De Dorpsapostel. Honderd en vierde jaargang. 1902. ZONDAG Voltrekking van huwelijken. 14 SEPTEMBER. De Boeren-generaals te Amsterdam. FEÜILL ETON NO. 110. Eerste blad. AIKMAARSCHE OOIRAAT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag en Baterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaak f 0,80franco door bet geheele rijk f 1» 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. fa Telefoonnummer 3. Prys der gewone advertentlën t Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.} Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON Voordam C 9. De ondergeteekendeAmbtenaar van den Burger lijken Stand der gemeente ALKMAAR, Brengt ter algemeene kennis, dat door de gezamenljjke Ambtenaren van den Burgerlijken Stand dezer gemeente j mijd8 handen aan mij, mijne eebtgenoota en medekrijgs- is bepaald, dat met ingang van 25 September aan- J gevangenen hebben gedaan. Nooit zal het door mij ver staande, de voltrekking van huwelijken, waarvoor geene g0t,8n worden, dat, naast God, Gij bet zijt geweest, die gemeentebelasting is verschuldigd, zal plaats hebben op ong verblijf op St. Helena zoó hebt gemaakt, dat telkens Woensdag en Donderdag, beide dagen des morgens en iedermaal meer ons hart van dankbaarheid moest ÏO nre en dat das met ingang van bovengenoemde floppen voor Uwe vriendelijke hulpvaardigheid en mildheid, dagteekening geene kostelooze voltrekking van huwelijken j jk g6i00f dat het mij gegeven zal zijn ooit zulks daar, zoodra er maar eene gelezenheid voor te vinden was, Uwe stoffelijke gaven, door U gezonden, in mijn bezit kwamen en in honderden gevallen hebben meegewerkt om onze gevangenschap minder zwaar te maken. Dank, dui zendmaal dank voor al datgeen wat Uwe vrionde ijke en op Bondag meer zal plaats hebben. Alkmaar De Ambtenaar voornoemd., 12 September 1902. G. R I P P I N G. met een handdruk te kunnen herhalen, maar weet en laat ik het hier uit de volheid van mijn gemoed uitspreken, dat ik, terugkeerende naar Zuid-Afrika, met mij mede zal nemen in het hart, de herinnering aan, de steeds blijvende erkentenis van al het goede, door U aan ons gedaan. En zoo wil ik hiermede afscheid van U nemen, nit- OPM BHIMF aan mijne overzeesctae vrienden. Zoo is 't dan eindelijk beslist! Op den 3lsten van Meimaand is dan de vrede gesloten 1 Na ruim 2'/j jaar j gprekende den hartewensch, dat het U allen wel moge van worstelen en strijden, tijden, die gesproken hebben gaa£li dad; de goede God U zegene voor nwe liefderijke en zullen blijven voortspreken van moed en volharding, daden, U de verzekering gevende, dat tot aan mijne laatste van hoop en vertrouwen, is dan het lot gevallen en zal l0yea88t,Ond?n Gij allen met de hoogste erkentelijkheid mijn zoo innig geliefd Afrikaansch volk zich hebben te mjj en de mijnen in de dankbaarste herinnering zult mgn buigen onder het oppergezag van den overwinnaar Het is in deze regelen niet de plaats uit te wijden over het toekomstig lot van mijn vofk. Hoe hard het moge klinken, ziende op den Almachtige, den Heer der Heirscharen, moeten wij hierin erkennen Zijnen ondoor- groudelijken wil, Zijne alles besturende Vaderhand. En het voegt ons, arm menschenhatt, slechts te zwijgen en te berusten, en al is het dan ook met een bloedend hart, al is het zells stamelend, het uit te spreken »Gods wil geschiede". Weldra zal dan voor ons de tijd der bevrijding uit onze gevangenschap aanbreken. Meer dan twee lange jaren waren velen van ons hier te St. Helena in krijgsgevan genschap, en temgziende op die lange treurige dagen, blijven. Mocht hierop