Honderd en vierde jaargang.
1902.
ZONDAG
3 AUGUSTUS.
Verdroging yan Landerijen
door Waterleidingen.
NO. 92. Eerste blad.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Oonrant wordt Dinsdag-, Donderdag-
an Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f O,SOfranco door het
geheele ryk f 1,
3 Nnmmers t O,DO. Afzonderlijke nnmmers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlën
Per regel f Q, 15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOONVoordam 0 9.
Telefoonnummer 3.
Onder dezen titel geeft het N. v. d. D. in zijn num
mers van 29 en 30 Jnli naar aanleiding van het den
Velnwe-bewoners dreigende gevaar van wateronttrekking
ten behoeve van Amsterdam een uittreksel uit het rap
port in April 1901 door den heer H. J. Lovink
destijds directeur der Heide-Maatschappij, thans directeur-
generaal van Landbouw, in opdracht van den Minister
van Binnenlaudsche Zaken uitgebracht over de vraag naar
de noodzakelijkheid van beperkende bepalingen op dit
stnk in het belang van den landbouw.
Daar deze questie ook voor Alkmaar van groot belang
is vermoeneu wy onzen lezers geen ondienst te doen
een deel van dit uittreksel onder hunne aandacht te
brengen al ware het met geen ander doel dan om
hun opnienw met ernst op het hart te drukken, gehoor
te geven aan de zoo vaak door de waterleiding-maat
schappij alhier geuite klacht en de gruwelijke waterver-
spilling waarvan men hier ter stede zoo vaak getuige
kan zyn met alle kracht tegen te gaan.
Ziehier dan de voornaamste punten van bedoeld rap
port en de conclusies daaruit te trekken
De onttrekking van water uit gronden door waterlei
dingen heeft een verlaging van den grond
waterspiegel ten gevolge.
In hooge mate is de uitdroging merkbaar in de duinen,
vooral in da omgeving van de terreinen der Amsterdam
scbe en Haagsche Waterleidingwelker kanalen zich
over een zeer groot gebied uitstrekken.
In de Haagsche duinen worden weinig berkenboschjes
aangetroffen terwijl de duinen langs onze kust over 't
algemeen rijk zijn aan berkenboschen. Vele duinpannen
vindt men in het terrein van de waterleidingen, die door
den vlakken bodem door de humuBlaag die men er
aantrett en door de overblijfselen van de vroegere vege
tatie aautoonen dat voorheen op die plaatsen een
weelderige plantengroei gevonden werd.
In vroeger tijden vóór de waterleidingen haar zuig
armen door de duinen slingerden was de geheele duin
streek vochtig. Oude geschriften en mededeelingen van
onde duinbewoners bevestigen dit. Vele mededeelingen
vindt men omtrent schaatsenrijden op de plas
sen in de duinen.
Tegenwoordig is de toestand geheel anders.
Vóór het jaar 1875 toen de Haagsche Waterleiding
in werking trad waren de duinen in gunstige conditie.
Voornamelijk de lager gelegen vlakten waren over 't
geheel met berkenhout begroeid, terwijl nabij de dorpen
de lager gelegen gronden tot bouwland werden ontgon
nen wat destijds een middel van bestaan opleverde. In
dien tijd deed zich soms het zeldzame geval voor dat
de oogst mislukte, ten gevolge van te b o o g o n water
stand. In den winter stonden de meeste vlakten onder
water.
Toen nu in 1875 de waterleiding in werking trad,
was er in 't eerst geen nadeelige invloed te bespeuren,
daar de waterstand in de duioen bij Wassenaar ruim 3
M. hooger was dan nabij Soheveningen. Nadat deze voor
raad water verbruikt was, begon de uitdroging merk
baar te worden.
Het. eerst verdroogden debouwlanden,
die langs het kanaal gelegen waren, ter-
w jj 1 de berkenboschjes begonnen te
k w jj n e n.
Duidelijk was het waar te nemen, dat de uitdroging
zich over een prooter terrein uitbreidde. Deze werd be
spoedigd, doordat er van het oorspronkeljjke kanaal nit
spranken werden gegraven door het dnin, die het draineer-
gebied vergrootten.
Bij het uitbreidan der spranken werden de putten by
de vlakte van Waalsdorp droogdaarna de pompen in
de Meyendel, op de gronden van Baron van Pallandt.
