Op de Waterhoeve, No. 68. Tweede blad. Honderd en vierde jaargang. 8 Juni 1902. Amsterdamsche Brieven. Nederland. FJEUILLETOM. W. 1 lei mburji'. Vertaling van HERMINA. UkllAARSCIIi; COURANT. XVII. In den langen ®uld Afrlkaanschen oorlog is er geen telegram ontvangen, dat te Amsterdam zulk esn verpletterenden indruk heeft gemaakt als de depêche, dat de Boeron-commandanten de voorwaarden van capitu latie hebben geteekend. Zondagavond liet Renter's Bureau dit telegram aan de dagbladen brengen en kort daarna hing een bulletin in de voornaamste winkels. De menschen lazen het, maar er waren er geen tien, die er geloof aan sloegen. Toen echter geen tegenspraak volgde begon de aarzeling het bekend worden van de vredesvoorwaarden deed de deur toe tot zoo iets had niemand de Boeren in staat geacht. Het toeval wilde, dat ik Zondagavond in aanraking kwam met een zoogenaamden Kaapschen rebel. «Weet ge het nieuwste nieuws al vroeg ik hem. En toon ik hem daarop vertelde, dat de Boeren hadden gecapituleerd, was zijn schamper antwoord, of ik dan in dezen oorlog niet genoeg leergeld had betaald om nog te kunnen ge- looven in de leugens van het War Office. Hjj wist heel wat anders. Van iemand, die pas uit Afrika was gekomen, had hij vernomen, dat de Boeren zich de samenkomst te Vereeniging ten nutte hadden gemaakt om een plan van actie vast te stellen, dat zou worden uitgevoerd zoodra de commandanten weder bij hunne commando's terugge keerd waren. Woensdag ontmoette ik denzelfden Kaapschen rebel weder. Ik vroeg hem of hij nu nog twijfelde aan het teekenen van den vrede. En nu moest hjj erkennen, dat geschied was wat hij onmogelijk had geacht. Maar, liet hij daarop volgen, nu deze vrede is geteekend begint eerst reeht de oorlog. Ik kan niet ontkennen, dat deze uitspraak op mij een alleronaangenaamsten indruk maakte. Het opsnijden, de blague lag er te dik op. En onwillekeurig moest ik mij toen afvragen, of de Boeren zich in het algemeen niet te veel van dat middel hadden bediend, vooral degenen, die hun verblijf in Europa en hun vlucht uit Afrika wilden excueeeren door 't te doen voorkomen, alsof men hen daar best missen kon. Voor de mannen, die jaar in jaar uit al de verschrik kingen van den oorlog hebben meegemaakt, moet 't pijn lijk geweest zijn er aan te denken, hoe velen het veege lijf hadden weten te bergen, terwjjl zij 't aan de achter- blijvenden overlieten om de kastanjes uit het vuur te halen. Wanneer men de sterkte van het Boerenleger na gaat is het aantalgevangenenopSt.Helena.de Bermuda's Oeylon en in Portugal onevenredig groot, waarbij dan nog gevoegd moeten worden de honderden, dienaar Europa en speciaal naar Nederland hebben weten uit te wijken. Op het oogenblik is veler meening omtrent de Boeren, die nog in Afrika zijn, omgeslagen 't zou dwaas wezen om dat te ontkennen, maar 't wil mjj voorkomen, dat men aldus onbillijk handelthadden allen evengoed hnn plicht gedaan als de overgeblevenen, die zich nu bij de vredesvoorwaarden hebben neergelegd, waarschijnlijk zou 't nooit zoo ver gekomen zijn. Ik meende, dat 't nattig was ook deze zijde van de quaestie eens iu het licht te stellen. De vraag, die honderden Amsterdammers zich thans stellen, is, of 't geraden is om nn naar Zuid-Afrika terug te keeren. Het geval is moeilijk. Wachten zij, dan be staat het gevaar, dat zij komen als de beste plaatsen reeds door anderen zijn bezet. Maar aan den anderen kant is 't ook precair om hstgeen men hier na hetl veel moeite heeft gevonden, ook al wordt 't verro van schit terend betaald, in den steek te laten en het weinige geld, dat men nog heeft overgehouden, te besteden voor reis en uitrusting. Wat op het oogenblik noodig zou wezen is, dat een absoluut vertrouwd persoon zich onverwijld naar Afrika begaf om daar zich op de hoogte te stellen van den waren stand van zaken en daarvan aan zijn land- genooten verslag te doen. Da zware verantwoordelijkheid van znlk een post zou verlicht kunnen warden, wanneer de desbetreffende persoon eenvoudig vermeldde wat hij kreeg te hooreu en te zien, 't aan