ALKMAARSCHE COURANT.
Zitting van den Gemeenteraad
1902,
op Woensdag 4 Jnn
No. 67. Honderd en vierde Jaargang.
1902.
Vrijdag 6 Juni 19»'*. Tweede blad.
VAI ALH1KAAR,
een
van
's namiddags 1 uur.
Voorzitter do Burgemeester, do heer G. Ripping.
Secretarisde heer C. D. Donath.
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig met kennisgeving de heer Stoel.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen
en goedgekeurd.
1. MLededeellngen en Ingekomen stukken.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Stoel
is ingekomen een schrijven waarbij hij mededeelt, dat hij
wegens ziekte verhinderd is de vergadering bij te wonen
en waarbjj hij tevens verklaart zijn ontslag te nemen als
lid van den Gemeenteraad.
Naar aanleiding van dit schrijven merkt de Voorzitter
op, dat de heer Stoel sedert September 1887, dus ongeveer
15 jaar, zitting heeft gehad. De reden waarom hij thans zijn
ontslag neemt, is te betreuren, immers het is zijn ziekte die
hem daartoe noodzaakt. DeVoorzitter meent, dat de raad
met hem zal instemmen, wanneer hij hulde brengt aan
de workzaamheid van den heer Stoel èa als raadslid
èn als lid van de commissie van bijstand. Hij spreekt
voorts den wensch uit voor een spoedig herstel en hoopt,
dat de heer Stoel nog langen tijd een welverdiende rust
mag genieten. (Applaus)
Ingekomen zijn
a. Brief van Ged. Staten houdende goedkeuring van het
raadsbesluit, in zake afstand van grond aan den heor
H. W. Holsmuller. Voor kennisgeving aangenomen.
b. Idem in zake de overdracht van grond aan klein Hargen.
De heer Kraakman vraagt of Ged. Staten te dier
zake niet een opmerking hebben gemaakthij meent,
dat die opmerking ook ter kennis moet worden gebracht
van den raad.
De Voorzitter zegt, dat het niet de gewoonte is,
dergeljjke brieven van Ged. Staten te doen voorlezen,
doch wil dat wel doen indien de heer Kraakman
daarop staat.
Uit het schrijven blijkt, dat Ged. Staten de aandacht
van den raad vestigen op het artikel der wet in zake
huur of verkoop aan leden van den gemeenteraad.
De heer Kraakman verklaartdat het zijn bedoe
ling niet was, dat al dergelijke stukken worden voorge
lezen, maar een opmerking als deze in een schrijven aan
den raad mag wel ter tafel worden gebracht.
Nadat de Voorzitter nog heeft opgemerkt, dat
het schrijven gericht is aan B. en W., doch de heer
Kraakman er op heeft gewezen, dat de goedkeuring van
raadsbesluit toch ter kennis moet worden gebracht
den raad, wordt de brief voor kennisgeving aan
genomen.
c. Idem ter goedkeuring van het raadsbesluit betreffende
de onderhandsche verhuring van gemeente-eigendom
men. Alsvoren.
d. Idem ter goedkeuring van het suppletoir kohier der
Straatbelasting, dienst 1901. Alsvoren
e. Idem ter goedkeuring der gewijzigde verordeningen op
het lager onderwijs. Alsvoren.
/.Idem.ter goedkeuring der geldleening.
De Voorzitter deelt hierbij mede, dat de loc
ning in haar geheel is toegewezen aan de firma Julius
Oppenheim tegen den koers van 97f en° een rente
van 3j °/0.
Alsvoren.
Verzoek van mej. J. C. Pasman om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de Burgerschool tegen 1 Aug. 1902
Eervol verleend.
h. Brief van mr. A. Dorbeck, waarin hij verklaart de be
noeming tot regent van het Mannen- en Vrouwengast
huis aan te nemen.
Voor kennisgeving aangenomen.
i. Dankbetuiging van 5 onderwijzers en onderwijzeressen
der 3e gemeenteschool voor de verhooging van hun
salaris. Als voren.