Deze gronden stonden in den winter onder water, ter
wijl men nu het grondwater eerst op 2 M. diepte aantreft.
Wanneer men den weg van Wassenaar tot zee volgde,
zag men daar onderscheidene perceelen duingrond, die
bij een natten zomer door het hooge water onbebouwd
moesten blijven liggen.
Thans is het water daar een meter diep gedaald.
Evenzoo verdrogen de duingronden van Graaf Van
Stirum »de pan van Perseyu". Vroeger verdroogde de
grond daar zelden, doch thans moet men er het water
met kuipen aanvoeren om het vee van drinkwater te
voorzien.
Verschillende grondeigenaren brengen kunstmatig, door
oppomping, water in de slooten.
Gevallen van verdroging, zooals hier, zijn legio.
Zoo worden de duinen bij Haarlem zeer droog, ten
gevolge van de werking van de Amsterdamsche water-
leiding (opgericht in 1852).
In de Haarlemsehe duinen, ten Zuiden van Zandvoort,
is een klein boerderijtje, midden in 't duin, genaamd
»Het Paradijs". By het huis ligt een flink stuk grasland
en vele akkers. Vroeger werden door den bewoner 3
4 koeien gehouden. Het weiland leverde ruimschoots gras
en de bonwakkers wierpen goede vruchten af.
Thans is het weiland een dorre mosvlakte
met enkele grasboschjes. De droge kuilen toonen de plaat
sen aan, waar vroeger het vee dronk de akkers zijn
meest alle verlaten.
Het »paradijs" is een vwoestijn" geworden.
De nadeelige invloed schynt merkbaar te wezen zelfs
by het voormalige exercitieveld ten Westen van Haarlem
gelegen. De rentmeester van Elswoud deelt mede, dat
hij indertijd greppels moest laten graven, terwijl het veld
nu steeds geheel droog is.
Ook klaagt men algemeen, dat de aardappel-cnltuur in
de streken, waar waterleidingen bestaan, zeer a hteruit-
gaat. Vroeger leverde deze cultuur een winstgevend bestaan
op, doch thans krijgt men slechts in natte jaren een matig
beschot.
Wanneer men door de duinen in het gebied der water
leidingen wandelt, valt het op, zooveel talrijke verlaten
aardappelvelden men aantreft.
Vooral de Leidsche waterleiding bij Katwijk heeft haar
invloed doen gelden op de aardappelvelden. Daar liggen
tallooze stukken teelgrond, die vroeger voor aardappelen
dienden, thans geheel braak.
De achteruitgang van deze cultuur was een zware slag
voor de bevolking van Katwijk.
In de Schoorlsche duinen (Alkmaarsche Waterlef,
ding) zijn de meeste poelen en piassen, weike daar voor
een zevental jaren, zeifs nog in den zomer, met water
gevuld waren, geheel opgedroogd, terwijl die, waarin nu
nog geregeld water staat, zijn teruggebracht tot kleine
plasjes, welke ieder jaar kleiner worden. Verder hebben
de in de pannen staande ongeveer 30 50-jarige boomen
geleden, terwyl de houtgewassen (zooals de Picea ruora),
met vlak strijkende wortels, langzamerhand afsterven.
Maar ook dicht bij de dninen is verminderde water
toevoer merkbaar.
De beek te Aagtdorp was in de jaren 1894—1896
zelfs in den zomer nooit droog, terwijl de laatste jaren
deze gedurende den zomer geheel droog is en zelfs in den
winter weinig water bevat.
Hetzelfde verschijnsel is waargenomen bij een beek
aan den straatweg te Bergen eu bij meerdere beken in
het Bergerbosch, waarvan enkele zelfs geheel zijn opge
droogd.
In verscheidene huizen te Bergen zijn kelders, waarin
tot 15 en 18 jaar geleden in den winter >/2 totl'/j voet
water stond, terwyl de kelders nn droog blijven. (Alk.
maarsche waterleiding, aangelegd in 1885).
Voornamelijk ca het slaan van de bronpijpen is die
schade merkbaar geworden buiten het duin.
Dat meerdere wateionttrekking gevreesd wordt, blijkt
uit het raadsbesluit der gemeente Bergen, waarin aan de
waterleiding-maatschappij, volgens contraet, geweigerd
wordt om huizen, grenzende aan de gemeente Alkmaar,
van leidingwater te voorzien.
