintjes zijn naar hij meent te weten, aangelegd
op gemeentegrond, zou het dus niet mogelijk zijn, dien
aan het gebruik der huiseigenaren te onttrekken
De Voorzitter antwoordt, dat het rijksgrond is.
De heer Kraakman licht nader toe, dat het grond
is, dat door het rijk aan de gemeente in voortdurend
gebruik is afgestaan. De gemeente kan er mee doen wat
ze wil, alleen niet verkoopen.
Dat de tijdelijk aan particnlieren in gebruik gegeven
grond wordt teruggenomen, is zeer goed bestaanbaar.
De heer Cohen Stuart zon met het oog op mo
gelijk minder gewenschte toestanden, het al of niet aan
leggen van tuintjes bijv., den toestand nu voor goed willen
regelen.
De Voorzitter zegt, dat do boomen ook zouden
kunnen worden geplant tusschen de te verleggen tramlijn
en de tuintjes.
Do heer Boelmans ter Spill wijst er op, dat
het in het plan van B. en W. ligt de boomen om den
anderen te rooienneemt men ze alle weg, dat kan dit
jaar geen nieuwe aanplanting plaats hebben voor Sep
tember. Met het oog op de landbouwtentoonstelling acht
hij het gewenscht nu niet alle boomen weg te nemen.
De heer Kraak m an kan met den vorigen spreker
zeer goed meegaan, later kan men dan een nader voor
stel van B. en W. verwachten, en kan bijv. ook nage
gaan worden of de bestaande boomen misschien kunnen
worden overgeplantin de zich daar thans bevindende
tuintjes.
De heer d e W i t bespreekt de kwestie van het verleg
gen der tramrails. Het komt hem voor, dat ofschoon de
concesievoorwaarden de tramvereeniging tot de verlegging
op haar kosten verplichten, do gemeente deze voor haar
belangrijke onderneming, die niet zoo erg bloeiend is
niet wat ten goede kan komen door geheel ot gedeelte
lijk die kosten op zich te nemen.
De heer Cohen Stuart gevoelt daar veel voor.
Ook de heer Kraakman, die vraagt of B. en W.
met de vereeniging ten dezen eenig overleg hebben ge
pleegd. Zoo niet dan verdient het aanbeveling een posi
tieve regeling met haar te treffen.
De heer de Wit wil niet vooruitloopen, op het over
leg met de Vereeniging en trekt zijn voorstel in, indien
B. en W. doen wat de heer Kraakman zegt.
De heer de Sonnaville vraagt of het niet ratio-
neeler is, dat de tramvereeniging zich richt tot den raad
met verzoek om tegemoetkoming in de kosten. Het komt
hem voor, dat men niet van de concessievoorwaarden
kan afwijken.
De heer Glinderman vraagt of de kosten niet ten
naaste bij kannen worden opgegeven, waarop de heer
Cohen Stuart antwoordt, dat dit moeilijk gaat.
Voor de tramvereeniging, die met niet zulke groote
kapitalen werkt is het, meent hij, esn niet onbelangrijke
som, al is het een paar honderd galden.
De heer Boelmans ter Spill vindt, dat er veel
te zeggen valt voor het voorstel-de Wit en is het verder
geheei eens met den heer de Sonnaville, dat de concessie
voorwaarde moet blijven gehandhaaafd. Ook hij acht het
het best, dat de tramvereeniging zich tot den raad richt.
De heer Bosman ziet daarin ook dit voordeel, dat
men dan van de vereeniging wol cijfers krijgt en dus
kan nagaan, hoeveel de gemeente in de kosten zal tege
moetkomen. Verder zegt hij over de kwestie van het
al of niet rooien der boomen aan den Stationsweg, dat
het hem gewenscht voorkomt om thans alle boomen aan
de westzijde wog te nemen. In het andere geval zal men
later weer kosten moeten maken van bestrating enz.
Den weg vindt hij daar werkelijk ook te smal.
De heer Cohen Stuart zou het beter vinden, met
het oog op de te houden landbouwtentoonstelling thans
den weg niet te ontsieren door alle boomen weg te
nemennu men er nog niets anders voor in de plaats
kan stellen.
De heer Kraakman is het daarmede eens, terwijl
de heer Boelmans ter Spill het rooien van de helft
d. i. om den anderen, thans beter vindt, daar dit aan de
oostzijde ook geschieden moet.
