Honderd en vierde jaargang.
Vrijdag 7 Nov. 1902.
Zitting van den Gemeenteraad
L.
op Woensdag 5 Not. 1902
NOj 133. Tweede blad.
TAK ALHHAAR,
's namiddags 1 nar.
Voorzitter de Burgemeester, de heer Gr. Ripping.
Secretarisde heer C. D. Donath.
Tegenwoordig 14 leden.
Afwezig de heer Stoelwegens ongesteldheid, de heer
de Sonnaville wegens uitstedigheid en de heer Jansen.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen
en goedgekeurd.
1. Mededeellngen en Ingekomen stukken.
Ingekomen zijn
a. Een adres van mej. Kooyker, onderwijzeres aan de
Meisjesschoolwaarin zij intrekking verzoekt van het
raadsbesluit d.d. 29 October, waarbij zij op haar verzoek
eervol werd ontslagen. Bij dit adres zijn gevoegd de
adviezen van het hoofd der school en den arr.-schoolop-
ziener, die beide gunstig luiden.
De Voorzitter zegtdat de wet op het lager
onderwijs in gevallen als dit niet voorziet. Hjj acht het
echter niet in strijd met den geest der wet, indien aan
het verzoek wordt voldaan en mej. Kooyfefer, als onder
wijzeres blijft gehandhaafd. Mocht een der leden van
den raad van een ander gevoelen zijn dan zal hij dat
gaarne vernemen. Indien de raad bezwaar maakt, zal
opnieuw een benoeming moeten plaats hebben.
De heer Kraakman meent, dat er geen bezwaar
bestaat om deze verdienstelijke onderwijzeres te handhaven.
Waar de Voorzitter zegt, dat het niet in strijd is met
den geest der wet, lijst de vraag of het ook in strijd is
met de letter der wet Zoo niet dan weet spr. niet in
welke moeilijkheid men zou kunnen komen, door het
besluit in te trekken rijzen er moeilijkheden dan zullen
die op de een of andere wijze wel kunnen worden opge
lost en misschien kan men die voorkomen, door, voor
zooveel noodisr, opnieuw te benoemen, onder intrekking
van het verleende ontslag.
Hij geeft dit in overweging. Achten B. en W. die be
noeming niet noodig, dan zal hij zich daar gaane aan onder
werpen. Voor zich zelf zou hij niet denken, dat, waai
de wet het terugkomen op een verleend ontslag niet ver
biedt een herbenoeming noodig is, te meer, wijl het ver
zoek gedaan wordt op een tijdstip, waarop de onder
wijzeres nog in functie is, nog voordat een nieuwe op
roeping is gedaan. Daarom vooral komt het hem voor,
dat intrekking van het ontslag voldoende is en kan hij
meegaan met het voorstel van B. en W.
De Voorzitter gelooft, dat oen benoeming op dit
oogenblik wel in strijd zou zijn met de wet, daar die
geschieden moet volgens vaste regelen. Intrekking van
het beBluit der vorige vergadering is voldoende.
De heer Cohen Stuart is van een ander gevoelen
en verklaart buiten stemming te zullen blijven.
Daar niemand hoofdelijke stemming verlangt, wordt
zonder stemming het intrekken van het besluit, waarbij
het ontslag is verleend goedgekeurd.
b. Adres van den beer H. G. T. Mann, gemachtigde
van de eigenaren van het terrein aaE den Westerweg,
houdende enkele bezwaren tegen de voorwaarden neer
gelegd in het ontwerp besluit van B. en W. in zake de
goedkeuring van een bouwplan op en de overname van
straten in bovengenoemd terrein.
Te behandelen by punt 8 der agenda.
c. Brief van den heer J. J. T. Koog, waarin hij onder
dankbetuiging voor zijn benoeming tot leider van de
herhalingsschool voor jongensverklaart die benoeming
aan te nemen. Voor kennisgeving aangenomen.
d. Verzoek van den heer H. Kooyman om het spuit-
huis in de Ridderstraat aan hem af te staan, roet dien
verstande, dat hij een ander spuithuis ter plaatse aan de
gemeente overdraagt.
Gesteld in banden van B. en W. om bericht en raad,
nadat de heer Kraakman heeft in overweging ge
geven, om eens na te gaan, of het wengchelyk is den
grond in eigendom af te staan, zooals adressant dat ver-
largt. Nader overleg met adressant, alvorens B. en W.
den raad ter zake het een of ander voorstel doen, komt
hem zeer gewenscht voor.
2. Verordening op het heffen van
begrafenisrechten.
In de vergadering van 29 October jl. staakten de
stemmen over het voorstel van den heer Glinderman om
degenen, die minder dan f 40 uit een begrafenisfonds
ontvangen, van de begrafenisrechten vrjj te stellen.
Thans was dus een nieuwe stemming noodig.