ean ieder overlatende daaruit zelf zijne conclusiën te trekken. Zeker is 't in allen gevalle, dat het Holiandsche element zich in vrijwat slechter conditie zal bevinden dan vóór den oorlog. Uit het Engelsehe leger zullen er velen zijn, die hier een kansje om te koloniseeren schoon zien. En in Engeland zelf schijnt man zoo vast te gelooven in de absolute nederlaag van het Boerenras, dat ook van daar honderden zullen vertrekken om hun voordeel te doen in het nieuwe wingewest. Wat zal er dan overbljjven voor de Hollanders, vooral wanneer zij dan nog vrijwel platzak arriseeren Alleen naar onderwijzers zal veel vraag zijn maar nu de kansen om weer bij de Spoor wegmaatschappij in dienst te treden zoo goed als afge sneden zijn en zich voor de ambtenaarswereld meer dan genoeg Afrikaners zullen aanbieden, schijnt 't voor ande ren zeer gewaagd om zich maar op de bonnefooi in te schepen. Hoe heel anders had men zich dat voorgesteld Niet alleen voor het Afrikaner volk, maar ook voor Nederland is de 31e Mei 1902 een dag geweest van droeve gevolgen. Er zijn er hier zoo velen, die op Afrika al hun hoop gevestigd hadden en zich nu allerlei opofferingen getroost ten in afwachting van de rooskleurige toekomst daar ginds o, 't is zoo wreed, dat hun illusies echte lncht- kasteelen blijken te zijn geweest. Er is nog één troost. Vroeger was een geliefkoosde spreekwijze, dat in Afrika alles meevalt laat ons hopen, dat de oorlog ten minste dit optimisme ongeschonden heeft gelaten. DOOR 75) Eindelijk komt de knecht terug met een hoogroode kleur. «Compliment van mijnheer en of u maar even in zijn kamer wilt gaan. Hij komt dadelijk bij u, Wij hebben van avond onverwachts gasten gekregen," voegt hij er bij. Madame gaat terng naar het rjjtnig en laat zich Kareltje daaruit aanreiken. Met den kleinen jongen aan de hand, die warm ingestopt als hij is, zijn beentjes nauwelijks kan bewegen, gaat zjj door de gang naar de kamer van haar zoon. Ze begrjjpt 't nóg niet, ze gelooft nog aan een onverwacht bezoek, ze voelt op het oogenblik nog niets anders dan een soort van verlichtingGoddank, zoo ziek is hjj dan toch niet, als hij ja als hij Werk tuiglijk ontdoet ze het kleine slaapdronken ventje van zijn warme omhulsels, maakt de linten van haar hoed en de knoopen van haar mantel los en ziet dan eerst de groote, met een groen lakensch kleed bedekte tafel, waarop verscheidene spellen kaarten liggen en een sierlijke roulette staat. Op een zjjtafeltje bespeurt zij een eleganten dames hoed en een mof van kostbaar bontover den grooten stoel daarnevens hangt achteloos een met zjjde gevoerden bontmantel, dien de huisknecht in allerijl over den arm slaat en medeneemt. Het geheele vertrek, dat door een lamp met een roode kap slechts fl iuw wordt verlicht, is dooitrokken met een geur van het Jockeyclub parfum dat Madame bij haar zoon niet kan nitstaan. Zij zit op den stoel voor de schrijftafel met een zeer bleek en strak gelaat, en het kind staat stil en beschroomd Atjeh, Djambi en Borneo. Blijkens uit Indië ontvangen telegraphische berich ten, zijn sedert de jongste mededeelingen in de St. Ct. van 3 Mei j.l., No. 103 bij de krijgsverrichtingen a. in Atjeh en onderhoorigheden, overleden de 2e luitenants der infanterie H. L. van Hoogstraten en P. C. Haalmeijer gewond do officier van gezindheid le kl. Dr. E. M. G. Ahn, de le luitenant der infanterie Jhr. H. C. Goldman, de sergeant J. L. Boogh, de korpo raal G. H. F. van Suchtelen van de Haare, en de fusi liers G. P. Knotter, G. Wachtmeester en Chr. Groe- nendaal b. in Djambi, overleden de fuselier J. Fiebiger, en gewond de fusoliers J. A. Mouthaan, P. Smit, N. Nicolai en J. Bischof berger c. in de afdeeling Doesoenlanden der Zuider- en Ooster afdeeling van Borneo, gesneuveld de kapitein der infanterie H. G. van Resteren, en gewond de korporaal M. Schipper, de fuseliers A. A. de Loop en C. M. Porre d. ter Oostkust van Sumatra, bij e.;ne patrouille uit Kwala Simpang, gewond de fuselier W. Kwant. {Landbouwers en veehouders. Te Amsterdam werd den 5 een vergadering gehouden van uitsluitend landbouwers eu veehouders, onder leiding van den heer J. Brinkman, uit Zaandam. Bij de opening oordeelde de voorzitter, dat er nog veel hapert aan de wetgeving voor de boeren. Spreker hoopt, dat de indruk dezer vergadering zal zijn, dat allen zich als boeren zullen organiseereu. De heer G. A. A. Knaap, uit Haarlemmermeer, leidde daarna het onderwerp «Organisatie'' in. Bij dit onder- bij haar schoot. Dat bleek gelaat heft zij op naar Karei, die nu binnentreedtverhit van den wijn half boos en half lachend. «Goede hemel, moeder, dat's een verrassing! 