De commissie van bijstand handhaaft haar voorstel om
alle boomen weg te nemen langs de westzjjde in stem
ming gebracht wordt het verworpen met 8 tegen 7 st.
Tegen de heeren Boelmans ter Spill, de Sonnaville,
de Wit, Cohen Stuart, Kraakman, Luitiug, van den Bosch
en Janssen.
Het voorstel de Wit in zake tegemoetkoming aan de
tramvereeniging in de door haar te maken kosten komt
niet verder in behandeling, daar de raad zich vereenigt
met het gevoelen van den heer de Sonnaville.
Het voorstel om de boomen aan de oostzijde om den
anderen te rooien, wordt goedgekeurd.
Bij stemming verklaren zich twee leden tegen een zelfde
maatregel in betrekking tot de westelijke rij, n.l. de
de heeren Cohen Stuart en Kraakman, zoodat ook dit
met 13 stemmen wordt aangenomen.
Het geheele voorstel van B. en W. wordt daarna
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
4. Het sluiten van een geldleening.
Ingevolge een in de vergadering van 5 Maart ge
dane toezegging bieden B. ten W. den raad een nieuw
voorstel aan tot het sluiten van een geldleening, groot
f 108.000. Deze leening strekt, zooals art. 1 der voor
waarden aangeeft
a. tot betaling der kooppenningen van de in
eigendom overgenomen twee stukken
grond in den Hout, voor een gezamenlijk
bedrag van f 19500, met de kosten van
overdracht ad f 545.28 f 20045.28
b. tot betaling der kooppenningen van het
in eigendom overgenomen perceel, ge
naamd «het Klompje Gouds'' en het
daarnevens staande perceel aan de Kaas
markt, voor een gezamenlijk bedrag van
f 15000, met de bosten van overdracht
ai f 406.675 15406.675
c. ter aflossing der tijdelijke geldleening,
gesloten ingevolge raadsbesluit van 8
Mei 1901 No. 15', goedgekeurd door de
Ged. Staten van Noordholland dd. 22
Mei 1901 No. 3521500.—
(Zijnde deze gelden gebruikt voor
lo. het maken van een los- en laadhaven
op bet terrein van den reinigingsdienst
f 11785,05; 2o. het maken van een be
weegbare brug over de Kaarsenmakers
gracht f 89803o. het wijzigen der
poortstijlen van de Bokkebrug f 800).
d tot dekking van hot nog ontbrekende in
de kas van den gemeente-ontvanger
wegens het in 1895 ontdekte kastekort 25055.30
e. tot betaling eener som van f 10000,
wegens deelneming in het maatschappelijk
kapitaal der Naaml. Vennootschap
Stoomtramwegmaatschappij Egmond—
Alkmaar-Bergen'1, voor één aandeel. 10000.
f. tot bestrijding der kosten, verbonden aan
het vernieuwen en verbreeden der Ber
gerbrngf 11730.
g. tot bestrijding der kosten, verbonden
aan de verbetering van den Stationsweg 4041.
h. tot bestrijding der kosten op deze lee
ning vallende221.745
Te zamen f 10800.
De aflossing wordt bepaald als volgt van 1903—1930
jaarlijks f 3000, voor de jaren 19311942 jaarlijks f 2000.
B en W meenen in dit opzicht tegemoet te moeten ko
men aan de bezwaren destijds door Ged. Staten gemaakt.
De leening is gesplitst in obligation van 1000 gulden
splitsbaar in stukken van f 500, indien dit door den
geldschieter wordt verlangd. Zij wordt aangegaan tegon
een rente van hoogstens 4 ten honderd in het jaar. De
storting der ingeschreven en toegewezen bedragen heeft
plaats op ulto. Juni 1902, ton kantore van den gemeen
teontvanger of bij de kasvereeniging te Amsterdam.
Van den heer de Lange is een amendement ingeko
men om te bepalen, dat de gemeenteraad bevoegd is in
een jaar een hooger bedrag af te lossen en dit voor de
volgende jaren in mindering te brengen. Tevens is hij
bevoegd tot geheele aflossing na 3 maanden gedane open
bare kennisgeving.
De Voorzitter geeft gelegenheid tot een algemeene
beschouwing over dit punt.
De heer Cohen Stuart zegt dat B. en W. blijkens
hun preadvies nog altijd juist achten, dat van een leening
voor zaken, waarvan het nageslacht de voordeelen zal
trekken, geringer aflossing in de eerste jaren plaats heeft.
