de voetgangers. Hij zon willen voorstellen de zaak aan
te honden tot de volgende vergadering en dan de com
missie voor de plantsoenen en den heer Springer te
raadplegen, hoe de tram op de beste wijze zoover moge
lijk is door te trekken.
De heer Bosman heeft ook eenige bezwaron ofschoon
ze niet overwegend zijn omtrent het doortrekken over
het Eitsevoort en de Ueilöerbrng. Hij had gaarne, als
vroeger, een schriftelijk rapport van de commissie gezien
met een kaartje, dan kan men er beter over oordeelen.
Verder is hij het eens met den heer van den Bosch.
Voor de gemeenschap acht hij het wenschelijk, dat de
lijn doorloopt tot de Vier Staten ook met het oog op
de bewoners aan de Nieuwpoortslaan. Daarom zon hij
het voorstel in dier voege willen wijzigen, dat de tram
zal loopen tot de Zniderhontlaan.
De Voorzitter merkt op, dat de uitvoerige dis
cussie in aanmerking nemende B. en W. geen bezwaar
hebben de zaak uit te stellen tot de volgende vergadering.
De heer Bosman acht verdaging overbodig en bo
vendien misschien zal de vereeniging er belang bij heb
ben de lijn aan te leggen vóór de feesten.
De heer Cohen Stuart zal als aandeelhouder in
de tram (al heeft hij dan maar één aandeel) zich buiten
de discussie houden, doch vestigt de aandacht op het
gerucht van het amoveeren der Heiloërbrug, waarover
ook de tramvereeniging spreekt en ook in een ingezon
den stuk in een der couranten hij leest nog al eens
ingezonden stukken tegenwoordig werd er van gerept.
De heer Kraakma n vraagt ook, wat er van dat
gerucht aan is.
De V o o r z i 11 e r antwoordt, dat B. en W. daarvan
niets is bekend, hij wenscht zich niet aan couranten
geschrijf te storen.
De beer Kraakman gelooft, dat ieder in dat op
zicht vrij is te doen, wat hij wil, maar inderdaad is het
hier een zaak, waarover meer gesproken wordt dan men
denkt, niets belet B. en W. eenige mededeeling te doen,
meent hyzelfs zegt men dat op zeker kantoor de plan
nen al worden uitgewerkt, daarom zou hij gaarne van
B. en W. eens enkele inlichtingen ontvangen.
De Voorzitter zal gaarne, als er bjj B, en W.
plannen bestaan daarvan mededeeling doen en stelt thans
voor de zaak te verdagen, welk voorstel zonder hoofde-
ljjke stemming wordt goedgekeurd.
3. Stoomtram Schagen—Zijpe—Alkmaar.
Bij raadsbesluit van 7 Juni 1899 werd besloten deel
te nemen in het te vormen aandeelen-kapitaal, benoodigd
voor het aanleggen en exploiteeren van een stoomtram
Schagen—Zijpe—Alkmaar, tot een bedrag van f 5000,
welk besluit den 7den November 1900 in dier voege
werd gewijzigd, dat in het aandeelenkapitaal voor f 10000
zou worden deelgenomen, en dat eveneens een bedrag
van f 10000 als renteloos voorschot aan de onderneming
zou worden verstrekt.
Sedert werd van deze zaak niets vernomen, totdat de
Noorderstoomtram-vereeniging, bij adres dd. 22 April 1.1.
zich tot den raad heeft gewend met het verzoek om
het toegezegde bedrag van f 10000 in het renteloos
voorschot alsnog met f 10000 te willen verhoogen.
Op dit adres dienende van bericht en raad, deelen B.
en Weth. mededat zij aan de adressante hebben
bericht geen vrijheid te kunnen vinden den Raad te ad-
viseeren op baar adres in gunstigen zin te beschikken,
doch dat zij bereid waren het denkbeeld te steunen om
het bedrag van het renteloos voorschot met f 5000 en
evenzoo de deelneming der gemeente in het te vormen
aandeelen-kapitaal met f 5000 te verhoogen.
Eene samenkomst met het college van B. en W. was
van dit schrijven een gevolg, bij welke gelegenheid is
gebleken, dat ook dezerzijds meerdere financieelo steun
en wel in den vorm van renteloos voorschot noodig is,
zal de hierbedoelde stoomtram tot stand komen.