't Is of ge uit de locht komt vallen roept hij opgeruimd; «wat ik nu gedacht had dat niet, anders anders Willem zal n wel gezegd hebben, dat er op eens een paar rijtuigen met goede vrienden zijn gekomen die nu ja omdat ik van avond zoo alleen was De dokter was er tegen dat ik uitging daar ik wat koorts had «Ja ik dacht ook dat gij alleen waart en van avond soms naar je kind verlangdet en Ze kan op eens geen woord meer uitbrengen. «Maarmoeder waar kan 't beter zijn dan bij u en hij begrijpt er immers nog niets van en wij zijn immers geen van allen zoo teergevoeligEn zoo'n keelontsteking men weet immers niet of die ook aan stekelijk is. 't Spijt mij nn maar, dat ik u niet kan vra gen om hier te blijven ge zondt u toch niet op nw go- mak voelen, moederze zijn daar ginds wat opgewonden; maar morgen hoop ik stellig in de «Waterhoeve" te komen." «Ik zou mij niet op mijn gemak voelen daarin hebt gij gelijk", mompelt zij. «Geef mij het manteltje van het kind maar weer aan kom, mijn jongske!" «Drink eerst een kop thee of een glas punch 1" zegt hij nog altijd gedwongen beminnelijk. Zjj antwoordt niet. Ze begint het kind aan ti kleedeu en zet 't daarvoor op een stoel bij de tafel, en als 't juichend een spel kaarten opneemt, geeft ze hem zulk een harden tik op zijn handje, dat de bonte bladen op den grond vallen. Dit is het eenigewaardoos ze den vader hare ontevredenheid te kennen geeft't isalsof de geestkracht van de sterke vrouw niet langer bestand is tegen de onverbeterlijke lichtzinnigheid van haar zoon. «Ba zegt zij. Meer niet. De kleine jongen is zóo geschrikt, dat hij de tranen in de oogen krijgtmaar hij dnrft niet huilen. «Ziezoo na is er weer een reden tot kwalijk nemen gevonden 1" zegt Karei met een schamperen lach. «Kom, kind floistert zij, het ventje opbeurend. Zonder werp, zeide spreker, hebben wij rekening te houden met drie toestanden, n.l. den toestand van den landbouw de plaats waarheen wij willen en het verleden. Het devies: «Eendracht maakt macht" heeft ons immer toegelachen 1 Na het verdwijnen van het gildewezen zagen de landbouwers handel en scheepvaart in bloei toenemen, daarentegen verloren de boeren hun zelfstandigheid. Jaren daarna kwamen pas onze vereenigingen en tentoonstel lingen. Doch helaas, de laatsten waren goed om den pachter precies voor te rekenen, hoeveel pacht zennvan den boer konden trekken. Land- ea Tuinbouwscholen moeten onze boeren terzijde stellen, omdat zij daarvoor te veel moeten betalen en daarvan komen in plaats van practische boeren, heertjes met halve kennis en volgepropt met theorie. Over het algemeen genomen was spreker van oordeel, dat de belangen der landbouwers veronachtzaamd worden. Met de spreuk«Eén voor allen en allen voor één" zijn de boeren verplicht rekening te honden. Laten zij zich dus organiseereu en pal staan, om hnnne belangen te verdedigen Steeds moeten wij dus voor oogen houden, dat die belangen verdedigd moeten worden door de landbouwers zelf en niet door een «Holiandsche Maatschappij voor Landbouw", waarvan de leden bewoners dar groote steden zijn. Het is eenvoudig belacheljjk, dat in een landbouw- comité de heeren zitting nemen. Dus daarom, zeide spr. «Boeren, organiseert u zelf en schiet de «heeren" er uit 1" Uit de. vergadering gingeu stammen op «Hoe krijgen wij zulk een organisatie en wat is er van ons Kabinet te verwachten De heer G. A. A. Knaap meende, dat politiek buiten een boeren-organisatio gehouden moest worden. Zij moeten in alle plattelandsgemeenten