Alvorens daartoe over te gaan, vraagt de Voorzitter,
daar de heer de Groot een vraag wenscht te doen, of
de raad het goedvindt de discussie over dit voorstel te
heropenen.
Daar niemand bezwaar heeft, krijgt de heer d e G r o o t
het woord en vraagt, of het de bedoeling is, dat iedereen,
die minder dan f 40 uit een fonds trekt, zal worden
vrijgesteld, of dit dus ook geldt voor vermogenden.
De heer Glinderman antwoordt, dat het alleen
on- en minvermogenden geldt, de vermogenden vallen
daarbuiten, zooals uit het artikel ook blijkt.
Het amendement wordt daarna in stemming gebracht.
Ook thans staken de stemmen, 7 tegen 7, zoodat het als
verworpen wordt beschouwd.
Tegen stemden de heeren Boelmans ter Spill, de Groot,
Bosman, van den Bosch, Cohen Stuart, de Wit en de Lange,
De heer Kraakman zegt nu, dat door hem in de
vorige vergadering een amendement is ingediend, dat de
zelfde bedoeling bad als dat van den heer Glinderman.
Uit artikel 2 volgt, dat zelfs zij, die voor een kind f 5
of f 10 uit een fonds trekken, de rechten moeten be
talen. Dien regel zou hij niet zoo algemeen willen laten,
er kunnen zich gevallen voordoen, dat waar zelfs een
hooger bedrag wordt- uitgekeerd, vrijstelling noodzakelijk
is. Daarom handhaaft hij thans zijn ameudement om B
en W. de bevoegdheid te varleenen, dat zij in bijzondere
gevallen ontheffing toestaan. Hij stelt dientengevolge
voor, aan het artikel toe te voegen »B. en W. zijn be
voegd in bijzondere gevallen aan te nemen, dat het on
vermogen bestaat.''
Da heer Glin der man zon gaarne weten, hoe B.
en W. over dit amendement denken.
De heer de Wit- (wethouder) gelooft, dat or zich vele
van die gevallen zullen voordoen, en is er daarom niet voor.'
De heer Boelmans ter Spill (weth.) zon er zien
mee kunnen vereenigen.
De heer Glinderman gevoelt veel voor de bezwaren
van den heer da Wit.
De heer Uitenbosch kan in geen geval met het
amendement Kraakman meegaan. Uit de gehouden stem
ming is het hem gebleken, dat de raad niets gevoelt voor
do proletariërs, die het zoo zeer noodig hebben. Hij zal
er toe medewerken, dat B. en W. ten dezen gebruik
zulleu kunnen maken van willekeur, daarom zal hij tegen
stemmen.
De heer Kraakman komt er tegen op dat men
aan zijn amendement een zoodanige bedoeling toeschrijft,
't Is niet om aan B. en W het recht van willekeur te
geven, doch alleen om hen te machtigen het te scherpe
van de bepaling te verzachten.
De heer OohenStuart gelooft, dat de heer Uiten
bosch vertoornd is, dat het amendement Glinderman
is gevallen. Nu te zeggen, dat de raad niets gevoelt voor
de proletariërs is een onjuiste redeneering. In de vorige
vergadering heeft hij den heer Uitenbosch gezegd, dat
hij het amendement wel zou willen steunen, Het is echter
niet te ontkennen, dat, indien men t 40 trekt uit een
fonds voor de begrafenis van een kind, daarvan wel wat
overgehouden wordt. Hij ondersteunt het voorstel Kraak
man, omdat zeer zeker daardoor den minbedeelde wordt
tegemoet gekomen. Aan wat den heer Uitenbosch wille
keur van B. en W. noemt" zal het zelfs vrijstaan, ook
waar de uitkeering meer is dan f 40 vrijstelling te ver-
leenen. Hij gelooft dan ook, dat men niet het recht heeft
om te zeggen »de raad gevoelt niet voor het proleta
riaat", dat is een machtspreuk, die hij vergelijkt bij,
»pak de leuning'' of »hup, Oato".
De heer Uitenbosch antwoordt hierop, dat de
vorige spreker niet op de hoogte is, de uitkeering voor
een kind bedraagt hoogstens f 8 doch 't geldt hier ook
de ouderen en hij verzekert den heer Cohen Stuart, dat
van een som van f 40 voor een begrafenis niets veel over
blijft, ja menigmaal komt men nog te kort.
De heer Cohen Stuart wil graag aannemen, wat
de heer Uitenbosch zegtdoch blijft van n eening, dat
de beer Kraakman met ziin amendement thans den ou-
vermogenden grooter dienst bewijst, dan de heer Uiten
bosch, die tegen zal stemmen, Het groote verschil in
deze is de vrees voor willekeur, en al is hij geen blinde
volgeling van B. en W. toch heeft men geenzins het recht
om te zeggen, dat het aan de willekeur van hen wordt
overgelaten.