1c. Dankbetuiging van den heer Eits voor zijn benoeming
tot leeraar aan de gem. normaallessen.
Als voren.
l. Verzoek van P. Koorn om hem een stukje grond in
koop af te staan.
Gesteld in handen van B. enW. om bericht en raad
m. Verzoek van den heer J. Sonnevelt, onderwijzer aan
'de 3e Gemeenteschool om de verordening op de onder-
wijzersjaarwedden zoodanig te wijzigen, dat ook hij in
het genot kome van de tegemoetkoming voor huishuur
Als voren.
nt Verzoek van eenige gemeentewerklieden (stratenmakers
schilders, opperlieden en wegwerkers), om verhooging
van loon. Als voren.
De heer Boelmans ter Spill (wethouder) merkt
op, dat in de vergadering van B. en W, daarover reeds
een bespreking heeft plaats gehad.
De heer Uitenbosch vraagt of B. en W. dan niet
tegelijkertijd gevolg kunnen geven aan de toezegging,
dat zij de loonregeling der werklieden bij de gemeente
reiniging in overweging willen nemen.
De Voorzitter antwoordt, dat daartegen geen be
zwaar bestaat.
o. Verzoek van D. J. Govers, om een slootje te mogen
dempen aan den Steeweg.
Gesteld in handen van B. en W. ter beschikking
p. Idem van W. Kuit, om verplaatsing van den telefoon
paal in dp Achterstraat.
Alsvoren.
q. Idem van J. Pot ter goedkeuring van de overdracht
van de concessie voor het telefoonnet en het hulpspoor
aan de Kanaalkade aan de Naamlooze Vennootschap
Alkmaarsche Telefoon- en Goederendienst.
Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad
r. Idem van de Alkmaarsche Tramvereehiging, om ver
goeding van schade door de uitvoering van publieke
werken. Alsvoren.
De V oorzitter deelt verder medele dat is ver
schenen en aan de leden zal worden toegezonden het
verslag van den toestand der gemeente over 1901
een
men
9
2e dat de uitslag vau de op 26 Mei gehouden aanbe
steding is, dat de werken in den Hout zijn toegewezen
aan de firma Oldenburg te Bergen voor f 4714 en de
vernieuwing en verbreeding van de Bergerbrug aan dezelfde
firma voor f 14648. De hulpbrug zal voor f 500 geschikt
worden geacht voor de tram terwijl de Tramvereeniging
daarvoor f 125 zal bijdragen.
Naar aanleiding van deze meodedeeling vraagt de heer
Uitenbosch het woord.
Gaarne zou hij B. en W. over deze aanbesteding willen
iuterpelleeieu. De oorspronkelijke raming van de Ber
gerbrug was f 11730. Door de commissie van bijstand
werd bij de bespreking der plannen aanbevolen do brug
breeder te maken dan in het plan van B. en W. lag
doch wegens de hoogere kosten kan een dergelijke wijzi
ging geen genade vinden in de oogen van het Dageljjksch'
Bestuur. Hij verwondert er zich daarom over dat de
brug thans voor een zoo hoog bedrag is aanbesteed in
do geldleening is ook slechts rekening gehouden met de
oorspronkelijke raming. Hij zou B. en W, tollen vragen
hoe het komtdat thans die raming met f 3000 wordt
overschreden. Waar er een inschrijving is geweest van
11910 van den heer Balder zon hij gaarne ingelicht
worden waarom dat aannemelijk bod niet is aanvaard.
Naar zijne meening is bij oen meerdere uitgaaf van f 3000
het gemeentebelaug zeker gemoeid.
Bovendien merkt hij nog op dat volgens de Alkm.
Ct. de inschrijving van de heeren Spruit en Wils met
breede brug was f 15000 een som die f 338 beneden
de inschrijving van den heer Oldenburg bleef.
De Voorzitter wil op deze vragen wel dadelijk
antwoorden. De aannemer Balder heeft niet voldaan aan
de voorwaarden en alleen ingeschreven met breede hulp
brug. Tegen deze inschrijving is door de aannemers
geprotesteerd doch B. en W. hebben van dat protest
geen notitie genomen.
