daarop tot antwooïd dat bekend is dat het onderhond
Tan de hertenkamp oorspronkelijk was uitgetrokken op
f 250dat bedrag is dus op de begrooting volkomen
juisi.
Verder wordt door den heer Cohen Stuart opge
merkt dat er voor mest was uitgetrokken bp de vroegere
raming f 50 en nu 100, terwijl die bemesting geschiedt
met compost der reinigingwaartegen de heer Boel
mans ter Spill aanvoert dat die f 100 niet alleen
voor bemesting van de hertenkamp is, doch ook voor
het overige plantsoen. De Voorzitter bevestigt
dit en meent dat het moeielijk gaat op die manier te
zeggendat de begrooting overschreden is.
Nog herinnert de heer Cohen Staart aan een ge
sprek, zooals bij zei, met den heer Ripping en den opzichter
Hoek over het aanstellen van nog een plantsoenarbeider,
waarbjj was geileken dat de opzichter nog wel een
werkman kon gebruiken, terwijl er vroeger was beweerd,
dat een hertenkamp goedkooper was dan een plantsoen
omdat men geen man meer noodig had.
De Voorzitter toont aan dat de vorige spreker
den opzichter eigenlijk door een joristenstreek had ge
vangen de man he- ft later toch gezegd dat hij dien
man niet bepaald voor de hertenkamp noodig had.
Ook wordt ter sprake gebracht de vermindering van
da opbrengst der grasverpach ing die thans bij de in
komsten op f 100 is geraamd en ten vorigen jare f 300
bedroeg. Toen de heer Cohen Stuart daarover
inlichtingen vroeg is door den wethonder gezegd, dat men
het maaien van sommige perceelen in eigen beheer zou
nemen en htft gras bestem! was voor de paarden der
reiniging terwijl de directeur der reiniging hem heeft
gezegd, dat h6t voor de hertenkamp was. Was het voor
de reiniging, dan moest die f 200 in de begrooting van
dezen tak van dienst voorkomen.
De hoer Boelmans ter Spill is van meening
dat het niet wenBchelijk is hier gesprekken aan te halen
tnsschen den heer Cohen Smart, en den heer Ripping. Wat
tnsschen raadsleden en den Burgemeester wordt besproken,
is hier alleen van belang. De opmerking omtrent de
f 100 voor bemesting vei klaart bij niet te begrijpen. Ziet
de heer Cohen Stuart de oorspronkelijke raming na, dan
zal hjj zien dat tegenover elkander zijn gesteld de be
grooting voor een hertenkamp en een parkaanleg. Het
onderhond van de hertenkamp zou komen op f 250, die
van een parkaanleg op f 500. De discussie yindt hij
vreemd waar de zaak nog niet in exploitatie is en de
ram,Hg nog in hot ruwe is opgemaakt.
De heer Cohen Stuart wjjst er op dat het dan
moeilijk aangaatzooals gedaan is om nit die raming
een wapen te smeden voor een hartenkamp. Die raming
is te mooi voorgesteld: de werkman zal er toch moeteu
komen. Een antwoord omtrent die f 200 der grasver
pachting heeft hij nog altijd niet.
Te dier zake merkt de heer Boelmans ter Spill
opdat B. en W. niet verantwoordelijk zijn voor een
gezegde van den heer van den Ende terwijl hij in d«
verdere discussie nog ontkentdat bij in de sectie
vergadering zon hebben gezegd, dat die f 200 ten goede
zon komen aan de reiniging het Büreekt van zelfdat
het gras dat voortdurend kort gehouden zal worden
in waarde verliest.
De heer Kraakman meentdat beide partpen
ongelijk hebben dat het gras ten goede komt ten deele
aan de hertenkamp ten deele aan de reiniging dat is
echter aan de beslissing van B. en W.
De heer Cohen Stnart bespreekt ten slotte nog
de uitgaven voor de beplantinggeraamd op f 475,
waarvan zoo goed als niets over is, terwijl de planten
gehaald worden nit Middei, bont en alles wat er verricht
wordt, geschiedt door stadsarbeiders. Ook dit is een reden
om te zeggendat de begrooting overschreden is. Het
geheole onderhond meent hij zal ook niet meevallen, daar
het hek naar het hem voorkom*, ook niet is, zooals het
wezen moet.
De heer Kraakman acht bet wenschelijk, ook met
het oog op den tijd de discussie te staken, doch de heer
Boelmans ter Spill gelooft mei dat het punt is afgedaan.
De begrooting is niet overschreden, de totaal-uitgauf
was geraamd op f 2942, tor wijl er ie uitgegeven f 2855,66
en daarop komt het aan.
