Ons gezag in Nederlandscti-Mic, De Dorpsapostel. Honderd en vierde jaargang» Zondag 16 Nov. 1902. Stadsberichten. FEUILLETON. NO® 137» Tweede blad. Als straks de Tweede Katner weer bijeenkomt is de behandeling der Indische 'oogrooting aan de orde. Zij zal verdedigd worden door een anderen minister dan die haar indiende. Het is een merkwaardig feitdat thans de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië en de Nederlandsche minister van koloniën beiden militairen zijn. Niemand zal er zich over verwonderen dat deze omstandigheid ook in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer wordt ter sprake gebraoht. Eenige leden vonden daarin reden tot bezorgdheid. Zij vreesden voor nieuwe verhooging van uitgaven voor leger en vloot die toch reeds stijgende waren. Zijn de uitgaven voor militaire doeleinden in Nederland waar zij omstreeks een vierde deel der gezamenlijke uitgaven van den Staat uitmaken, reeds een zware lastdrukkender nog zijn ze in Indië waar ze niet minder bedragen dan een derde van de totaal-uitgaven. Hoe zal Indië dien last kunnen dragen, als bij nog verzwaard zal worden terwijl ook door de regeering wordt erkend, dat de welvaart onder de inland- sche bevolking en ook onder de lagere klassen der Eu- peesche maatschappij op Java afneemt Ongetwijfeld staan we hier voor moeilijke vragen. De verdediging van Java is een vraagstak dat sinds jaren hangende is hoe men er over denke men zal eindelijk tot een beslissing moeten komen en te recht mag de eisch gesteld worden dat vermits toch niet tegen alle gebeurlijkheden voorziening mogelijk is wij ons tot het allernoodzakelijkste dienen te bepalen. Zorg voor de welvaart der bevolking staat ook hier bovenaan want onbetwistbaar iswat in het Voorloopig Verslag nog eens wordt herinnerddat het beste middel om ons gezag in Indië te handhaven is de tevredenheid der be volking de erkenning van den heilzamen invloed van ons bestunr. In dit opzicht is het bemoedigend wat de heer Van Kol na zijn terugkomst uit Indië mededeelt omtrent den toestand van het kortelings zoo fel geteisterde Lombok. Over de vraag, of de expeditie van enkele jaren geleden door beter beleid te voorkomen ware geweest zal wel altijd verschillend worden gedachtzonder dat men elkander zal kunnen overtuigenmaar dat onze tusschenkomst en de vestiging van ons bestuur in de plaats van het vroegere Vorstenhuis van weldadigen invloed zijn geweest voor land en volk zal het Neder landsche volk met groot genoegen van dezen reiziger gehoord hebben. Hij zegt ons, dat geheele landstreken die vroeger onbebouwd lagen en het tooneel waren van herhaalde bloedige botsingenin schoone vruchtbare akkers zijn herschapen en de elkander weleer zoo vijandige volksstammen in volkomen vrede leven de verbetering van den toestand erkennende. Ook in Atjeh, wat althans het steeds grooter wordende deel des lands betreftwaar ons gezag voor goed is gevestigd doet zich hetzelfde heugljjke verschijnsel voor. Roman naar het Duitsch van LÜDWIOH GANGHOFER DOOR W. ZAALBERG. Uitgave van H. J. W. BEOHT te Amsterdam verkrijgbaar f 4,50 bij de Uitgevers dezer Courant. 60) «Zoo En van de jongens «Daarvan mankeeren m'r twee. De Standamerknecht die zal weten waarom. En de goeie Hanspeter. Maar die moet toeh alweer beter wezen. Toen 'k 'm gisteren bezoeken wou, was hij niet thuis. Maar daar heb 'k geen zorg voor, die haalt 't wel in." »Ja, ja, en kom nou, Hoogeerwaarde, 't eten wacht." Mijnheer Felicianus ging naar de helder verlichte kamer stak het brevier op het boekenrek en liet zich op de sofa zuchtend in de kuil vallen. Katrien lei het kussen onder hem. Daarna droeg ze op. En met de handen ge vouwen over haar boezelaar bleef zij staan en