nm. Bekendmaking. De DorpsaposteL No. 82. Honderd en vierde jaargang-. VRIJDAG 11 JULI. AmsterdamscJie Brieven. Buitenland. Inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder knnnen veroorzaken. BURGEMEESTER en WETHOU- DERS van Alkmaar maken bekend dat de STATIONSWEG van heden af weder voor het verkeer is open gesteld. FEUILLETON, ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franeo door het rjjk f 1,—. 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone advertentlën Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeeno kennis dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bjjlagen van C. VAN DER HILST, aldaar, om vergunning tot het oprichten van een varkensslagerij, in ean te bonwen perceel aan de Nienwpoortslaan, Wijk E, en dat op Woensdag 23 Juli 1902, 's voormiddags te e 1 f uren ten stadhuize gelegenheid wordt gegeven, om tegen het oprichten van die inrichting bezwaren in te dienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING Voorzitter. 9 Juli 1902. C. D. DONATH Secretaris. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING Voorzitter. 10 Juli 1902. C. D. DONATH, Secretaris. XIX. Tot de Amsterdamsche genoegens behoort het maken van een boottocht langs de Vecht. Vooral feestvie rende vereenigingen en gezelschappen zetten dien gaarne op haar programmadan wordt de »Ceres" of een vaar tuig van den Havenstoombootdienst, die voor deze ge legenheid met allerlei vlaggetjes worden versierd, afge huurd de bekende kapel van Ulrich wordt meegenomen, 's morgens om acht uur begint de reis en 's avonds tegen achten is men gewoonlijk eerst terug. Aan boord is een goed buffet, zoodat de inwendige mensch niet behoeft te kort te komen. Ik had al zoo dikwijls gehoord van het genoeglijke van zulk een tocht, dat, toen mij nu dezer dagen een invi tatie daartoe gewerd, ik haar gretig accepteerde. Voor een Amsterdamsche Brief heb ik toen ruimschoots stof opgedaan. Het uur van vertrek, zooeven vermeld, was mij wat vroeg. Wij Amsterdammers, leven nn eenmaal laat: 's winters hebben wij voor het late opstaan het excuus, dat 't zoo lang donker is en 's zomers is het een feit, dat men in de snikheete stad eerst tegen zonsondergang begint te herademen en dan met zijn werk de schade moet inhalen van den dag, waarop alleen de allernoodigste arbeid is verricht. Het middernachtelijk uur is dan ge slagen eer men er aan denkt en dan kan men nog niet Roman naar het Dnitsch van LUDWIOH GANGHOPER DOOR W. ZAALBERG. Uitgave van H. J. W. BEO FIT te Amsterdam, verkrijgbaar k f 4,50 bij de Uitgevers dezer Courant. 10) Annamaria had gekeken naar de klok, die met haar lange slinger zwaarmoedig tikte. Zij vatte haar werk weer op, lijmde een torentje op een kerkje en zocht de houtjes voor het dak bijeen. Toen zij ze lijmen won, was de lijm kond geworden. Zij ging naar den haard. Die was afge koeld zoodat in zijn lauwe warmte de lijm niet meer vloeibaar werd. Weer keek Annamaria naar de klok, keerde naar de tafel terug en zocht naar werk, waar voor ze geen lijm noodig had. Daar klonk buiten een gelnid, als van iemand die voor den huisdrempel de sneeuw van zijn schoenen stampte. .Goddank'', Annamaria herademde en alle schaduwen op haar gelaat schenen te vliegen voor licht. Liesbeth kwam de kamer in. »Wat bè'j lang uitgebleven vandaag 1" zei haar moeder. .Goejen avond, kindlief Zwijgend knikte Liesbeth en ging naar den haard. Nannemie keek verwonderd op. Zoo stil thuis te komen, dat was toch anders