ALKMAARSCIIE COURANT.
Zitting yan den Gemeenteraad
op Woensdag 25 Jnni 1902
No. 76. Honderd en vierde Jaargang. 1902.
Vrijdag 2Ï Juni 1902. Tweede blad.
VAU ALKMAAR,
's namiddags 1 unr.
Voorzitter de Burgemeester, de heer Gr. Kipping.
Secretarisde heer C. D. Donath.
Tegenwoordig 14 leden.
Afwezig de hoeren StoelBoelmans ter Spill en do
Grootallen met kennisgeving.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen
en goedgekeurd.
1. Mededeellngen en Ingekomen stukken.
Ingekomen zijn
a. Schrijven van den heer L. M. J. Paleari waarbij hij
verklaart zjjn benoeming tot lid van het Burgerlijk
Armbestuur aan te nemen.
b. Brief van mej. M. A. E. Wit, houdende dankbetuiging
voor hare benoeming tot onderwijzeres aan de Meis
jesschool.
c. Idem van mej. A. v. d. Pol voor hare benoeming
tot onderwijzeres aan de Burgerschool.
d. Drie missives van Ged. Staten ter goedkeuring van
de raadsbesluiten in zake af- en overschrijvingen op
de begrooting van 1901.
e. Idem van Gedeputeerde Staten houdende goedkeuring
van het besluit tot verhooging van de jaarwedde van
den heer G. J. van der Ploeg, leeraar aan de Bur
geravondschool.
fRapport van de commissie ad hoc in zake het op
richten van een abattoir.
De Voorzitter stelt voor, bij dit stuk tevens de
motie van de heeren Vonk en de Groot te behan
delen en zulks op verzoek van den heer L u i t i n g. De
conclusie van het rapport, dat kort voor de zitting was
ingekomen, wordt voorgelezen en strekt in hoofdzaak,
om het rapport bij de overige desbetrofïende stukken in
handen te stellen van B. en W. om nader advies en te
overwegen, of het niet wenschelijk is bij de regeering
aan te dringen op het indienen van een wetsvoorstel in
zake de keuring van vleesch.
De Voorzitter acht het wenschelijk, dit rapport
te doen drukken en in de bijlagen op te nemen.
Alzoo wordt besloten.
De motie der heeren Vonk en de Groot wordt thans
met goedvinden van den heer Vonk van de agenda gevoerd.
Eer thans overgegaan wordt tot de behandeling van
punt 2 der agenda vraagt de heer Uitenbosch naar
het adres der bewoners van de Huigbrouwersteeg, daar
do voorzitter de toezegging had gedaan in de vorige
zitting, dat het nu ter tafel zou worden gebracht.
Van het adros wordt voorlezing gedaan, terwijl de
voorzitter zegt, dat de wijziging van de politie-verorde-
ning in voorbereiding is bij de commissie tot de straf
verordeningen. In September zal de indiening kunnen
worden tegemoetgezien. Hij stelt daarom voor het adres
in handen dier commissie te stellen, opdat zij met het
verzoek alsnog rekening kan houden.
De heer Cohen Stuart vindt het beter een afzon
derlijke verordening te maken voor het rijden in de
Huigbrouwersteeg. Wacht men tot de indiening van de
gewijzigde politieverordeningen dan kan het nog wel
lang duren eer dat die door den raad zijn vastgesteld.
De heer Glinderman herinnert er aan, dat een
vroeger verzoek derzelfde bewoners in handen gesteld is
der commissie; een rapport daarop verwacht men nog,
het toen genomen besluit blijft van kracht.
De Voorzitter meent niet, dat zooals de heer
Cohen Stuart vreest, het zoo lang zal duren, eer een
beslissing is genomen, als men de wijkiging der politie
verordeningen afwachtdoch heeft geen bezwaar de
commissie zoo spoedig mogelijk voor dit verzoek bijeen
te roepen.
2. Af- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1901.
De heer Kraakman vraagt, of de voorstellen, daar
toe in handen zijn geweest van de commissie van financiën.