vereenigingen stichten met een provinciaal hoofdbestuur, om zoodoende te zamen tegen de Regeering te kunnen zeggen «Dat willen we en dat wenschen we verbeterd te zien." Wat het Ministerie betreft: we moeten nog afwachten; wordt er echter niets voor ons gedaan, dan zullen wij eenparig uitroepen «Weg met deze Kerkelijke Regeering 1" De volgende motie werd aangenomen «De vergadering van landbouwers ea veehouders, ge houden op 5 Juni 1902 iu «Krasaapolsky" te Amsterdam, gehoord de inleiding over «Organisatie", besluit eene commissie van tien personen uit haar midden te benoe men, welke commissie het recht heeft zich met vijf per sonen te vermeerderen, ter uitwerking van een plan, om te komen tot eene organisatie van landbouwers en vee houders, en een concept werk-programma vast te stellen." De heer A. Colijn kreeg nu do gelegenheid, de wet op de Paardefokkerij te bespreken. De licht- en schaduw zijden, het voor en tegen dezer wet, en de vele verbete ringen door deze wet verkregen, worden door hem in het lieht gesteld. De keuringen zjjn regelmatiger geworden en een meer uniforme regeling is ingetreden. Een groot gebrek in de wat zijn de bepalingen omtrent de cornage-keuring (kenring op de ademhalingsorganen). Wij moeten zorgen, eindigde spreker, dat deze kenring geschiedtop 3-jarigen leeftijd, en niet op 7V2-jarigen, en bovenal steeds door de fokkers zelf. Eene motie, luidende «De vergadering, gehoord de inleiding «Paardenfok kerij", draagt de in de motie I te benoemen commissie op, met het vaststellen van haar program rekening te houden met de conclusie, getrokken door den inleider, en draagt die commissie op, de Regeering deze motie met toelichting voor te leggen." Na de pauze kwam aan de ordede verkiezing van tien commissieleden, bedoeld in motie I, tot vaststellen van een werkprogram. Benoemd werden de herren: J. A. A. Knaap, Haar- haar zoon met een blik of een woord te verwaardigen gaat ze hem voorbij, de gang door en passeert de deur, waar achter het vroolijk gezelschap zit en waarvoor een knecht op schildwacht staat, alsof men haar in staat acht zich daar met geweld toegang te verschaffen en allen ter verantwoor ding te roepen. Karei volgt haar lot aan het rijtuig met een strakken glimlach op het gelaat. Madame reikt den kleinen jongen aan Wiesje over en stijgt daarop zelve langzaam en met moeite in. «Naar hnis, Bussel" beveelt zij kortaf. «Hij heeft gasten!" schreeuwt zij vervolgens de oude vrouw Selle toe, «dat's niets voor ons, ik kan niet tegen al dat gopraat, enjjou zou 't ook niet bevallen, geloof ik 1" En weer waait de kraag van den ouden Basse in den wind, en weer rijdt hij langzaam bergop en bergaf en weer zit Madame in hare eigen gedachten verdieptalsof ze van een begrafenis komen, zoo stil is 't op den terugrit. En ze heeft dan ook iets begraven op dien kerstavond bet nieuw ontwaakte vertrouwen in haar zoon, de zalige hoop opeen vreedzamen, onbezorgden ouderdom. Zoolang als ze nog leeft, zal ze ook gebakt moeten gaan onder het leed over dien lichtzinnigen, dien uit den aard geslagen zoon, dien leugenaar, dien speler I En die arme Eva Is haar hart niet weer opnieuw voor hem gaan kloppen Heeft ze niet alle anderen om hem bedankt dien armen Maurits, Finkendorp en dien ander ook nog, hoe heet hij ook weer En offert zij zich niet dag en naeht voor Karel's kind op Maar dat mag niet langer dat mag n i e 11 Ze is veel te goed voor hem. God weet, wie daar bij hem aan tafel zit in dat eerbare onde huis, en dat nog wel op een dag als dezen als zelfs de ellendigste mensch behoefte heeft om zich bij zijn familie aan te sluiten 1 Op eens hondt het rjjtnig stil en bijna tegelijkertijd opent Basse het portier. «Ziezoo, Madam, stijg hier even uit en ga met de oude vrouw en het kind een poosje in de gelagkamer van het «Bruine Hert" zitten. De paarden mooten noodzakelijk gescherpt worden ik ga even met hen naar den smid. Die verwenschte ijzel ik heb 't wel gedachtWiesje kan ia het rijtuig blijven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1902 | | pagina 5