niet de gewoonte van haar doch tertje 1 Maar na den mooien dag was het 's avonds bit ter kond geworden en in het wond het sprokkelhout van onder de sneenw weg te scharrelen, dat iB een werk waaronder men bevriest. En als men dan de tanden op elkander bijt, om te voorkomen dat ze klapperen hoe zal men dan praten »Eet maar dadelijk wat, hè. Ik heb je soepje warm gehouden. Liesbeth was uit den lichtkring der lamp getreden in de schaduw die de haard verspreidde. Een poosje drukte zij hare stramme handen tegen den haardwand, die nog een scheiden van hetgeen men onder handen heeft. Komt er na een dag, waarop men om zes of zeven nur moet opstaan, dat baat 't niets, of men al den vorigeD avond zich een paar uur vroeger ter ruste begeeftmen slaapt dan toeh niet. Zoo is 't te verklaren, dat ik mij van het Amstel- aspect bij de afvaart niet veel meer herinneralleen de muziek, die wat schel klonk, heeft zich in mijn memorie vastgezet. Eerst te Weesp wreef ik mijn oogen goed uit toen eerst begon voor mij en verreweg de meesten de pret. Wij troffen heerlijk weer: niet veel zon en bijna geen windje aan de luchtZaehtkens kliefde de boot het onbe wogen Vechtwater. Nu eens doemde er een dorpje op in het verschiet, waren wij er, dan kwamen mannen en vrouwen, door kinderen omstuwd, door Ulrich's lokstem naar den waterkant gesneld, mot wie vriendelijke groeten werden gewisseld en voort ging 't dan weder met sappige weiden en mooie boompartijen aan alle kanten. Aldus stoomden wij langs Loenen, Vreeland, Nighteveeht, Nieu- wersluis en Breukelen. Hoe verder wjj kwamenhoe mooier de buitens werden, die daar aan de Vecht staan te droomen van de dagen van leven en vertier, toen het verkeer nog niet door het Merwade-kanaal was ontnomen. Er zijn daaronder echte paleizen, gebouwd iu den impo- santen stijl van het verleden, toen de beeldhouwer zijn rol had bij het stichten van elk kostbaar verblijf. Het is met die huizen niet gegaan als met de boomen, die ze omringsnaan beidan is niet al te veel zorg besteed de huizen hebben daardoor iets gekregen van vervallen grootheid, de boomen zijn er des te imposanter op geworden. Bij Breukelen deed zich een incident voor te grappig om hier niet te vermelden Eenklaps lag de boot bijna stil en de muzikanten bliezen en trommelden uit al han macht het .Lang zal hij leven'' en het »Io Vivat''. Een betrekkelijk eenvoudig huis naderde, maar toen ik daarop .Slangenvecht" zag staan, was mij het mijsterie opgelost. Wij waren aan den woning van den meest populairen bewoner van de Vechtstreek, den heer Dudok de Wit. Geen boot zal daarlangs met volle kracht varenelk gezelschap brengt haar hulde aan Kees den Wandelaar, omtrent wien een ~chat van an.cdoten in omloop is. En als Kees thuis is, dan aanvaardt hij de hem geschonken eerbewijzen op de meest gracieuse manier. Soms wandelt hij naar het walletje voor zijn huis en springt ten aan- schonwe van de verbaasde bootr-izigers met een sierlijken zwaai in de Vecht, uit het water waivende zoolang de boot nog in het gezicht is. Dan weder laat hij vreugde schoten knallen of inviteert hij om even te komen aan leggen. Het minste wat hij doet is zich voor het open raam vertoonen en daaruit wuiven met een servet: zoo heb ik hem te zien gekregen en ook daarvoor werd hem door allen een warme ovatie gebracht. Te Maarssen stapte ik aan wal, terwjjl de boot door ging naar Utrecht. Berouw heb ik daarvan niet gehad. Op dit vriendelijke dorp is de aandacht gevestigd van