Voorts hebben B.en W. zich nog doen inlichten omtrent
de wijze, waarop adressante zich voorstelt de rentelooze
voorschotten terug te betalen. Daar het, te verwachten
is, dat die aflossingen niet te lang op zich zullen laten
wachten, stellen B. en W. op grond van het boven
staande voor te besluiten
met intrekking van het besluit van 7 November 1900
en behoudens de nader door den Raad daaraan te ver
binden voorwaarden
lo. voor de gemeente Alkmaar deel te nemen in het
te vormen aandeelen-kapitaalbenoodigd voor het aan
leggen van een stoomtram SehagenZijpeAlkmaar, tot
een bedrag van f 10000
2o. om ter zake een renteloos voorschot te verleenen
van f 20000.
De heer de Wit, ofschoon in beginsel niet er tegen
om het renteloos voorschot te verhoogenmeent toch
dat er in deze veel op aankomt wie de lyn zal exploiteeren
en vraagt of B. en W. daaromtrent nadere inlichtingen
hebben. Hij heeft zich gewend tot een der bestuursleden
en telegrafisch antwoord ontvangenmogelijk Hollandsche
spoor. Dit bevredigt hem echter niet en daarom zou hij
willen voorstellen de zaak aan te houden en B. en W. uit
te noodigen, daarover nader met het bestuur der vereeniging
te confereeren.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. met dat denk
beeld meegaan en bereid zijn aan den uitgesproken wensch
govolg te geven.
De heer Kraakman is het eens met den heer de Wit
en betoogt verder dat door Warmenhnizen in het plan
op te nemen, een zaak die nog niet definitief is vastgesteld,
de lijn daardoor beter geëxploiteerd zal kunnen worden
en ook voor Alkmaar van meer belang wordt. Gaarne
zou hij daarom zien dat B. en W. desnoodig te Amsterdam
de opname van Warmenhuizen krachtig steunden en
bevorderden. Omtrent de exploitatie wil hij gaarne, doch
niet hier, nadere mededeelingen doen.
De heer Bosman zou B. en W. in overweging willen
geven dan meteen een teekening van het plan te vragen, dat
voor den raad ook voor den heer Kraakman nog onbekend is.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. gaarne aanvaar
den wat hen is opgedragen, waarna de zaak uitgesteld wordt.
4. Het maken van riolen.
Voor rioolvernieuwing of verbetering op nader aan te
wijzen plaatsen is op de gemeente-begrooting voor 1902
een bedrag uitgetrokken van f 2500.
Uit de verschillende plannen door den gemeente-archi
tect ter zake aangeboden hebben B. en W. gemeend, in
overeenstemming met het gevoelen van de commissie van
bjjstand voor do publieke werken in de eerste plaats
als het meest noodzakelijkvoor uitvoering te moeten
aanbevelen
a. het maken van een riool in de Sehapensteeg van het
Hof tot de Achterstraatwaarvan de kosten zijn ge
raamd opf 438.10
b. alsvoren in den Achterwezelraming 295.20
c. alsvoren in de Kabelstraat, raming 352,70
d. alsvoren in het Raaksje met inbegrip van
de Noorder- en Zaiderpleinsteeg raming 1414,
Totaal f 2500,
Mitsdien vragen burgemeester en wethouders machti
ging tot den aaüleg van de bedoelde riolen te doen
overgaan.
De Voorzitter wijst er op dat met dit plan de
commissie van bijstand zich ten volle vereenigt.
De heer Uitenbosch geeft evenwel zijn verwon
dering te kennen dat de teekeningen afwijken van het
geen de commissie heeft goedgevonden zoo b. v. het
ontworpen riool iu de Kabelstraat.
Naar aanleiding hiervan ontstaat eenige discussie tus-
schen den heer de Sonnaville en den heer Uitenbosch. We
konden de heeren echter niet volgen, een^openstaand
raam maakte dat de heeren zich door karrengeratel van
buiten niet verstaanbaar konden maken.