wachtte, hoe het smaken zou. Toen hij echter in 't geheel niets zei, slechts al maar door met den lepel roerde en ver volgens met den vork de hapjes door elkaar knoeide, trok zij gekrenkt den zoom van haar boezelaar door de han den. «En 'k heb 't van daag zoo goed voorgehad 1" »En daarom heb je me kreeftensoep en ingemaakte kar pers klaar gemaakt? Ik dank je wel, lieve Katrien Maar kijk, dat is niet loos van je I Iets goeds smaakt iemand alleen op dagen, waarop men vreugde beeftmaar moet men veel bitters slikken, dan krijgt het goede daarvan ook een bjjsmaak. Ik zeg 't je. Katrien zoo te moeten kijken in honderd harten, tot onder in den diepsien schuil hoek menigmaal, God zij dank, doet 't 'n mensch zoo goed wat hij daar zietmaar die anderen alle I En met geduld nog te moeten raden, wat ze verzwijgen B'echtgeheim Ja, ja 1 't zal wel zoo zijn moeten en heeft ook zijn goedsEen pleizier heeft men zelden te ver zwijgen en dikwijls moet men een ongeluk laten ge schieden, omdat men 't niet uitflappen mag en veranderen Het Nederlandsch bestuur kan dus een weldaad zijn voor de bevolking maar het is er verre vandaan, dat ons bestuur zich over alle deelen van de groote eilanden - wereld, die wij Nederlandsch-Indië noemen, heeft ver breid. Geheele landen worden bestuurd door inlandsche vorsten, die ons oppergezag erkennen, en in andere streken bestaat dat gezag alleen in naam. In de neiging tot uit breiding van ons gezag zagen volgens het voorloopig ver slag eenige leden ernstig gevaar. Dat zijn naar hun oor deel imperialistische en militaristische neigingen, waar tegen de volksvertegenwoordiging verplicht is zich te verzetten. Zoo min op gewelddadige als op vreedzame wijze behoort er naar hun gevoelen gestreefd te worden naar uitbreiding van ons gezag in Nederlandsch-Indië. Onze taak zou boven onze krachten gaan, indien ons bestaan in den geheelen Indischen archipel de politie-zorg voor rust en orde op zich ging nemen. Daarom zou reeds op de vestiging van ons bestuur in Nieuw-Guinea terug gekomen moeten worden. Wat hier ter sprake gebracht wordt, is inderdaad een zeer ernstige vraag, waarop het antwoord echter niet zoo eenvoudig is, als door deze Kamerleden in enkele woor den wordt gegeven. Vergeljjkt men den geheelen Neder- land-Indisehen archipel en de vele millioenen zijner be volking met het kleine Nederland in Europa, dan zou men allicht geneigd zijn hun gelijk te geven, maar hier is het niet de getalsterkte of de legermacht die beslist. Het is het beleid, waarop alles aankomt. Toch zal men met deze voorstanders van beperking van ons gezag in Indië op dat punt moeten instemmen, dat alle lust om den opperheer te spelen, zich te doen gelden omdat deze geheele eilandenwereld nu eenmaal Nederlandsch-Indië heet, alle uitingen van militairen overmoed en van het geen thans imperialisme wordt genoemd, onvoorwaardelijk afgekeurd en bestreden moet worden. Er moet niet naar uitbreiding van ons gezag gestreefd worden. Doch iets anders mag niet uit het oog worden verloren. Door ons en Nederlandsch-Indië te handhaven, nemen wij ver plichtingen op ons en hebben wij een taak te vervulleD, waarvan wij de grenzen niet naar ons eigen genoegeu kunnen en mogen bepalen. Zeker, wij moeten voorzichtig en bedachtzaam zijn, nooit onze krachten overschatten, noch te veel hooi op de vork nomen want wij zijn een klein volk, onze macht is gering, en gering zijn ook onze geldmiddelenmaar een koloniale mogendheid heeft, thans meer dan ooit, verplichtingen te vervullen van inter nationalen aard. Meer en meer wordt de gansche aarde een terrein van exploitatie voor den mensch. Vruchtbare gronden worden bebouwd, mijnen ontgonnen, waar men ze vindt. Handel en scheepvaart