Dat niet alleen de duinwaterleidingen een nadeeligen
invloed oefenen op de bodemgesteldheid in de duinstreek,
maar ook op de meer binnenslands gelegen landerijen
moge uit het volgende blijken.
In de eerste plaats de omgeving van de prise d'eau
der Utrechtsehe waterleiding te Soesterberg.
By een woning, 800 M. ton Noorden van de prise d'ean,
moest men in het natte jaargetijde planken leggen om
van hieruit op den weg te komen; in 1900, toen de zomer
betrekkelijk veel neerslag gaf, verdroogde de pomp.
Het bouwland heeft hier ook veel geleden. Vroe
ger hadden de bewoners steeds volop vruch
ten, terwijl de oogst nn slechts in natte jaren
bevredigend is; in drogejaren mislukt de
oogst geheel.
Bovendien is het opmerkelijk, dat men vroeger steeds
zuiver water had, terwijl men nu algemeen klaagt over
onzuiver water.
Van veel beteekenis is ook het nadeel, dat de land
bouwers ondervinden, aangezien zij, zelfs bij een sterke
bemesting, toch kleiner oogsten van hunakkers
halen dan vroeger. Zoo kon men eertijds bjj een
geringere bemesting toch betere oogsten verkrjjgen dan
nn, zelfs bij een intensieve bearbeiding van den bodem.
Het grondwater is zoodanig gedaald en wordt zoo snel
onttrokken aan den bodem, dat do gewassen weinig nut
van het water hebben en de uitwerking van den mest
zeer gering is. Ditzelfde verschijnsel is ook geconstateerd
bij de aardappelteelt in de duinen.
Uit al het medegedeelde volgt, dat de Heide-Maat
schappij de meening is toegedaan, dat ten opzichte der
nadeelen, die waterleidingen aan derden kunnen veroor
zaken, wettelijke bepalingen moeten worden in het leven
geroepen. Deze bepalingen kunnen moeielijk een terug
werkende kracht hebben.
Maar wel mag er op gewezen worden, dat bij de steeds
grootere eischen, die aan de waterleidingen gestald zullen
worden, de nadeelen der wateronttrekking zich op den
duur in nog veel grooter mate zullen doen gevoelen.
Enkele cijfers mogen dit illnstreeren.
Er werden door de onderstaande waterleidingen verbruikt
de Amsterdamsche in 1856 2.6 millioen M3 water.
in 1899 8.13 M3
de Utrechtsehe in 1884 463,000 M3
in 1899 2,534,916 M3
de Leidsche in 1879 109,593 M3
in 1899 1,060,247 M3
de Haagsche in 1875 463,000 M3
in 1899 6,968,000 M3
Ook voor het binnenland geldt dit.
Wat zullen de gevolgen bij voortgaande uitbreiding
b.v. van de waterl ;ding te Soest, zyn?
En voor groote centra van bevolking zullen de bezwaren,
aan uitbreiding der waterleiding verbonden, nog grooter
worden.
Ongetwijfeld 'zullen de nadeelen aan derden berokkend,
tevens aanzienlijker worden.
Daarom is het gewenscht, dat een wet tot stand kome,
regelende de onttrekking van grondwater.
Thans is de toestand onhoudbaar.
De fout ligt in de omstandigheid, dat in ons Burger
lijk Wetboek geen bepalingen voorkomen, die voorzien
in de nadeelen, veroorzaakt door waterleidingen.
Er bestt „ütszekerheid, ieder grondeigenaar
is gerechtigd -.ej grond-watéf aan balende eigenaren, zon
der plicht tot schadevergoeding, te onttrekken. Het is
waar, dat, toen ons Burgerlijk Wetboek ontstond, men
nog niet aan waterleidingen dacht, daar men alleen op
een afvoer van water en een schade, die daardoor aan
derden kon toegebracht worden, het oog had.
Waaraan het moet worden toegeschreven, dat men
geen wijziging van 't Burgerlijk Wetboek aanhangig
heeft gemaakt, die deze materie regelde, is niet bekend
misschien is de vrees, dat de groote hygiënische belangen
de steden daardoor konden benadeeld worden, daaraan
niet vreemd.