Ze wijken echter daarvan af, nu bij deze leening ook
geleend wordt voor zaken, welker koster over een gering
aantal jaren moeten worden omgeslagen. Hjj kan daarin
in menig opzicht thans meegaan, al zou hij een aflossing
in 54 jaar (telkens f 2000) meer wenschelijk hebben ge
achtDe Bergerbrng, 'tis in de middagzitting nog gezegd,
is een werk dat voor tientallen, ja honderdtallen van
jaren zal moeten dienen. Hij meende dit even te moeten
opmerken om te rechtvaardigen, waarom hij zich thans
niet tegen het gevoelen van B. en W. zal verzetten, doch
dit verandert niets aan zijn eenmaal ingenomen standpunt.
Men gaat thans over tot de artikelsgewijze behandeling
der voorwaarden. Over art. 1 ontstaat een zeer langdurige
discussie, die we slechts in hoofdzaken weer geven.
De heer Kraakman merkt op dat op de begrooting
de som van f 25055,30 zijnde het kastekort reeds in reke
ning is gebracht en dat de begrooting door Ged. Staten is
goedgekeurd. Hij zou het wenschelijk vinden die som
zoo lang mogelijk op de begroeting te laten staan. Leent
men dat geld, dan zal er een bedrag van 60 a 70,000
gulden in kas zijn en dat heeft men niet noodig. Men
zou noodeloos rente betalen en ban dus een uitgaaf van
f 1000 aan rente althans dit jaar besparen. Hij stelt daar
om voor het bedrag der loening met f 25000 te verminderen.
De Voorzitter wijst er op, dat men ter voorzie
ning in het kastekort steeds heeft kannen leenen tegen
minder dan 4 pCt. bij de Bank, door welwillende mede
werking van den heer Bosman, 't Is echter de vraag of
de gemeente daarop mag blijven rekenen. Bovendien
Ged. Staten hebben in een vroeger schrijven den wensch
uitgedrukt, dat in het tekort zou worden voorzien, zoo
als nu door B. en W. wordt voorgesteld.
De heer Bosman acht het ook wel wat dwaas geld
te leenen, dat men niet noodig heeft. Sedert jaren is
hij de gemeente van dienst geweest en hij heeft geen
bezwaar in het vervolg de gemeente nog van dienst te
zijn. Wat men geleend heeft bij da Bank is voor een
groot deel noodig geweest voor betaling van den grond
in den Hout en het «Klompje Gouds", samen f 35,000,
terwijl f 1000 is gestort voor de tram naar Egmond en
Bergen. Dat wordt door deze leening afgelost, daarom
vraagt hij ook wat moet men met die f 25.000 doen.
De heer de Lange gevoelt veel voor deze redenee
ringen en vraagt of het niet gewenscht zou zijn do leening
te splitsen in 2 seriën een van f 83.000 nu uit te geven
en een van f 25.000 voor later, b.v. een volgend jaar,
de storting van de tweede serie kan dan zooveel later
gesteld worden.
De heer Bosman geeft het denkbeeld aan de hand
de punten a en b te doen vervallen en in plaats daarvan
te leenen f 5000, die nog betaald moeten worden voor
het «Klompje Gouds."
De Voorzitter brengt nog eens ouder de aan
dacht, dat Ged. Staten uitdrukkelijk zeggen, dat in dat
kastekort thans door buitengewone leening moet worden
voorzien.
De heer Boelmans ter Spill voegt er bij, dat
de begrooting voor 1902 is goedgekeurd, zonder dat aan
dien wensch is voldaan, nadat B. en W. geantwoord
hebben, dat het bedrag niet was vast te stellen, daar
men de afrekening van den liquidateur in den boedel
Poll nog niet had ontvangen. Nu is dit echter geschied
daarom dient de zaak nu getermineerd te worden en
moet het tekort opgenomen worden in een definitieve
leening. Verder merkt hjj op, dat indien de fraude niet
had plaats gehad, men al veel eerder voor het geval van
een te groote kas zou zijn gekomen. Heeft men te veel
geld in kas, wat is er dan tegen dit te beleggen b.v. in
solide Nederl. fondsen.
De heer Kraakman gelooft niet, dat dat bestaan
baar is, men is daarbij onderhevig aan daling of rijzing
van de markt dat mag niet, meent hij, volgens de
gemeentewet. Dat geld moet op de een of andere wijze
in kas big ven.
In zijn uitvoerig betoog wijst hij er nog op, dat die
f 25000 op de begrooting moet worden gelaten als mo
gelijke ontvangst't is eon vordering ten laste van Poll.