laten geen oord onbe zocht, waar winst te behalen is. Natuuronderzoekers en reizigers met min of meer wetenschappelijk doel door kruisen alle streken en overal wenseht men zooveel mogelijk veiligheid. Waar eenige mogendheid aanspraak maakt op gezag, [is men geneigd de zorg voor die vei ligheid van haar te eischenwaar nog geen andere mo- kan En dan zou een kreeftensoep en ingelegde karper smaken! Ik zeg 't je, lieve Katrien: het is hard, mensch te zijn... maar mensch zijn en pastoor er bjj,datisnog veel harder 1" Windt u nn niet op,- mjjn beste Hoogeerwaarde! U weet, dan krijgt u 't altoos in de maag. De wereld kan men niet omkeeren. Dat is uw eigen gezegde Laat me daarom de kreeftensoep niet koud en de ingelegde karper niet warm worden. Eten houdt lichaam en ziel bijeen da's bij 'n pastoor ook niet anders 1" Terwijl Katrien haar wijsheidsdraden spon, werd buiten aan de huisdeur aan de schel getrokken. Ze ging naar buiten, kwam met van kwaadheid rood gezicht weer binnen en lei een klein biljet op tafel met de woorden: «De Standamerknecht hèt z'n biechtbiljet gebracht. Boven in Eusdorp hèt ie absolutie gekregen." «Zoo zoo Die Michiel Zóó ver het ie 't motten brengen «En hij is niet eens gestruikeld buiten op het straat- kruis Maar thans, waarlijk, thans hoorde Katrien, dat iemand voor de huisdeur stroffelde. En aan de schel werd ge trokken, heel bedeesd, zoodat ze slechts eenmaal aansloeg. »Zoo kon Hanspeter schellen sinds 'k 'm de levieten gelezen heb, laatst," zei Katrien en ging om de deur te openen. »Onze stoel motten we'nog weerom hebben 1" Heel druk, met een heel ander gezicht, kwam zij weer binnen en zei gewichtig: hoogeerwaarde, de jonge Wald- hofer 1" Al haar toorn was verdampt, en zij glimlachte een beetje, omdat ze uitrekende, wat de te verwachten, rijke bruiloft, voor de pastorie opleveren zou. «Roman?... ZooooP" Aan dat »zoo?" scheen haast geen einde te komen, en het bord wegschuivend, stond mijnheer Felicianus op. «Goeien avond, heer pastoor Met dien groet kwam de jonge Waldhofer over den drempel, terwijl hij zijn hoed in zijn onrustige hand ronddraaide en met een blik, alsof de hoogeerwaarde heer een rechter van in structie was en een, die er wat uit weet te halen. Vriendelijk lachend bleef juffer Katrien bij de deur staan. «Goeien avond, beste Roman 1" zei do pastoor. «Wat heb je me te zeggen gendaeid zich heeft doen gelden of aanspraak maakt op eenig ander oppergezag of politieken invloed, staat een bezit of overwegenden invloed zoekende zuster gereed om op te bieden. Nu kunnen de eischen, die men aan een mogendheid stelt, om binnen hetgeen in engeren of rui meren zin tot haar gebied wordt gerekend voor veilig heid en orde te zorgen, ongetwijfeld overdreven worden. Naar de mate en den aard van haar gezag of haar in vloed zullen die eischen verschillend moeten zijn. Het onmogelijke en onredelijke mag niet gevorderd worden; maar geen mogendheid zal straffeloos zich mogen ge dragen, alsof hetgeen voorvalt binnen de grenzen van wat zij zelve haar gebied of haar.bezittingen noemt, haar niet aangaat. De klachten mogen zich niet te sterk ver menigvuldigen en waar geklaagd wordt, mag het geen kloppen worden aan 'sdooven mans deur. Vooral niet bij een kleine mogendheid. Ontstaat zulk een toestand, dan is er allicht een machtiger mogendheid, die zich deze klachten aantrekt en zich genegen toont te onder nemen, wat de andere blijkt niet te kunnen of niet te willen. Ook tegenover de bevolking zelve van wat men tot zijn gebied rekent, heeft men verplichtingen te vervullen. Wel zal erkend moeten worden dat die zorg haar gren zen heeft en geen mogendheid tof het onmogelijke is gehouden ook de. machtigste vervult haar