De Voorzitter antwoordt, dat dit sinds jaren de
gewoonte niet meer is, hetgeen den heere"K r a a k m a n
aanleiding geeft er op te wijzen, dat het vroeger wel
gebeurde en het ook wel eenige reden zou hebbende
voorlichting der commissie kon den raad van nut zijn.
De Voorzitter ziet de noodzakelijkheid niet in.
Op de vraag van den heer Kraakman of er haast
bij is, om de zaak af te handelen, antwoordt, hij, dat tot
die af- en overschrijvingen moet zijn besloten voor 1
Juli. Met het oog op den spoed, maakt de heer K raak-
m a n er thans geen voorstel van het advies der com
missie in te winnen doch hij heeft er slechts het oog
op willen vestigen dat het wenschelijk kan zijn do com
missie in dezen te hooren.
Hot voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
3. Benoeming opzichter over den Hout en
de plantsoenen.
B. en W. bieden den raad de navolgende aanbeveling
aan ter benoeming van een opziehter over den Hout en
de plantsoenen ter vervulling der vacature, ontstaan door
het aan den heer A. van Kleef, met ingang van een nader
te bepalen tijdstip, verleend eervol ontslag
1. B. Hoek, opzichter over de plantsoenen te Enschede;
2. J. J. Veltmau bloemist-boomkweeker te Bussum
8. R. Mesjesbeambte op een tuinbouwinrichting te
Naarden.
Benoemd wordt de heer Hoek met 10 stemmen de
heeren Veltman en Mesjes bekwamen ieder 2 stemmen.
4. Benoeming van een plaatsvervangend lid
der commissie van aanslag in de bedrijfsbe
lasting.
Door het overlijden van den heer P. Kool J.Oz. is open
gevallen de betrekking van plaatsvervangend lid der
commissie van aanslag voor de belasting op bedrijfs- en
andere inkomsten.
B. en W. geven in overweging ter vervulling der
vacature te benoemen den heer S. de Lange P.Bz., die
bereids verklaard heeft eene eventueels benoeming te
zullen aanvuardon.
Benoemd de heer S. de Lange met algemoene stemmen.
5. Terordening op het Bestuur van het
8tads-zlekenlrals.
De Voorzitter deelt mede dat B. en W. na over
leg met de regenten zich met de ingekomen amende
menten van den heer de Wit volkomen kunnen vereenigen
en ze daarom alle overnemen.
De heer Kraakman zegtdat omstandigheden van
verschillenden aard hem hebben belet de noodige aan
dacht aan deze zaak te wijden daarom en vooral ook
na de mededeeling van den voorzitter dat B. en W. de
amendementen van den heor de Witdie hij nog niet
heeft kunnen bestudeeren overnemen zou hij willen
vragen of er bij den raad overwegend bezwaar bestaat,
om dit punt aan te houden tot de volgende vergadering,
te meer, daar de zaak niet spoedeischend is. De reden,
waarom hij gaarne meer studie van de zaak zou maken,
ligt ook hierin, dat de verordening is getiteld Veror
dening op het Bestuur van het Stad-ziekenhuis. Dat is
een nieuwe naam voor de inrichtingdie steeds heette
Mannen- en Vrouwengasthuis, een naam, die ook inde
toelichting van B. en W. nog meer voorkomt. Het komt
hem voordat het wenschelijk is te onderzoeken in
hoeverre het bestaanbaar is en welke rechtsgevolgen het
kan hebben als men den naam der stichting gaat ver
anderen. Het betreft hier toch de administratie van een
lichaamdat bestaat volgens oude wetgeving en ver
moedelijk is opgericht ten gevolge van testamentaire be
schikkingen en hij aarzelt, om de stichting die valt onder
lett. d van art. 2 der armenwet thans te brengen onder
die van lett. a (stichtingen die döor de overheid worden
bestuurd).