Gods zegen rnsten P. A. CRONJE, Generaal. St. Helena, 18 Augustus 19Ü2. Den 11 bezochten de Boerengeneraals Amsterdam. Zij werden begeleid door dan heer Wolmarans den heer Reitz en den heer Ferreira, secretaris van generaal de la Ray. Later voegde zich ook de heer Weasels bij het gezelschap. Bij het vertrek uit den Haag, merkte de heer Wol- marans onder het publiek een vwegeren strijder in hier doorgebracht waar mijn hart zoo geheel was dAèr, I *rd.Afrika die in deu oorlog zóó verrninkt verre weg op het veld van den strgd mgne j dat hij op krukken moet voortst.-ompelen. Dadelijk be- cfArd werd tusscheu hoop en vrees, ksn ik het uitspreKen, j dat deze jaren onder de vele trénrige, welke Ik al heb f™» de generaals zich te m.dden van de menigte om doorstaan, tot de treurigste van mijn leven gerekend I d*n persoon hartelgk de hand te drukken, kunnen worden. Mochten er, zoo de Heer wil, na deze bittere tijden, waar mijne levensjaren daar heen spoeden, mijne grijsheid mij wijst op de vergankelijkheid en broos- beid van een menschenleven, nog tijden van rust, van waarachtigen vrede voor allen aanbreken Maar ondankbaar, hoogst ondankbaar zou ik wezen, Te Amsterdam werden de generaals verwelkomd door de commissie van ontvangst uit wier naam mr. baron Roëli het woord voerde en door generaal Koolcom mandaat van de stelling Amsterdam kolonel van do Walplaats, commandant kolonel Boellaard der schut terij en den vice-admiraal Zeegers Veeeuens. Was de aankomst der trein door de overtalrijke meuigte lot f,.n Was UO MUUUlUBt uer UOIU UWl HO UIWIUIUJIW uiguigiw wanneer ik mijn oog alleen gevestigd hield op het treu- I hartehjk gejaich begrO0t de gee8tdrift Was rige, hier doorleefd. Waar de zielewonde was, is de Heelmeester en Troos- ter ook aan onze zijde geweest. Want hoe groot en hoe vele zijn zij niet geweest, die woorden van sympathie en bemoediging, mjj per brief van U, vrienden en vrien dinnen, van Nederland en elders ontvangen! Hoe heeft het mjj getroost, wanneer ik daar mocht zien en onder- onbeschrijflijk toen de generaals het station uittraden In de Nienwe Kerk werden de generaals ontvangen met orgelspel. Zij werden alhier toegesproken door prof de Louter nameas de Ned. Z. A. VereenigiDg, den heer j Bijleveld en dr. Visser. Ten slotte werd gezangen psalm 27:7, waarna dr. De het m0 getroost, wanneer ia u« - Vissel. het 8amenzlju 0indigde met het uitspreken van den ZnametW woord en dJTEn daad niet hJ allerminst, I oudtestamentische., zegenbede en de Boerengeneraals de want geroerd en getroffen is mijn hart geweest, wanneer öf ver en' Inmiddels speelde het orgel het Wilhelmus.' Ten Stadhuize werden de generaals met de gebruikelijke honneurs ontvangen en in de raadzaal door B. en W. en nagenoeg heel den raad opgewacht. De burgemeester in ambtsgewaad zeide, dat hij het een groot voorrecht achtte mannen als Botha, De Wet en De la Rey te mogen begroeten, Damen die op aller lippen zweven en de verpersoonlijking zijn van heldenmoed, vrijheidsliefde en ridderlijkheid. Generaal De Wet beantwoordde de toespraak das bur gemeesters in dezer voege Het was voor hem als ongeletterd mensch moeilijk het platform te bestijgen. Wij zullen getrouw en onderdanig bljjven aan de nieuwe regeering, nu en in 't vervolg maar, als er op ons geplaatst wordt iets, dat zelfs de getrouwste onderdaan des Konings niet kan torschen, dan zullen wjj nog wapenen van gerechtigheid hebben, waarmede ieder man mag vechten. Wij hopen echter dat wij die nooit zullen noodig hebben. Na afloop van het collation bij Couturier had de