Maar een aanvulling van 't Burgerlijk Wetboek be
hoeft volstrekt niet nit te gaan yan de gedachte, om het
aanleggen van waterleidingen moeilijkheden in den weg
te leggen. Dat de bezorging van goed drinkwater aan
de steden even goed een rjjks- als een gemeentebelang
is, zal wel door niemand ontkend wordeD, doeh dat be
hoeft daarom niet in zich te sluiten, dat belangen van
derden vrijelijk geschaad mogen worden.
Daarvoor kan en moet gewaakt women en het is de
plicht der Regeering er voor te zorgen, dat in de toe
komst geen verdere nadeelige gevolgen znllen voortvloeien
uithet onrecht matigontleenenvanwater
uit gronden van derden, die zelve geen
v oordeel, doch alleen nadeel daarvan kunnen on
dervinden. De kleine belangen moeten voor de groote
wijken het onttrekken van grondwater is voor de steden,
zoolang geen middelen bekend zijn, op andere wijze on
schadelijk drinkwater te verkrygen, een levensbehoefte.
Doch de belangen van zoovele eigenaren willens en
wetens te benadeelen, zonder recht op billijke schade
vergoeding, is een onrechtmatige daad.
Duidelijkheidshalve geven wij in 't kort ten slotte de
resultaten van het onderzoek
lo. Alle waterleidingen, die water aan den grond ont
trekken, op welke wijze ook, verlagen, in de practijk,
op den daar den grondwaterspiegel en veranderen hier
door de stroomrichting van het grondwater.
2o. Naarmate het water dieper aan den grond ont
trokken wordt, zal zich de invloed dier wateronttrekking
over eene grootere oppervlakte doen gevoelen.
3o. Het is onmogelijk eene bepaalde grens aan te
geven, tot waar zich de invloed van het verlagen van
den grondwaterspiegel zal uitstrekken, ook zelfs niet op
een bepaald tijdstip.
4o. Nadeelige invloed zal de verlaging van den grond
waterspiegel oefenen op den groei van die (cultuur-) ge
wassen, die door hunnen aard of door hnn gering wor
telstelsel zooveel water noodig hebben, dat zij vocht
moeten ontleenen aan het grondwater zelve of aan grond
lagen, die het water door opzniging van het grondwater
ontvangen.
Hunne cnltnnr wordt door onttrekking van water op
den daar zoo niet onmogelijk, dan toch zeer bemoeilykt.
5o. Gewassen, die door hnn aard of door 't bezit van
een diepgaand en uitgebreid wortelstelsel volstaan kun
nen met de hoeveelheid water, die in de hoogere grond
lagen aanwezig is en welke hoeveelheid slechts aangevuld
wordt door het regenwater, zullen bij eene verdere ver
laging van het grondwater geen of althans geen
groot nadeel ondervinden; ten minste, wan
neer zij van hnnne jeugd af het grondwater ontbeerd
hebben.
6o. De meeste boomsoorten, speciaal die, welke voor
de verbossching van dninen en zandgronden in aanmerking
komen, kunnen, voor zooverre de ervaring thans reikt,
volstaan met de hoeveelheid water, welke in de boven
lagen van den grond aanwezig is hnn wortelstelsel stelt
hen in staat bet benoodigde water over eene groote uit
gestrektheid op te nemen. De bonw van het wortelstelsel
moet hiermede echter verband honden,
Dientengevolge zullen bestaande beplantingen door
de onttrekking van water aan den bodem nadeel kannen
ondervinden, terwijl nienwe beplantingen daarvan niet
znllen Jijden. Aanleg van beplantingen op door water
leidingen geëxploiteerde terreinen kan dns hoogstens
moeilijker gemaakt worden, onmogelyk wordt deze niet.
7o. Het is gewenscht, dat eene wet tot stand kome,
regelende de onttrekking van water aan den bodem, in
zulk eene hoeveelheid, dat derden daardoor schade lijden.
8o. In afwachting van eene zoodanige wet mag door
de Regeering geen enkele concessie worden gegeven, be
treffende den aanleg van waterleidingen op Rjjksgronden
zonder een deskundig advies, w .arin de gevolgen der
wateronttrekkinq grondig zyn onderzocht, in verband
met mogelijke benadeeling van derden.