Men moet er hier van maken, dat men niet maakt eene
verordening, die blootstaat aan niet-goedkenring, die schen
den zou de oorspronkelijke stichting. Een dergelijke
inrichting moet mennaar hij meentniet tot een
gemeentezaak maken. Ware het alleen een naamsver
andering dan was het niet zoo ergmaar krachtens de
verordening zou de inrichting ook een andere dan de
oorspronkelijke bestemming krijgen. Stel, dat het geheel
een liefdadigheidsinstelling isis het dan bestaanbaar
de grondslagen te wijzigen Hij meent daarvoor ernstig
te moeten waarschuwen en acht het noodig de kwestie
eens nader te bezien.
De heer d e W i t heeft geen bezwaar met het denk
beeld van den heer Kraakman, om de zaak uit te stellen
tot de volgende vergadering, mee te gaan. Wat de naams
verandering betreft, merkt hij echter op, dat die ook bij
regenten een punt van ernstige overweging heeft uitge
maakt doch dat vooral de lijdensgeschiedenis van het
gasthuis te Haarlem, voor hen ook een reden is geweest
om met B. en W. in dezen mee te gaan. Bovendien
het gasthuis wordt reeds zoo hoog door de gemeente
gesubsidieerd dat men het gerust een stadsziekenhuis
mag noemen.
De heer Kraakman houdt zich aanbevolen indien
de heer de Wit in de stukken* betreffende het gasthuis
iets kan terug vinden omtrent de stichting er van dat
kan dan aan B. en W. worden meegedeeld en zoo noodig
ter visie worden gelegd. Ook nadere bijzonderheden
aangaande de lijdensgeschiedenis van het gasthuis te
Haarlem, waarvan spr. niet geheel op de hoogte is zullen
hem welkom zijn.
Het voorstel om de zaak aan te houden vindt geen
bestrijding, zoodat conform wordt besloten.
6. Ruiling van grond met en grootkeuring
bouwplan van de coöperatieve bouwvereenl-
glng „Kennemerland".
De coöperatieve bouwvereeniging »Kennemerland" heeft
zich bij adres d.d. 3 April 1.1. tot den raad gewend met
het verzoek een door haar ingezonden bouwplan te willen
goedkeuren en waarbij zij tevens vraagt om aan haar
in koop of ruil een stukje grond af te staan aan de
Snaarmanslaan, ter verkrijging van een goede rooilijn.
Naar de meening van B. en W. kan op bedoeld adres
zonder bozwaar een gunstige beschikking worden ge
nomen. Wat den aangevraagden grond aangaat ter ver-
krjjging eener goede rooilijn, geven zij de voorkeur aan
ruiling van grond. De grond, welke de gemeente alsdan
verkrijgt, zal uitmuntend geschikt zjjn, om daarop te zijner
tijd een brandepuithnisje te stichten, waarbij alsdan een
bohoorlijk terrein kan openblijven voor het drogen van
brandspuitslangen.
De commissie van bjjstand voor de publieke werken
heeft verklaard zich met een en ander te kunnen vereeni
gen, daarom stellen zij voor te besluiten:
lo. tot bedoelde ruiling van grond over te gaan en
zulks met gesloten beurzen.
2o. bij do gemoente kosteloos in eigendom en onder
houd over te nemen de door adressante ontworpen drie
straten, met de daarin aan te leggen riolen, gasbuizen,
brandkraan enz. volgenB overgelegd plan, op het aan haar
toebehoorend bouwterrein, o. a. onder voorwaarde, dat,
de geprojecteerde straten moeten worden aangelegd in
dier voege dat de Saaarmanslaan aan de Drnivenlaan
worde verbonden en dat op de aldus gevormde straat de
lste en de 2de Tuindwarsstraat aansluiten. Zij moeten
ten minste 6 M. breed zijn tusschen de gevels der daarin
te bouwen huizen of tusschen de afscheidingen van de
eventueel voor die huizen te maken open erven. Zij moeten
ten genoege van B. en W. worden bestraat en van
rioleering worden voorzien terwijl de te bouwen huizen
elk voor één gezin ingericht, een jaarlijksche huurwaarde
moeten hebben van f 104.