Balder nu schreef in met breede brug voor f 11910
de nadere raming van den architect kwam op f 13347.
De architect en ook B. en W. meenden daarom dat
Balder te laag had ingeschreven. Naar de opvatting van
den architect had een snelle oplevering haar voordeel
voor de gemeente en daar Balder niet ingericht is op
het maken van zulke groote werken zou hij afhankelijk
van andere aannemers en kon men niet van snelle
oplevering zijn verzekerd. Was het een huis geweest
dan zou men zeker niet het minste bezwaar hebben ge
maakt het werk aan Balder te gunnen, al ware het dan
werk dat tweemaal zooveel kostteovertuigd als
is van de soliditeit van dien aannemer.
Een andere reden die er toe geleid heeft het werk aan
den heer Oldenburg te gunnen ligt hierin, dat deze ook
aannemer is van het werk in den Hout en daarmede
al veel beneden de raming ishet heeft ook dit
voordeeldat beide werken kunnen gemaakt worden onder
één opzichter.
Wat de inschrijving van de heeren Spruit en Wils
betreft, deze was met smalle brog hooger dan die van
den heer Oldenburg.
De heer Uiten bosch komt er tegen op dat ge
wezen wordt op het protest der aannemers dat komt
wel meer voor vooral als er iemand inschrijft, waarvan
men het niet verwacht. Indien echter een inschrijving
niet voldoet aan de voorwaarden dan moeten B. en W
die ongeldig vorklaren maar dat is hier niet gebeurd.
Verder wijst hij er op, dat èn Balder èn Spruit en Wils
soliede aannemers zijn en bekend genoeg. De laatsten
die ook het metselwerk van de brug over de Oudegracht
hebben gemaakt hebben daarmede toch werk geleverd
waarop niets valt aan te merken.
Ten slotte komt het hem voor dat ook de kwestie
uit een moreel oogpunt voor den aannemer Balder nadeelige
gevolgen kan hebben, daar men hem kan gaan beschouwen
als niet-solied.
Do Voorzitter zegt met den heer Uitenbosch van
gevoelen te verschillen wat het laatste gedeelte van diens
redeneering betreft. Waar van de zijde van B. en W.
verklaard wordt, dat men Balder een gebouw, al moest
dit tweemaal meer kosten dan de brugzonder eenig
bezwaar zou gunnen is dit toch wel een bewijsdat
men de soliditeit niet in twijfel trekt. Het gold hier
echter een werk, waarvoor Balder voor 't eerst inschreef,
en waar hij thans f 2000 beneden de raming bleef (met
breede hulpbrug) daar mocht men meenendat Balder
zich had vergist. In het belang der gemeente was het
dan ookdat B. en W. hem het werk niet gunden
doch niet omdat men hem als niet solied beschouwde.
De heer Cohen Stuart zal niet ingaan op de
technische zijde van de kwestiedoch merkt op dat
de Voorzitter als eerste argument waarom het werk niet
aan Balder is gegund, heeft genoemd, dat de inschrijving
te laag was terwijl de aannemer niet als onbekwaam
of onsolied bekend staat. Als de Raad het argument
»da inschrijving is te laag" accepteertdan heeft dat
zijn bedenkelijke zijde. Wat het argument van één op
zichter voor twee werken betrefthij meendedat het
beter was voor elk werk één. Als niet-deskundige wil
hij daarover verder niet spreken, doch hij zou B. en W,
willen vragen, of bij een aanbesteding de commissie van
bijstand niet kan worden gehoordvoordat het werk
wordt gegund. Met alle waardeering voor de capaci
teiten van B. en W. meent hij toch er op te mogen
wijzen, dat in hun collego geen enkele deskundige zitting
heeft en men dus moet afgaan op één man, den architect,
die zich toch ook kan vergissen.