Hij hoopt, dat de heer Cohen Stuart, nu hp beter is
ingelicht, in openbare vergadering zal erkennen, dat hij
zich heeft vergist.
De heer Cohen Stnart denkt daar niet aan. Op
deze wijze kan men een begrooting wel in orde maken
hij wijst er nog op, dat daar men herten eadeun krijgt,
ook de uitgaaf daarvoor f 275 lager is.
De heer Boelmans ter Spill hondt echter vol,
dat de kweste alleen is of het totaal epfer is overschreden.
Daar de partijen niet tot elkaar te brengen schijnen
stelt de beer Kraakman voor de discussie nu te be
ëindigen en de vergadering te schorsen. Allen zijn daar
voor, waarom de Voorzitter de zitting opheft, om die des
avonds om 8 nur te heropenen.
A V ONDZITTIN G.
Tegenwoordig 16 leden. Afwezig de heer Stoel.
De vergadering wordt heropend waarna de Voor
zitter de laatste der bij art. 3 gemaakte opmerking
aan de orde stelt.
De heer Uitenbosch beveelt aan meerdere banken
van het model als bij de hertenkamp staan aan te schaffen,
waarop de Voorzitter vraagt of de raad er zich
mee kan vereenigen, dat de post voor banken met f 100
wordt verhoogd. Dit voorstel wordt goedgekeurd, nadat
door den heer K o ol de wenschelijkheid is uitgesproken,
dat ze 's winters worden weggenomen ook B. en W.
achten dit raadzaam.
In zake de waarschuwingsborden deelt de Voorzit
ter mede dat reeds opdracht is gegevenom daarvoor
te zorgen. Wat betreft de leuningen te maken aan oude
banken, zal worden onderzocht in hoeverre ze 't waard zijn.
Art. 4. Bruggen en overzetveeren.
In verband met de hooge uitgaven, vereischt voor voor
zieningen van de brug in deVoormeer vraagt de 3e sectie
of het geen overweging verdient, de doorvaartwijdte te
vergrooten en de Schelphoek weer als ligplaats der turf
schepen aan te wjjzen. Ook vraagt zjj ot het niet beter
is voor het bestrjjken van de dekken der bruggen carbo-
linenm aan te wenden
B. en W. antwoorden, dat de doorvaartwijdte der be
doelde brug reeds pl.m. 25 c.M. grooter wordt, zooda^
middelmatige turfschepen weereen legplaats aan den Schelp-
boek znllen kunnen vinden. Met carbolinenm zal een proef
worden genomen.
Over dit artikel verlangt niemand het woord.
Art. 5. Pompen en riolen.
De 2e sectie is van oordeel, dat het wenschelijk is den
ingezetenen vergunning te verDenen tot het maken van
beerpotten, die op gemeentekosten geledigd znllen worden.
B. en W. zijn daar niet voor en zonden daarentegen
liever afwachten de proeven, die elders genomen worden
met zoogenaamde rotkelders.
De heer Mo ens merkt op, dat B. en W. voor een
besloit genomen wordt in zake de beerpotten eerst de
resultaten met de rotkelders willen afwachten en vraagt
daarom wat er gebeuren zal als die resultaten minder
goed zijn, en of die nitkomsten soms lang op zich znllen
laten wachten.
De Voorzitter antwoordtdat de proeven geno
men worden op Oranje Nassauoord en te Amsterdam
de nitkomsten znllen binnen niet zoo heel langen tijd
wel bekend zijn. Verder acht hij het toestaan van beer
putten wel bezwaarlijk daar een uitgebreid toezicht
noodig is.
Voor den heer M o e n s is dat geen bezwaar men
kan die putten alleen laten aanleggen volgens vaste voor
schriften.
De heer van den Bosch heeft reeds een vorig jaar
dezelfde vraag gedaan als hier thans ter sprake is ge
bracht. Hij heeft toen overgelegd de resultaten van het
stelsel te Breda waar er beerputten en tonnen bestaan.
Voor groote inrichtingen acht hij de beerputten zeer
gewenschten meent dat er zeer goed het hebben van
die putten zou kunt en worden geoorloofd als er 30
40 bewoners waren die van dat verlof gebruik zouden
willen maken.
De heer Kraakman vraagt naar de kosten. Hij
meent. dat het invoeren van het stelsel van beerputten
de kosten der reiniging zal verminderen, ofschoon waar-
schiji lijk andere werktuigen znllen moeten worden aan
geschaft. Hjj gelooftdat de raad goed doet de zaak
ernstig in de aandacht van B. en W. aan te bevelen.