Dergelijke administratie is volkomen correct.
De heor Boelmans ter Spill zegt, dat in het
betoog van den heer Kraakman niet is weerlegd do
opmerking, dat te veel geld in kas zou zijn, als de fraude
niet had plaats gehad. Ged. Staten kunnen niet goed
vinden, dat het geld zoo maar blijft liggen.
De heer de Lange komt ten laatste nog eens terug
op zijn voorstel om de leening te verdoelen in twee
seriën, en de tweede serie van f 25.000 eerst het volgend
jaar uit te geven.
De heer Bosman is van oordeel, dat de kwestie van
het kastekort definitief dient te worden geregeld naar
den wensch van Ged. Staten, anders zal men dat toch
een volgend jaar moeten doen, en komt men dus dan
voor hetzelfde bezwaar, Is het niet mogelijk, zegt hij,
om indien de wijziging van letter a en b niet gaat,
zooals hij voorstelde, dan de 3 laatste posten van die
f 25.000 te betalen.
De Voorzitter merkt op, dat de kas niet zoo
groot zou zijn indien de leveranciers der gemeente wat
vroeger werden betaald.
De heer Glinderman kan niet met het denkbeeld
van den heer Bosman meegaan, men zou dan de kosten
van de brug bestrijden uit de gewone middelen en dat
gaat niet'tgeen de Voorzitter met dezen spreker
geheel eens is.
De heer Cohen Stuart ziet er geen bezwaar in
het voorstel-de Lange aan te nemen als B. en W. aan
Ged. Staten de bedoeling omschrijven, dan znllen ook zij
zich met deze wijze van handelen wel kunnen vereenigen.
Hij meentdat het rentevoordeel nog al aanzienlijk is
en stelt dat op 6 A f 700.
Verschillende leden betwijfelen dit't is slechts j) °/0
van 25.000. Nu leent men dit bedrag bij de Bank tegen
3J °/0. Als later de Voorzitter den heer Cohen
Stuart nog eens op deze foutieve berekening wijstvalt
de heer Kraakman hem in de rede. Hij acht het
beter maar te zwijgen over een foutieve berekening door
een der raadsleden begaan.
De Voorzitter voegt den heer Kraakman toe
dat hij niet van dezen een antwoord verwachttemaar
van den heer Cohen Stuarttot wien hij sprak. Hjj
verwacht van den heer Kraakman nietdat deze hem
het zwijgen oplegt.
De heer Kraakman: «Dat doe ik niet."
De Voorzitter: «Dat doet u wel en dat verwacht
ik niet van u."
De Vooorzitter stelt voor het voorstel-de Lange
in stemming te brengen.
De heer Bosman vreest echterdat men dan de
f 25.000 veel duurder zal hebben en acht het daarom
niet wenschelyk het aan te nemen.
In den loop der verdere discussie wordt het voorstel
nog in zooverre gewijzigd dat niet de leening zal ver
deeld worden in 2 seriën, doch verminderd met f 25000;
dus teruggebracht wordt op f 83000. Later zou men
dan beslissen over een leening van f 25000.
Dit voorstel wordt met 11 tegen 2 stemmen, die der
beide wethouders, aangenomen. De heeren de Wit en de
Groot waren vertrokken. Uit art. I valt dus letter d. weg.
De overige artikelen van de voorwaarden worden
onveranderd goedgekeurd, na aanneming van het amen
dement van den heer de Lange in zake de aflossing.
Voorts wordt bepaald dat men in 1903 zal aflossen
f 3000 en verder van 19041943 f 2000 per jaar.
De geldleening wordt daarna zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
5. Benoeming van een tweeden leeraar In
het rekenen aan de gem.-normaallessen.
Door B. en W. is na ingewonnen bericht van den
directeur en in overleg met den arrondissements-school-
opziener de volgende voordracht opgemaakt
1. J. Eits, onderwyzer aan de 4e gemeenteschool.
2. J. A. Zwarteveen,
Benoemd wordt de heer J. Eits met 10 stemmen. Op
den heer Zwarteveen waren er 3 uitgebracht.
6. Vaststelling suppletoir kohier der
Straatbelasting, dienst 1901.
B. en W. stellen voor dit kohier vast te stellen tot
een bedrag van f 127,711/2- Goedgekeurd.
Stondvraag.
Bij de rondvraag wijst de heer Kraakman op de