De heer Uitenbosch roert nog aandat het
het eergevoel van den arbeider kwest, als hij zich zal moe
ten wenden tot B. en W. met verzoek om vrijstelling.
De Voorzitter betwjjfelt dat. Er worden wel an
dere dingen gevraagd en het blijkt dan volstrekt niet
dat het eergevoel wordt gekwetst, dat hangt er van af,
hoe de zaken worden behandeld.
De heer van den Bosch zal niet ontkennen, dat
het onaangenaam is te vragen doch wie dat op beschei
den wijze doet, kan dat doen zonder dat het vernedert.
Voor verscheidene zaken is vragen noodig en of daardoor
het eergevoel wordt getroffen hangt er van af, op welke
wijze de verzoekers worden ontvangen. Hij ontzegt den
heer Uitenbosch ook het recht om te zeggen, dat men
niets voor de prolectariers voelt j er zijn schitterende
voorbeelden om het tegendeel te bewijzen en hij gelooft
niet, dat er veel Alkmaarders zijn, die verdienen, dat
hun dat wordt verweten.
De heer de Groot verklaart zich voor het amende
ment Kraakman hij heeft genoeg vertrouwen in B. en
W. ten dien opzichte.
De heer Kraakman zegt, om te voorkomen, dat
er aan zijn voorstel een interpretatie wordt gegeven, dat
er niet in ligt, dat B. en W. niet alleen vrijstelling
kunnen verleenen, indien de uitkeering 5, 8 of 10 gul
den bedraagt, doch zelfs wanneer die veel hooger is.
Bovendien 't is geen kwestie van een aalmoes. B. en W.
verk'aren eenvoudig in bi2ondere gevallen de belasting
niet verschuldigd. Het amendement in stemming gebracht
wordt daarop aangenomen met 11 tegen 3 stemmen.
Tegen de heeren Glinderman, de Wit en Uitenbosch.
Nadat nogi zonder hoofdelijke stemming is goedge
keurd, dat in de 3e klasse een graf in eigendom kan
worden afgestaan voor onbepaalden tijd voor een bedrag
van f 12 en voor 10 jaren voor f4 wordt de geheele
verordening thans goedgekeurd.
3. Hecht van uitgang op de Westlaan
en Westerweg.
De heer A. Asjes Ez. alhier heeft zich tot den raad
gewend met het verzoek, hem te vergunnen een uitgang
le maken op de Westlaan en daartoe 2 M. zandwal te
mogen afgraven.
Tegen inwilliging van dit verzoek bestaat, naar het
B. en W. wil voorkomen, geen bezwaar, waarom zij in
overweging geven de vergunning tot wederopzeggings
te verleenen.
De heer N. Berger te fleiloo heeft verzocht, om ten
behoeve zijner boerderij, een uitgang te maken op den
Westerweg.
B. en W. stellen voor, die vergunning eveneons tot
wederopzeggens te verleenen.
De heer Bosman zal zich bij dit besluit nederleg-
gen, maar waarschuwt er toch tegen, dat niet al het
geboomte langs den westerweg langzamerhand verdwijnt;
't is een goede beschutting voor den Hout.
De Voorzitter merkt op, dat er beschutting
blijft als er huizen komen, die doen dan denzelfden
dienst als thans het geboomte, dat toch al niet zoo
mooi is.
Het voorstel wordt goedgekeurd.
4. Tegemoetkoming ln de kosten door de
Alksvaarsehe Tramvereenlging gemaakt,
ln verband met uitgevoerde publieke werke
Op het verzoek van het bestuur der Naamlooze Ve
nootschap »Alkmaarsche Tramvereeniging" om de door
de genoemde Vennootschap gemaakte kosten, in verband
met het verbeteren van den Stationsweg en het maken
van eene nieuwe Bergerbrug, hetzij geheel of gedeeltelijk
aan haar te vergooden meenen B. en W., dat gunstig
kan worden beschikt.
De door de Naamlooze Vennootschap ter zake ge
maakte onkosten hebben bedragen f 849,81, stel in rond
cijfer f 850. Hieronder is begrepen een bedrag van pl.m.
f 200 voor het aanschaffen van een wisselstuk 't welk
thans nog voorhanden en bruikbaar is dat op eene
waarde van f 100 geschat kan worden zoodat de on
kosten kuDnen geacht worden f 750 te hebben bedragen.
B. en W. stellen daarom voor aan de Naamlooze
Vennootschap sAlkmaarsche Tramvereeniging" zonder
prejudice voor het vervolg in verband met art. 3 der
concessie-voorwaarden, eene som van f 375 uit te keeren
als tegemoetkoming in de door haar gemaakte kosten.