De heer Boelmans ter Spill (weth.) antwoordt
den heer Cohen Stuartdat de architect pertinent heeft
verklaard dat alleen de firma Oldenburg met éen op
zichter kan volstaan. Deze verklaring, de heer Oohen
Stuart houde het hem ten goede stelt hij hooger dan
de meening van een niet deskundig raadslid. Op de vraag
of de commissie van bijstand niet zou kunnen worden
gehoord kan meent hijthans geen antwoord worden
gegeven dat moet eerst in het Dagelijkseh Bestuur een
punt van bespreking uitmaken. Verder merkt hij op, dat
ofschoon de Voorzitter geen bezwaar heeft gemaakt te
antwoorden het reglement van orde bepaaltdat de
punten eenor interpellatie als deze, vooraf schriftelijk
moeten worden ingediend.
De heer Cohen Stuart zegt geen pertinent ant
woord op zijn vraag te hebben bedoeld. Wat do opmer
king over het interpelleeren betreft, dat geldt niet spre
ker doch den heer Uitenbosch hjj heeft alleen den Bur-
gomeester beantwoord. De heer Boelmans tor Spill heeft
verder het argument van één opzichter genoemddoch
Voorzitter heeft duidelijk gezegd dat het werk aan
den heer Oldenburg is gegund, omdat hij vrij wel benoden
de raming had ingeschreven voor don Hout. Dat is een
compeusatie systeem waardoor de vaderlijke zorg van
en W. ook wordt uitgestrekt tot de inschrijvers en
dat acht hij niet gewenscht.
De heer Boelmans ter Spill meentdat het
hier niet is een compensatie-systeem. Er is hier wel
degelijk groot belang bij voor de gemeente, dat de beide
werken in één hand zijn. De Bergerbrug moet in Sep
tember klaar zijn en dat kan op deze wjjzede aan
nemer kan met zijn werkvolk van het eeno werk voort
durend bijspringen voor het andere.
De heer Cohen Stuart is dankbaar voor deze
verklaringde heer Boelmans ter Spill onderschrijft dus
niet heti argument van den Voorzitter, dat Oldenburg
benoden de raming was.
De heer K r a a k m an wil niet op de discussie verder
ingaan, doch vraagt of, daar Balder niet meer dan f 1300
onder de raming van den architect was dit verschil nu
van zoo beduidenden aard isdat daarin de reden ligt
het werk niet te gunnen. De heer Boelmans ter
Spill heeft gezegd dat de hoofdreden ergens anders lag
en dat wil hij aannemen, maar hij acht het toch gewenscht
voor de toekomst te verklaren dat het geen regel is
dat in het lage bedrag alleen geen termen mogen worden
gevonden om de gunning to weigeren.
De heer Boelmans ter Spill zegt dat hier geen
sprake is van hoofdreden niet dit of dat is de oorzaak
geweest voor het uiet-gunnenmaar alles wat door den
Voorzitter en door hem is medegedeeld.
De Voorzitter merkt nog op dat de oorspron
kelijke raming van den architect te laag was omdat
door hom de afbraak te hoog was gotaxeerd.
De heer Cohen Stuart constateert dientengevolge,
dat er drie ramingen zijn van den architect.
De heer Boelmans ter Spill: De tweede raming
is een gevolg van de wijzigingen door don raad aangebracht.
De hoer CohenStuart: Dan zijn er twee ramingen,
dank u.
De discussie wordt gesloten.
De heer Uitenbosch vraagt of men thans aan het
eind is der ingekomen stukken en modedeelingen.
Op het bevestigend antwoord van den Voorzitter zegt
hij dat het hem verwondertdat niet ter tafel is ge
bracht het verzoek der bewoners van de Huigbrouwer-
steeg in verband met het doortrekken van de tramlijn
en het verzoek van diezelfde ingezetenenom bij ver
ordening te bepalendat die straat slechts van eene
zijde mag worden ingereden. Hjj meentdat reeds in
Augustus 1900 ook een dergelijk verzoek inkwam en
gezonden is naar de commissie voor de strafverordeningen,
daarom zou hij willen vragenof B. en W. bij de
commissie niet op wat spoed zouden willen aandringen.