De heer Bos man vroeg en verkreeg eenige inlich
tingen omtrent het riool in de Kabelstraat eu kon zich
niet vereenigen met het plan van rioleering van het
Raaksje enz. Een verbetering die f 1414 kostte, achtte
hij niet noodig men kon het goedkooper redden door
uitwatering in het stadswater in de nabijheid, in plaats
van in het Kanaal.
De heer Uitenbosch acht het hier in deze arbei
dersbuurt uit een hygiënisch oogpunt van veel belang dat
de rioleering goed is. Waar het andere zaken geldt, die
minder noodig zijn getroost men zich vaak en men zal
het straks ook zien vrij groote uitgaven en hier zon
men om een paar honderd galden uit te winnen een
noodzakelijke verbetering tegenhouden.
De heer Bosman antwoordt hierop dat men hem
goed begrijpen moethet is niet, dat hij niet zou willen
medewerken om den toestand daar te verbeteren maar
hy gelooft dat de uitwatering in het kanaal niet zoo
gemakkelijk zal gaanen men op andere wijzemet
minder kosten veel verbeteren kan.
De heer de Groot wijst er op, dat de architect eerst
een goedkooper plan had ontworpen, doch de commissie
meende dat men en dit is ook steeds het gevoelen van
den raad zoo min mogelijk riolen moet laten uitmonden
iu stadswater. Direct naar het kanaal is veel beter voor
alle riolen.
De heer Kraakman is van meening dat de gelden
gerust kunnen worden toegestaande wijze van uit
voering blijft aan B. en W., die echterna gehoord te
hebben wat in den raad is gezegd niet tot het werk
willen overgaan dan na een nog nader onderzoek in
overleg met de commissie van bijstand.
De heer van den Bosch merkt nog op dat ook
hij vroeger van meening was dat het beter was indien
al het vuil naar het kanaal ging. Evenwel is hij van
dat denkbeeld wel wat terug gekomen nadat een des
kundige hem heeft aangetoond dat daar er in dezen
tijd vooraldoor de sluizen van het kanaal zoo weinig
gespuid wordt, het bitter weinig verschil maakt of men
het vnil brengt in een gracht dicht bij bet kanaal of
in het kanaal zelve. Hij raadt B. en W. aan daarnaar
ook eens een onderzoek in te stellen, misschien kan dat
ook loiden tot terugkeer naar het goedkoopere plan.
De gevraagde machtiging wordt ten slotte zonder
hoofdelijke stemming verleend.
5. Recht van uitgang op den Westerweg.
De heer P. Groot heeft zich bij adres dd. 29 Mei 1.1.
tot B. en W. gewend met het verzoek hem vergunning
te willen verleenen tot het maken van een uitweg ter
breedte van 1 Meter op den zuidelijken hoek van zijn
perceelaan den Westerweg tegenover de Lindenlaan
en aansluitende op den bestaanden nitweg en tot het
maken van een ijzeren hek over eene lengte 7an pl. m.
12 M. in aansluiting aan het ter plaatse bestaande hek,
een en ander volgens overgelegd plan.
B. en W. brengen dit stuk ter tafel omdat het twijfel
achtig is of eene beschikking op bedoeld adres al of niet
tot hunne bevoegdheid behoort.
Het wil hun voorkomen dat tegen eene inwilliging
van het verzoek tot wederopzeggensgeene bezwaren
bestaan. Geboomte behoeft niet te worden weggeruimd
en er wordt geen directe aansluiting verkregen op den
Westerweg.
Daarom stellen zij voor tot wederopzeggens de ge
vraagde vergunning te verleenen onder voorwaarde, dat
de beharding van den nitweg geschiede ten koste van
den adressant en het te plaatsen hek zij ten genoegen
van burg. en weth.
Goedgekeurd met amendement van den heer Kraakman,
dat het behardeu geschiedt volgens voorschrift van B. en W.
6. Wijziging verordienlng tot regeling der
Jaarwedden van de onderwijzers.