bouwondernemers en zij hebben daar villa's doen verrijzen, die klinken als een klok. Eerlang zal een electrische tram beetje warmte gaf. Daarop begon zij zich te ontdoen van haar grove wollen bovenkleeding, en toon kwam een lang teer buigzaam figuurtje voor den dag, gekleed in een blauw rokje en eeu donker groen spenser, dat zoo kort en nauw was, alsof Liesbeth het reeds in haar schooltijd gedragen had. Zij nam den kleinen schotel nit den oven en zette zieh in den hoek van den haard. Maar zij at tor nanwernood, hield den schotel op haar schoot en keek enkel aldoor voor zieh neer. En hare handen beefden. .Zeg, is de soep ook een beetje koud vroeg haar moeder, toen zij hoorde, dat Liesbeth den schotel op de bank neerzette. »A1 voor twee nur is het vuur uitgegaan. En aanstoken kon ik niet meer, weet jeer was geen takje meer buiten.'' Liesbeth zweeg. »De lijm is me ook al kond," zei Nannemie na een poosje »zeg, haal je dadelijk een beetje naar binnen om op te stoken." .Vandaag he'k geen hout mee thuis gebracht." Haar moeder zag van haar werk op. Zij was geschrok ken, half door den klank dier stem en half van dat be richt. .Maar kindje, hoe is dat? Je was toeh vort om houtEn als je niks heb meegebracht naar huis waar be'j dan geweest tot den avond. Er kwam geen antwoord. .Ilsabeth Het meisje zweeg. Nannemie liet vallen, wat ze in handen had, en hom pelde naar den haard toe. Liesbeth zat gedrukt iu den donkereu hoek, heel klein, heel stijf ineengedoken, en haar smal gezichtje leek zoo wit als de kalkmuur van den haard. .Maar kindliefstotterde hare moeder bezorgd hoe is 't dan toch met je Wat heb je toch Zonder zich te bewegen zonder een geluid over de lippen te brengen, zag Liesbeth uit den duisteren hoek naar haar moeder op, met groote oogen, waaruit iets vreemds spragiets van verschrikt zijn en van hulpe loosheid. .Kindje O mijn Jezes Wat is 'er met je gebeurd Zeg toch iets. Zeg toch een enkel woordje!" naar Utrecht worden aangelegd en Maarssen is bljjkbaar voor bestemd de voorstad te worden van de hoofdstad van het Sticht. Under de hooge boomen en met de Vecht vlak bij ontbreekt 't hier niet aan schilderachtige plekjes lang heeft ook dit dorpje gesluimerd, maar de toekomst is veelbelovend. Aan de dagen van voorheen herinnert nog het Hnis ter Meer, de vroegere woning van den Heer van Maars sen, dat nn al lang leeg staat en voor een luttele som te koop is. Van buiten ziet het er vervallen uit, zoodat ean kooper wel een flink bedrag voor restauratie mag uittrekken. Van binnen iB 't veel beter onderhonden. In de gangen staan prachtige beeldengroepen, zoo mooi, dat menige patriciërswoning er jaloersch op zou kunnen zjjn. Sommige plafonds zijn ook met meesterhand bewerkt en de schoorsteenmantels zijn ware prachtstukken. Staat men in het tripportaal, dan heeft men de volkomen illusie van een paleis. Hoeveel kamers er wel zijn zou ik niet knnnen zeggener is een eindelooze reeks en men doet beter van zalen dan van kamers te spreken. Aan het bezit van het huis zijn allerlei heerlijke rechten verbonden en ook twaalf zitplaatsen in de kerk. Toen ik er rondwandelde betreurde ik het zeer, dat het rusten op journalistieke lauweren zoo iets ongewoons is, en dit derhalve ook voor mij wel niet weggelegd zal zijn anders zou ik er stellig over denken den heer van Maarssen eenmaal op te volgen. 