Over het eerste gedeelte van het besluit vraagt niemand
het woord, waarna dit zonder hoofdelijke stemming wordt
goedgekeurd. -
Bjj de bespreking van het tweede gedeelte, de over
name der straten vraagt de heer Bosman of de moge
lijkheid niet bestaat, de riolen niet te doen uitmonden
in den Geestersingel, doch in het -afgesneden kanaalvak,
evenals de riolen van het nabijgelegen terrein van den
heer Stoel.
De Voorzittei antwoordt, dat dit zeer goed kan,
als het riool van den heer Stoel klaar is.
De heer Cohen Stuart meent, dat, als men nu
de wenschelijkheid daarvan aanneemt, het beter is dit
vast te stellen 'bij latere aansluiting naar het kanaal
zouden daarop weer meerdere kosten komen en zou men
die dan door de bouwvereeniging moeten laten dragen
De heer Uitenbosch licht den heer Stuart in, dat
de bouwvereeniging hare riolen wil doen aansluiten aan
het riool, dat in 'de Druivelaan ligt. Dat riool is echter
van te geringe capaciteit en zal door »Kennemerland"
door een nieuw worden vervangen. Nu kan men niet
vergen, dat men later weer aansluit aan het riool van
den heer Stoel, althans op eigen kosten.
De heer Cohen Stuart zegt, dat hij niet bepaald
wil uitspreken, dat de Vereeniging de kosten van die
aansluiting zal moeten dragen, doch alleen dat de aan
sluiting aan het riool van den heer Stoel wenschelijk is.
De Voorzitter is van meening, dat men die wen
schelijkheid kan uitspreken, doch de aansluiting kan laten
geschieden als het riool van den heer Stoel klaar is
en dan op kosten der gemeente.
De heer Kraakman, die eerst meendedat er
sprake was van wijziging in oen der voorwaarden be
merkt thans dat alleen een wenscheljjkheid is betoogd;
welnumochten er later bepaalde wijzigingen noodig
zijn door veranderde omstandigheden dan kunnen B.
en W. te dier zake voorstellen doen aan den Raad.
Nadat de Voorzitter er nog even op heeft ge
wezen dat men eigenlijk discussieert over een zaak
waarover allen bet eens zijn wordt de voorwaarde
omtrent de rioleering goedgekeurd.
Aangaande de voorwaarde, dat de huizen slechts voor
één gezin moeten worden ingerichtmerkt de heer
Uitenbosch op, dat bij het onlangs door den Raad
goedgekeurde bouwplan van den heer Stoel die beperking
is weggelaten en is toegestaan dat de woningen voor
meer dan één gezin werden ingericht. Hij vraagt
waarom thans door B. en W. de bepaling weer is op
genomen.
De Voorzitter antwoordt hierop dat het de
heer Boelmans ter Spill was, die in de vergadering van
B. en W. die beperking wilde opnemende heer do
Sonnaville was bet daarmee eens. Hij vindt 't jammer,
dat de heer Boelmans ter Spill niet aanwezig isdoch
mogelijk kan de heer de Sonnaville thans de motieven
wel aangeven.
De heer de Sonnaville zegtdat de heer Boel
mans ter Spill meende, dat het niet wenscheljjk was in
die straatdie niet zoo breed wordtwoningen met
bovenwoningen te laten bouwen. In het bouwplan van
den heer Stoel gold het een ruime hoofdstraat.
De heer Bosman ziet er geen bezwaar in ook hier
toe te staan huizen met bovenwoningen te bouwen.
De heer Uitenbosoh meentdat de breedte van
de straat er niets toe doetindien de gevelbreedte maar
voldoende isdat is ook de voorwaarde geweest voor de
door den heer Stoel te bouwen perceelen, die op voorstel
van den heer Kraakman werd aangenomen.
De V oorzitter vraagt of de heer Uitenbosch een
voorstel doet tot wijziging waarop de heer K raak-
m a n opmerktdat het beter is voor den vorm, dat een
ander lid dit doet.