receptie plaats in het Paleis van Volksvlijt. Bij het binnenkomen der generaals speelde het orgel een aria nit Elias »Sei stille dem Herrn." Ongeveer 88 vereenigingen brachten den generaals hun hulde. Het défilé werd geopend door een viertal officieren van het 7e reg. infanterie. De vereenigiug van Speyk volgde en sprak een hulde aan de dappere generaals, gevolgd door een drievuldig saluut met het vaandel. Andere militaire vereenigingen of schietvereenigingen volgden. Zittende en antwoordende met een buiging namen de generaals de hulde aan, zijn er dames-leden van een der deputatiën dan verheffen alle drie zich van hun zetel. Ook aan vaandels bewijzen zij deze eer. De vereeniging »Het Koggeschip" legde aan de voeten der generaais een lauwerkrans. En voort ging de intermitteerende stoet, eentonig, ver moeiend voor de generaals, maar zij gaven van vermoeienis totaal geen blijk. Maar daverend weerklonk het hand geklap toen binnentraden een groep ontslagen krijgsgevan genen van Oeylon en Bermuda, die met een krachtig hoera de generaals begroetten. Een grootsch moment brak aan toen de generaals te half vier het tooneel in de groote zaal betraden onder hot spelen van het orgel. De hoera's overstemden de ge- wjjde klanken. Generaal Botha hield daarop een toespraak, o.a. zeg gende Tot uw vergadering te spreken is zwaarder voor mij dan de colonnes van den vjjand in 't veld te be stormen (bravo). Ontvangt namens mijn collega's onzen dank voor do prachtige ontvangst, die u ons hier van daag hebt toegedacht. Na twee en een half jaar oorlog is zulk een ontvangst voor ons zeer aangenaam, ook om in de toekomst kracht te vinden. Wij hebben niets meer gedaan dan onzen plicht betracht, maar er zjjn in Zuid- Afrika, die meer gedaan hebben, namelijk onze vrouwen en kinderen, heldinnen uit den oorlog. Als er 20.000 vrouwen en kinderen io het graf liggen, spreekt het Roman naar het Duitsch van LUDWI0H GANGHOFER DOOE W. ZAALBERG. Uitgave van H. J. W. BEOHT te Amsterdam verkrijgbaar a f 4,50 bij de Uitgevers dezer Courant. 38) Als een door licht verblindde kever, vloog hij op de kaars aan, die in de gang op den grond brandde. En toen naar boven, naar zijn kamer, alsof hij weg moest loopen voor iemand, dien de nachtwacht beweerde gezien te hebben in den tuin van de hnisjesflikster. Boven in de kamer stond hij als een radeloozp en keek naar boven, om aan de door de kaars verlichte zoldering de matte lichtvlek van de straatlantaarn te zoeken, waarin zulke merkwaardige dingen waren te zien als in een heksen- spiegel en schudde de schouders en keek het omge woelde bed aan, alsof hij bang werd voor de tweede helft van dezen nacht. Maar een glimlach der verlossing gleed over zijn gelaat Er was een gedachte door zijn brein gevaren en die ge dachte was reeds een besluit. Hij plaatste den blaker op de tafel en begon zich te verkleeden, het zondagspak te verwisselen voor het weekpak. Hij deed alles met bevende handen, met een haast, die hem schier den adem benam. En toen hij aangekloed was tot. op zijn schoenen na, hing hij de bijl aan een leeren riem om zijn schouders, nam de zwaar beslagen Dergbestjjgers en de leereu knap zak in de eene hand, den blaker in de andere en zonder geluid te maken ging het toen de trap af naar beneden. De kenkendenr piepte een weinig. Hij schrok er van en het ontlokte hem een ♦sakre In de provisiekamer stopte hij een wegge, een reep rookvleesch, een doos met meel en eieren in den knapzak. Zonder een beetje geraas ging dat alles niet. En toen hij in het voorhuis op de onderste traptree