De Voorzitter antwoordt, dat hij de zaak bij de
commissie ter Bprake zal brengen.
De heer Kraakman vraagt ol het requaest is in
gekomen, ja of neen. Het komt hom voor, dat dergelijke
adressen al worden ze reeds dadelijk in handen gesteld
van eene commissie, toch bij den Raad moeten inkomen.
Bij de stukken heeft hij ook niets van dien aard gezien.
De Voorzitter noch de secretaris kunnen op dit oogen-
blik nadere inlichtingen omtrent dit verzoek geven. Uit
de verdere discussie over deze zaak bleek dat het stuk
gevoegd was bij de stukken van de Tramvereeniging
betreffende het doortrekken van hare lijn naar de Lim-
merhoekwelke stukken alleen aan de commissie van
bijstand waren rondgezonden doch niet in de Raads
zitting waren ter tafel gebracht.
De heer Kraakman vroeg nu, of de Voorzitter
ook in de mogelijkheid zou zijn aan het einde der zitting
het requaest over te leggen hetgeen de Voorzitter
niet kon zeggen hij zou ze wel kunnen doen opsporen.
Op een vraag van den heer Bosman naar het ver
zoek van de Tramvereenigingwerd nog medegedeeld
dat dit verzoek weer is ingetrokken.
Nadat de heer Kraakman nog als zijne meening
heeft te kennen gegeven dat de zaak zoo erg niet is
dat het een onwillekeurig verzuim is geweest van B. en
W., en in een volgende zitting de zaak ter sprake kan
worden gebracht, werd de discussie, die zoo lang dreigde
te wordendat de Voorzitter de heeren al bang
maakte met een avondzitting gesloten.
2. Verhooging jaarwedde van een
leeraar aan de Burgeravondschool.
De heer G. J. van der Ploeg, leeraar in de wiskundo
aan de Burgeravondschool alhier, heeft zich tot den raad
gewend met het verzoek zijn jaarwedde als zoodanig meer
in overeenstemming te willen brengen met die der andere
leeraren aan de genoemde school, welke, evenals hij, be
voegd zjjn tot het geven van middelbaar onderwijs.
B. en' W. berichten, dat zij in deze het advies hebben
ingewonnen van de commissie van toezicht m. o., die in
overweging geeft de bedoelde jaarwedde mot f 100 to
verhoogen, en zich met dit advies geheel kunnen ver
eenigen, weshalve zij voorstellen te besluiten
de jaarwedde van den heer G. J, van der Ploeg, lee
raar in de wiskunde aan de Burgeravondschool, mot
ingang van den nieuwen cursus met f 100 te verhoogen,
onder voorwaarde, dat de directeur, bij vacature of ziekte
van den leeraar, die hetzelfde vak te onderwazen heeft,
hem 15 lesuren per week kan opdragen.
Den heer Vonk vraagt wat de reden is, dat voor den
heer van der Ploeg een andere regeling geldt dan voor
de andere leeraren der Burgeravondschoolwaar de
laatsten verplicht zijn tot 12 uur onderwijs, zou dat voor
den heer van der Ploeg worden 15 uur, terwijl zjjn salaris
niet zou worden f 600, maar f 450, dat acht hjj onbilljjk.
De Voorzitter doet voorlezing van het advies
der commissie van toezicht, en zegt dat B. en W. zich
daarmede geheel hebben vereenigd.
Den heer de "Wit heeft het ook gefrappeerd hetgeen
de heer Vonk in het midden bracht. Hjj is echter tot
de conclusie gekomen, dat voor de andere leeraren ge-
eischt wordt de acte middelbaar onderwjjs, doch niet
voor de leeraren in de wiskunde. Do bodoeling der com
missie is dan ook, dat het wenscheljjk is te waardeeren,
dat de heer van der Ploeg de acte m. o. heeft gehaald
en hem daarvoor te beloonen met f 100. Hjj voegt er
bjj, dat dit ook het gevoelen is van den heer van der Ploeg.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.