In verband met het besluit van 25 Juni 1.1. No. 7
geven B. en W. in overweging om over te gaan tot
vaststelling van d» navolgende wijziging in de verordening
tot regeling dor jaarwedden van de onderwijzers, de slot
alinea van art. 2 worde gelezeu als volgt
»De tegemoetkoming in de kosten voor woninghuur
aan gehuwde mannelijke onderwijzersdie den acht en
twintigjarigen leeftijd hebben, bedraagt f 100 per jaar
terwijl die tegemoetkoming ook wordt uitgekeerd aan weduw-
daars die een eigen huishouding hebben
De heer Boelmans ter Spill was in de vorige
zitting niet tegenwoordig, doch heeft nit bet verslag van
den raad gelezen, dat de heer Glinderinan de vraag
heeft gesteld, of het niet al te gek was terug te komen
op het eens genomen beslnit. De raad heeft dat blijkbaar
niet gek gsvonden en is gebleken van een andere meening
te zijn dan vroeger. Men is de meening gaan omhelzen,
die B. en W. destijds voorstonden, toen zij hun voorstel
ter tafel brachten. Evenwel zou hij willen vragen, of het
de bedoeling van den raad is geweest de tegemoetkoming
ook toe te bennen aan weduwnaars zonder bepaling van
leeftijd. Is dat de bedoeling, dan gaat men verder dan
de bedoeling van de wet is geweest. Op amendement
van den heer Ketelaar, meent hij, is de bepaling voor
de gehuwden opgenomen, terwijl men de weduwnaars
heeft vergeten. Later is er op gewezen en toen is ook
door Ketelaar gezegdde gemeentebesturen znllen ook
aan de weduwnaars wel de tegemoetkoming nitkeeren.
Blijkbaar had hij dus gewild gelijkstelling van gehuwden
en weduwnaars. Hier gaat men echter verder, en stelt
men weduwnaars boven gehuwdenvoor de laatsten
eischt men den leeftijd van 28 jaar, voor de eersten niet.
Hij weet niet, of de raad zich daaromtrent uitdrnkkeljjk
heeft uitgesproken.
De heer Cohen Stuart zegt, dat de bedoeling van
den raad is geweest te voorzien in het geval Sonnevelt
en zulks naar aanleiding van diens adres. Toen hij in-
dertijd zijn amendement voorstelde, heeft hij er prijs op
gesteld daarin op te nemen, dat de weduwnaars een of
meer kinderen tot hun last moeten hebben.
De raad heeft de zaak van beide zjjden bekeken en is
ten slotte men hem meegegaan. Begrijpelijk zou het zijn,
indien men thans weer met algemeene stemmen met dit
voorstel meeging. De bedoeling is niet uitgesproken
maar ze is geweest de gunstige bepaling ook van kracht
te doen zijn voor hen, die er thans buiten vielen.
Het komt hem voor, dat men niet kan terugkomen op
het oorspronkelijk voorstel van B. en W.
De heer Boelmans ter Spill betwijfelt of het
gevoelen van den raad is zooals de heer Cohen Stuart
zegt. De meerderheid is destijds met het amendement
Staart meegegaan. Men heeft echter ingezien, dat, dat
niet is de goede weg, daarmee is toch niet gezegd, dat
men overigens instemt met de denkwijze van den heer
Staart. Daarmede is naar hij meent, niet uitgemaakt, dat
de raad van oordeel is, dat de weduwnaar moet staan
boven den gehuwden onderwijzer. Bij spreker rijst de
vraag, waarom een weduwnaar van 24 jaar wel, de ge
huwde van dienzelfden leeftijd niet moet gesteld worden
in het genot der toelage. Hij weet wel de meening van
den heer Staart, maar niet die van den raad.
De heer Cohen Staart herhaalt, dat hij de vorige
maal er reeds voor heeft gewaarschuwd, dat de gehuwde
onderwijzers znllen zeggen Gjj trekt de weduwnaars
voor bij de gehuwden. Het is dns dus de bedoeling van
den raad niet geweest zijn voorstel geheel te laten ver
vallen en op het oorspronkelijke terng te komen. Men
heeft zich gesteld op het standpunt van den heer Sonne
velt in een amendement gemeld, waaronder zij die uit
gesloten waren ook waren begrepen. Wat het voorstel
zelve betreft, zou hij er prjjs op stellen van B. en W.
te vragen wat zij onder huishouding verstaan. Heeft
iemand een huishonden, die een dienstbode heeft, die
kinderen of standverwanten bij zich aan huis neemt.