't Speet mij werkeljjk, dat ik de boot al zoo spoedig zag terugkeeren en ik dus dit vriendelijke oord moest verlaten. De terugreis, nu voor een deel volbracht met ter kimme neigende zon, was al even verkwikkend als de heenreis. Een heel mooi oogenblik was nog de aankomst te Amsterdam. Op den Amstel krioelde 't van kleine vaartuigen, waar tnsschendoor zachtkens werd gestoomd. Aan de oevers waren de lichten ontstoken, die terug kaatsten in het krinkelende water. Alom was er leven digheid en toch had het glijden over de Amstel-wateren iets vredigs, iets kalmeerends. De muziek begon te schetteren, nn hinderde mij dat voor 't eerst dit teekent de stemming. Eu met mijn reisgenooten besprak ik, hoe mooi Holland .en in het bijzonder Amsterdam toch is, hoe men in het buitenland moet zoeken naar iets dat onzen Amstel evenaart. Duidelijk is 't mij geworden, waarom een Vecht tocht bij velen zoo hoog staat aangeschreven. Ben ik weer eens in de gelegenheid om hem mee te maken, dan weet ik wel, dat ik niet zal ontbreken. Mijn lezers en lezeressen kan ik zulk een teisje met warmte aanbevelen. DUIISCMLADiD. Keizer Wilhelm laat letterlijk geen dag voorbijgaan zonder bewijzen te geven van zijn sterke Engelschgezindheid en zijn vriendschap voor zjjn oom Koning Edward. Den 6 verscheen hij met prins Heinrich en den rijkskanselier von Btilow op den bier avond van de Rjgatta-vereeniging te Travemünde, en Nannemie greep de handen van haar kind, zette zich naast haar neer, waarop Liesbeth in tranen uitbarstend, zich aau haar moeders borst wierp, zooals een verdiin- kend kind zich vastklemt aan zijn redder. Haar moeder vroeg en vroeg. Maar Liesbeth kon geen antwoord geven. Zij kon enkel schreien. En hoe meer haar moeder vroeg, des te sterker werd haar snikken. Annamaria hield eindelijk op te vragen en het haar van het kind streelend, knikte zij met bedroefde oogen stil op en neer. Zij meende te knnnen raden wat het bittere snikken haar zeggen won. Gewis had weer iemand op straat het meisje een schimpwoord nageschreenwd, dat haar moeder gold en het zal wel zoo erg en hatelijk geweest zijn dat Liesbeth het zelfs niet aan haar moeder zeggen kon. Uit die veronderstelling sproten haar troos tende woorden voort. »Kom kind, daarom mot je niet schreien De lai zijn nou eenmaal zoo als ze zijn. En as men zich zelf geen verwijt hoeft te doen, kijk, dan kan men de lui laten praten zooveel en wat ze willen, 't Doet den mensch wel pijn. Maar 't gaat 'm toch niet na. Wees flink, kindje en erger je daarover nietJe bent immers bij mij l En jij en ik, wij beiden honden aan elkaar vast is 't niet, hè!" Zonder te spreken omklemde Liesbeth nog vaster den hals barer moeder. Nannemie keek opzij meende een gerucht gehoord te hebben alsof er buiten houtblokken werden afgeladen. Maar dat zou wel bij den buurman aan de overzij zijn. in de ^koude winternachten, als de lacht zoo jjl en stil is, hoort men allés zoo alsof 't wel de helft dichter bij is dan anders. Liesbeth schreide niet meer. Maar zij hield haar gezicht verborgen tegen bet hart harer moeder. Zij bewoog zich niet maar aldoor voelde ze een haastige haivering door hare leden varen. Dan drukte Naunemie haar arm nog vaster om het deerntje. En eindelijk fluisterde zij »ja kindje, ja, druk je maar stevig tegen mij an! Je hebt toch geen warmer plaatsje wèl Buiten hoorde men het krassen eener zaag, vervolgens bjjlslagen on kloppen alsof men hont kloofde. Zonderling; dat buurman zelf den nacht nog moet ge bruiken om hont te hakken Die heeft toeh overdag tijd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1902 | | pagina 1