zat en de scnoenen won aantrekken, viel een van die zware spijker laarzen met een plof op den vloer. Onmiddellijk klonk van uit de kamer de stem van Waldbofer: »Hé! Wie haspelt toch daar buitenom? Zoo midden in den nacht Roman was opgesprongen, a's had zijn vader hem zoo al niet op een verkeerden weg dan toch bij een zonder ling stukje verrast. En in het eerste oogenDÜk wist hij niet wat hij doen zou spreken of zwjjgen. »Hé. Wat is 'r dan Toen opende hij de kamerdeur en riep door het donker naar zijns vaders bed: »ik ben 't!" Zijn stem klonk heel en al heesch. »Wat Jij? Kom jij me zoo laat uit de herberg thuis »Nee nee Maar weggaan doe'k." Toen Roman dat zei, speelde een leeiijk toeval'' hem de poets, om de torenklok juist twaalf uur te laten slaau. En alsof Roman om een of andere reden de tor nklok overochreeuwen won, riep hij mot luide stem»ik ga naar boven naar de houthakkershutten zien, om morgen de kueents het werk te kuuneu wijzenomdat omdat Hanspeter ziek is Waldhofer scheen eerst van zijn groote verbazing te moeten bekomen, want het duurde een poosje, eer bij riep: »maar jongen, be'j gek geworden? Naar boven naar de hutten Om twaalf' nar in den nacht Maar Roman had de kamerdeur al dichtgetrokken. De kaars uitblazend, stapte hij met den voet in de tweede schoen en zonder dat hij de moeite nam om eerst de riemen vast te binden, schoot hij de huisdeur uit. Onder de glinsterende sterren rende hij het erf over en de straat op, alsof zijn vader hem achterna zat, om zijn zoon voor een vernuftig' gesprek vast te houuen. Eerst daar, waar de straat naar den kant der kerk eene buiging maakte, hield hij ademloos stil en boog zich neer om de riemen va- zijn klapperende schoenen vast te maken. Eer hij zich weer oprichtte schoof hij zijn hoed achterover, veegde met zijn mouw langs zijn heet voorhoofd en gluurde zwaar ademhalend en diep in gedachten verloren over de heg naar de Wondhoeve. »Heeregod, wat is dat een zondag geweest!" Had bij niet op dezen eenen zondag meer beleefd dan in de twintig jaren van zjjn aardsco bestaan. En het scheen hem toe, alsof er een halve eeuwigheid verloopen was sedert het, mogenuur, waariu hjj Hanspeter uit zijn slaap opgetrommeld had. Hij werd uit zijn sombere gedachten gewekt door het gejoel en gedoedel, dat uit de herberg klonk. Die kun nen vrooljjk wezen bromde hij in gloeiende opgewon denheid bij zich zeiven. Vervolgens zuchtte hjj, zag met bekommering de koudenachtgrauwe bergen aan en begon te loopen, moe en langzaam. En achter hem, uit de herberg klonk het, heel ♦snaaks- fideel en met hooge bovenstem gezongen ♦Net zijn, bij mekaer blijvennnn Net zijn, bij mekaer bljjvennnn 't Kan reegnen 't Kan waaien Of ook sneeuwennnn bij nacht 't Kan reegnen 't Kan waaien Of ook sneenwennnn Dat fraaie lied waarin de ♦n" als zesde klinker een gewichtige rol speeldewerd gezongen door vier wit harige boertjes die hunne koppen bijeenstaken en de ellebogen zoo breed nit,spreidden dat de beele tafel was ingenomen en er enkel nog ruimte overbleef voor de tee- derlijk omknelde bierkroezen. Die vïer waren in de groote gelagkamer de laatste gasten. De rijkelijk genoten spiritus had zooveel vuur ontstoken in hun witharige hoofden dat ze voor moeder thuis" heelemaal niet bang waren maar in doezelige zaligheid een stukje van hun lang ver vlogen jeugd uit de herinnering opdiepten en met de rumoerige knapen in het ♦hol" iu onderlingen wedstrijd jodelen wilden. Maar hunne dunne beefstemmen konden togen het spek-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1902 | | pagina 1