(De heer Cohen Stuart, bestuurslid der Tramver
eeniging verlaat tijdelijk de vergadering).
De Voorzitter brengt bij dit punt in behandeling
het adres der Tramvereeniging ingediend in de vorige
vergadering en inhoudende hot verzoek om een hoogere
som aan haar uit te keeren.
Bij dit adres is gevoegd een exploitatie-rekening die
aangeeft dat de schade, door de Vereeniging geleden,
ongeveer f 1200 bedraagt.
De heer Kraakman vraagt of B. en W. persis-
teeren bij hun voorstel om f 375 nit te keeren.
De Voorzitter antwoordtdat het college van
B. en W. te dien opzichte verdeeld is. Met den heer
de Wit was hij van oordeel dat geen hooger bedrag
noodig was, terwijl de hear Boelmans ter Spill met een
hoogere uitkeering zou kunnen meegaan. De meerderheid
achtte de gratificatie aan den heer Boogh ter grootte
van f 100 wel wat hoog voor een vereeniging die zooveel
finaneieele schade heeft geleden. Wat verder de schade
betreft door ontsporingen veroorzaaktdat is niet te
wijten aan de gemeentedoch daaraandat de rails
niet goed zijn gelegd. Het wisselstuk behoudt altijd zijn
waarde en kan gebruikt worden bij eventuoelo uitbreiding
der lijn. Een andere overweging die de meerderheid er
toe heeft geleid om bij hnn voorstel te big ven is, dat
de tram in de laatste jaren wel geen hoog doch een
redelijk dividend heeft uitgekeerd. Nog werd opgemerkt,
dat de gemeente de hulpbrug over de Geestersingel zoo
heeft ingericht dat de tram er over kon wat meerdere
kosten met zich heeft gebracht.
De heer Boelmans ter Spill, door den Voor
zitter uitgenoodigd ook zjjne zienswijze aan den raad
mede te deelen zegt dat hjj niet in bijzonderheden zal
treden. In de vergadering van B. en W. is afgesproken,
dat ieder zich zijn stem zal voorbehouden. Hij zal als
minderheid geen voorstel doen doch vóór een eventueel
voorstel uit den raad, verhooging van het bedrag be
doelende stemmen.
De heer de Wit merkt nog op dat het geringer
vervoer niet zjjn oorzaak vindt in de verrichte gemeen
tewerken er is geen stagnatie geweest. Andere oorzaken
bestaan daar zeker voor en daarom acht hjj dit geen
motief voor een hoogere tegemoetkoming.
De heer Bosman vindt die vele ontsporingen ook
wel wat vreemd en vraagt zich afof dat niet is te
wijten aan eigen schuld.
De Voorzitter is het daarmede eens.
Het voorstel van B. en W. wordt daarna zonder hoof
delijke stemming goedgekeurd.
5. Het dempen van een gedeelte sloot
aan den Bergerweg.
De heer J. P. van Leeuwen heeft zich tot den Raad
gewend met het verzoek om een gedeelte sloot, gelegen
vóór een hem toebehooreud bouwterrein aan de Wog-
numsche buurt te rnogun dempen en om hem een recht
van uitgang te verleenen van bedoeld bouwterrein op
den Bergerweg.
Daarop dienende van bericht en raad deelen B. en W.
mede, dat er tegen de inwilliging van dit verzoek naar
hunne meening geen bezwaar bestaat. Integendeel geloo-
ven zjj, dat met het dempen van dit overigens vuile
slootje een goed werk wordt verricht, zoodat zij voor
stellen het gevraagde recht vau uitgang te verleenen.
Goedgekeurd. (De heer Cohen Stuart was inmiddels
weer in de vergadering teruggekeerd).
6. Terkoop van grond aan Zevenhuizen.
Bij adres dd. 11 September 11. heeft de heer C. Kieft
zich tot het college van B. en W. gewend met het ver
zoek aan hem in koop af te staan 2 strookjes grond aan
Zevenhuizen het eene gelegen vóór het perczel sectie A
no. 2867, het andere beoosten daarvan. Een beschikking
op dat adres behoort echter tot de bevoegdheid van
den raad.
Tegen het afstaan van het eerste strookjs gemeente
grond bestaat geen bezwaar. Integendeel zal daardoor
een onregelmatige lijn ophouden te bestaan. Aan den
afstand van het andere strookje zonden B. en W. echter
niet gaarne medewerken, omdat daarmede de rioolsteeg
te veel versmald zou worden en het fundament van den
eventueelen bouw te dicht bij het riool zou komen.
In verband daarmede geven zij in overweging te be
sluiten aan den heer C Kieft af te staan een stukje
gemeentegrond ter grootte van pl.m, 2.3 M2. gelegen
vóór zijn perceel aan Zevenhuizen, voor eene som van
f 23, berekend naar f 10 per M2.
Goedgekeurd.