Het voorstel gaat thans uit van den heer Cohen Stuart
en wordt door verschillende heeren ondersteund, waarna
de wijziging zonder hoofdelijke stemming wordt goed
gekeurd en op dezelfde wijze tot de overname der straten
wordt besloten.
7. Regeling jaarwedden van de onderwijzers.
Bjj adres d.d. 13 Mei 1.1. heeft de heer J. Sonnevelt
zich tot den Kaad gewend met de mededeeling dat hij
de eenige der weduwnaaronderwijzers isdie van de
tegemoetkoming in de huishuur is uitgesloten en met het
verzoek om de verordening tot regeling der jaarwedden
van de onderwijzers zoodanig te willen wijzigen, dat ook
hij nog in het genot van de bedoelde toekoming gerake.
Daarop dienende van bericht en raad berichten B, en
W. onder opmerking, dat de heer Sonnevelt niet de eenige
onderwijzer is op wien de gunstige bepaling niet van toe
passing isdat zij d.d. 13 April ter zake een schrijven
ontvingen van de Gedeputeerde Staten waarin mededee
ling werd gedaan van een brief van den Districts-School-
opziener, waarin deze als zijn oordeel uitsprak, dat het wat
hard was, dat geen tegemoetkoming voor huishuur wordt
toegekend aan den weduwnaar-onderwijzer, die geen min
derjarige kinderen tot zijn last heeft; een maal een huishonden
hebbende, breken die onderwijzers dit toch niet licht op
ook al zijn alle kinderen het huis uit. Ged. Staten noo-
digen B, en W. uit die opmerking te overwegen en mede
te deelen, of zij misschien aanleiding kon geven tot aan
vulling van de verordening in dien zin.
Op dat schrijven is door B. en W. geantwoord dat
in hun voorstel aan den Raad tot vaststelling eener
nieuwe verordening tot regeling der jaarwedden van de
onderwijzers o.a. werd in overweging gegeven te bepalen
»»De tegemoetkoming in de koeten voor woninghuur
aan gehuwde mannelijke onderwijzers die den acht en
twintigjarigen leeftijd hebben bereikt bedraagt f 100
per jaar, terwijl die tegemoetkoming ook wordt uitgekeerd
aan weduwnaars van denzelfden leeftijd, die een eigen huis
houding hebben.'""
De Raad besloot echter na langdurige discussie met
12 tegen 1 stem om de gecursiveerde woorden te doen
vervallen en daarvoor in de plaats te lezen: »terwijl
die tegemoetkoming wordt uitgekeerd aan weduwnaars,
die minderjarige kinderen te hunnen laste hebben
Ten aanzien van het ingekomen adres, staan B. en W.
ook nu op hetzelfde standpunt. Waar de Raad zich zoo
beslist heeft uitgesproken, daar komt het hun niet raad
zaam voor in overweging te geven om op het genomen
besluit terug te komen weshalve zij voorstellen te be
sluiten
aan den heer J. Sonnevelt te berichten dat aan zijn
verzoek niet kan worden voldaan.
Den heer Glinderman komt het voordat de
grief in het adres van den heer Sonnevelt niet geheel
ongegrond is. Het punt is eigenlijk aan de aandacht
van den Raad ontsnapt en indien er nog een middel
gevonden kon worden, om het onbillijke weg te nemen,
dan zou hij dat graag willen doen maar is 't niet al
te gek thans reeds weder een wijziging aan te brengen
Is dat niet het gevaldan zon hij gaarne aanvulling
van het desbetreffende artikel willen.
De Voorzitter wijst er op, dat in den regel niet
zoo heel veel aan de aandacht van don Raad ontsnapt
en dat door B. en W. wel degelijk op de gevolgen van
de aanneming van het amendoment-Stuart in de verga
dering van 9 April is gewezen.
De heer Glinderman meentdat het niet de
bedoeling van den voorsteller wasenkele porsonen van
de bepaling uit te sluiten, waar hij aan de bepaling
uitbreiding wenechte te geven zai hij hebben voorbijge
zien dat ze voor sommigen geen verbetering werd.
De heer Cohen Stuart zegtdat de heeren hem