taak op zeer gebrekkige wijze maar die zorg geheel ontkennen, niet te doen wat uitvoerbaar en iu de gegeven omstan digheden doelmatig is dat gaat eenvoudig niet aan. Dat de taak van een koloniale mogendheid en das ook van Nederland, zelfs binnen deze grenzen, niet ge makkelijk is; dat men dikwijls voor de vragen zal staan, of de tijd gekomen is om zich in het bestunr te mengen en zich te doen gelden hoe men zich zal doen gelden zoo mogelijk niet door geweld maar in het onvermij delijke ook met geweld en hoe ver men zal gaan dat zal niemand kunnen ontkennen. En de vraagof in alle gevallen Indië da kosten zal moeten dragen zal almede niet bevestigend beantwoord mogen worden. Ue Alkmaarsche IJsclub. afd. v. d. Ijsbond, Hollands-Noorderkwartier hield Don derdagavond in 't Café van den lieer P. Clay, aan het Waagplein eene algemeene vergadering, waarin de heer J. Cock, na den dood van den heer P. H. M. Ibink Meienbrink tot voorzitter benoemd, bij opening eenige zeer waardeerende woorden wijdde aan de mgedach tenis van dit ijverig lid van de club en steeds actieven secretaris van den Ijsbond. Hij spoorde de a mwezigen aan, door persoonlijke toewijding en ijver te trachten, dit verlies eenigszins te herstellen. Alkmaar is, zegt hij, toch al achterlijk in dit opzicht, ook wat't leden tal betreft en 't wordt hoog tijd dat daarin eens eene gunstige verandering komt. Op algemeen verzoek blijft spr. het voorzitterschap waarnemenstelt zich dus als zoodanig aan de aanwezigendie hij hartelijk welkom heet, voor en geeft daarna het woord aan den heer F. Wigman voor het lezen der notulen «'k Zou graag willen vragen, of 'k niet metmet Jnlie morgen voor het bruidexamen zou mogen kommen Na de kommulion. Dat mjjnheer de pastoor ons op paaschzomiag voor 't eerst kon afkondigen." «Zoooo »Ja." «Aha," zei juffer Katrien, »dan kan men feliciteeren 1" Roman keek haar aan, alsof de keukenmeid hem een grofheid naar het hoofd geworpen had. En mijnheer Fe licianus zei: »Katrien hou je mond!" Maar zij nam 't niet ernstig op en lachte. Terwijl hij zijne handen begroef in de zakspleten van zijn talaar, kwam de pastoor langzaam naar den joi gen Waldhofer. »Zoo, wil je alzoo werkelijk trouwen P Zoo, zoo, zoo, zoooo Wat uit zjja oogen sprak was half be zorgdheid en half eeu opmerkelijk vorschen. Daarop zag hij de meid aan en fronsde de wenkbrauwen. «Katrien beval hij, «ga de kamer uitWat Roman met mij te spreken heeft, is niet voor openbaarheid bestemd, en in gelegde karper is geen verlofpas voor alle vrijheden. Ove rigens staat hij nog op tafel... En nou, trek de deur goed achter je dicht Zuchtend ging Katrien de kamer uit en wierp den pastoor nog een blik toe, die zeggen wou: «maak 't 'm gemakkelijk, Hoogeerwaarde 't Is de jouge Waldhoferj!" «Ja, jaknikte mijnheer Felicianus, terwjjl hij de plooien van zijn talaar uit elkaar spreidde«alzoo, uou zal 't er uit worden P" «Och ja, eens mot 't wel wezen «Zoo?" Mjjnheer Fel cianus luisterde naar Romans woorden, zooals men gewoon is bij 't erwten nitlezen te doen men laat ze rollen en komt er een twijfelachtige, dan worden ze flink gegrepen. «Hot moet wezen En juist vandaag motje komen Juist van daag vroeg hij. Julie hèt zoo gedacht, dat u in de heilige dagen 't niet zoo nauw met 't examen nemen zondt." «Zoo Kijk nu 's an, welk een schrander meisje dat is, je Julie 1 Inderdaad, in den heiligen tijd, die ons herinnert aan Christus' dood en verlossingdaarin moet men vergeven alles, wat men vergeven kan 1 En Julie heeft gelijk je behoeft geen angst te heb ben, 'k wil het heelemaal niet zoo ,nanw met je ne men Maar als zielzorger is het mijn plicht, je

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1902 | | pagina 5