Zoo ja, dan zal ieder weduwnaar-onderwijzer, die geen
kinderen heeft en daar hebben ze gelijk in familie
bij zich innemen. Mocht ten slotte de raad er bij vol
houden om de woorden, »die kinderen tot hun last heb
ben" te laten vervallen, dan wil hij nog wijzen op dit
geval, dat iemand, die kleine kinderen heeft en die uit
besteedt en zelf op kamers gaat wonen buiten de be
paling zal vallen.
De Voorzitter vraagt den heer Cohen Stuart, of
hij thans nog een amendement zon willen voorstellen.
De heer Cohen Stuart bedankt daarvoor.
De heer Boelmans ter Spill geloott niet dat het
noodig is in te gaan op hetgeen de vorige spreker heeft
gezegd. B. en W. zullen voor elk geval uitmaken of
iemand een eigen huishouden heeft of niet. Een anthen-
thieke interpretatie kan niet worden gevergd. Even
terugkomende op de kwestie zelve ziet hij nog steeds
deze moeielijkheid, dat een onderwijzer, weduwnaar van
24 jaarde tegemoetkoming zal krijgen doch haar zal
verliezen indien hij voor zijn 28ste jaar hertrouwt; dat
moet men voelen is niet in den haak.
De Voorzitter vraagt of een der andere heeren
een amendement heeft.
De heer de Wit deelt het gevoelen van den heer
Boelmans ter Spill niet en gaat mee met den heer Staart
en wil ook steunen de weduwnaars beneden 28 jaar. Hij
geeft in overweging het voorstel te wijzigen als volgt:
»De tegemoetkoming voor woninghnur aan gehuwde
mannelijke onderwijzers en weduwnaars, die een eigen
huishouden hebbendie den leeftijd hebben van 28 jaar,
bedraagt f 100; zij wordt ook uitgekeerd aan weduwnaars,
die dien leeftijd niet hebben bereikt en kinderen tot hun
last hebben."
De heer Kraakman geeft den raad in overweging
het amendement - de Wit in de volgende vergadering te
bespreken. Niet allen schijnen volkomen op de hoogte
van de wijze, waarop de zaak dient geregeld te worden.
Men voelt wel iets van het bezwaardat weduwnaars
bevoordeeld worden boven de gehuwdenhij voor zich
had reeds gedacht aan een bepalingdat de toelage uit
gekeerd zou worden aan dengene die haar bereids genoot,
doch weet niet of ook dat juist is. Beter acht hij het
daarom te wachten tot de volgende vergadering.
De heer Cohen Staart ondersteunt dat voorstel
en zou B. en W. in ernst aanraden hunne gedachten
eens te laten gaan over de interpretatie van »een eigen
huishouding''. Daar de bepaling toch terugwerkende
kracht zal hebbenis er aan uitstel geen nadeel voor
belanghebbenden verbonden.
Het voorstel van den heer Kraakman wordt daarop
aangenomen.
7. Zetters voor 's Rijks directe belasting.
Ingevolge art. 4 der Wet van 5 April 1870 moet de
helft der leden van het college van zetters volgens den
daarvan opgemaakten rooster met het einde dezes jaars
aftreden,
Vóór 1 September a s. moet eene opgaaf van twoomaal
zooveel personen als leden te benoemen zijn aan den
Commissaris der Koningin dezer provincie worden in
gezonden.
Aan de beurt van aftreding zijn de heeren J. de Wit
Dz., A. Goede Dz. en C. Janssen Cz., die herkiesbaar zijn.
B. en W. stellen voor de opgaaf te doen luiden als
volgt: 1. J. de Wit Dz. 2. A. Goede Dz. 3. C. Jannsen
Cz. 4. M. Uitenbosch. 5. J. P. Kool Pz. 6. C. G. de Wild.
De opgaaf wordt samengestefd uit de voorgedragen
beerendie respectievelijk 14, 15, 12, 13, 14 en 15
stemmen verwierven, terwijl op de heeren Moens, Luiting
en Yonk ieder 1 stem was uitgebracht.
Zie vervolg Kersle blad.
Druk Herms. Ooster Zoon, Alkmaar.