B. en W. beloven een onderzoek te doen, waarna het
artikel wordt goedgekeurd.
Art. 6. Haven, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere
waterwerken.
Ouder de buitengewone werken komt o.a. voor uit
breiding van de Groenmarkt met gedeeltelijke demping
en het maken van een nieuwen walmnur.
De le sectie vestigt de aandacht op den toestand van
sommige walmuren tengevolge van de wortels der boomen.
De 3e sectie kan zich met de plannen tot uitbreiding
van de Groenmarkt zeer goed vereenigen, doch zon gaarne
zien dat de verandering plaats heeft door de lijnen te
trekken in overeenstemming met de omgeving.
B. en W. znllen op den toestand van oen walmnur hnn
aandacht gevestigd honden. In zake de uitbreiding der
Groenmarkt zullen zij ook in verband met het adres der
bewoners te zijner tijd een afzonderljjk voorstel indienen.
Op een vraag van den heer v an den Bosch wordt
toegezegd dat bij het maken van den nieuwen walmnur
aan de Groenmarkt zooveel mogelijk gezorgd zal worden
dat het schoono van dit stadsgedeelte niet verloren gaat.
Art. 8. Onderhoud van klokken enz.
Eonige leden der 2e sectie ontvingen gaarne een globale
kosten-opgave van een afdoende verniewiug van het uur
werk der Groote Kerk, dat naar hnnne meening slecht is,
B. en W. zullen indien de raad het met deze leden
eons is gaarne een onderzoek doen instellenmen ge
lieve dan een b'drag van f 60 voor dat onderzoek be
schikbaar te stellen.
De raad vereenigt zich met bet denkbeeld een onder
zoek als door eenige leden der 2e sectie bedoeldte
doen instellen, terwijl de heer Glinderman B. en W.
aanbeveelt bjj een evontuoele vernieuwing da klok van
twee wijzers te voorzien.
Het derde hoofdstuk wordt daarna goedgekeurd.
Hoofdstuk IV. Kosten der openbare veiligheid en
van de brandweer.
De uitgaven voor dit hoofdstuk zijn geraamd op f 32216.
Afd. I. Art. 2. Jaarwedden van den inspecteur en de
agenten van politie.
De le sectie merkt op, dat nit de stokken blijkt, dat
de commissaris van politie vraagt het getal agenten met
drie te vermeerderen en een nieuwen politiepost te maken.
De 2o sectie vraagt naar de motieven die B. en W.
er toe geleid hebben het voorstel van den commissaris
niet over te nemen terwijl de 3e sectie gaarne inlich
tingen zon ontvangen over de Zondagsrnsturen der agenten.
B. en W. verklaren op de vraag der 2e sectiedat
met het oog op de stijgende uitgaven beperking tot het
hoog noodzakeijjke werd geëischt en zij daarom niet
konden besluiten om den wenBch van den commissaris
te ondersteunen.
Wat de vraag der 3e sectie betreftvóór de behan
deling der begrooting zal een staat worden verstrekt
waaruit de inlichtingen kunnen worden geput.
De heer Cohen Staart verwondait er zich over
dat B. en W. meenen, dat het aanstellen van drienienwe
agenten niet Doodig is, terwijl de betrokken persoon, in
dit geval de commissaris van politie, het wel noodzake
lijk acht. Het bezwaar dat het meerdere uitgaven ver
eischt mag meent bij in dit geval niet gelden.
De heer de Wit zegt. ter verdediging van de meening
van B. en W., dat de reorganisatie der politie dagtee-
kent van 1899. De uitbreiding van het corps agenten
stonde toen op de uitbreiding der s'ad, In den laatsten
tijd heeft de meerdere aanbouw zich beperkt tot diezelfde
wijken, daarom meenden B. en W,, althans de meerder
heid van het college, hier de beide wethouders, niet
met het voorstel van den commissaris te kunnen meegaan.
De Voorzitter acht de uitbreiding van het getal
agenien wel noodzakelijkdaar de bewakiugskringen
bljjkbaar te groot zijn. In geheel Reijnecom wordt zelfs
niet gesurveilleerd.
Den heer Miens komt het voor, dat de polit e-
agenten hier zwaarder dienst hebben dan in andere
plaatsen. Als het waar isdan dient de uitbreiding des
te eerder te worden overwogen.
De heer Cohen Stnart vindt dat de positie van
den raad er niet gemakkelijker door wordt nn het hoofd
der politie, de burgemeester, vóór de uitbreiding is. De
aanwas der bevolking is, naar hij meent, oorzaak dat de
politie het drakker krijgt. Hij zou voor hat oogenblik
met B. en W. kunnen meegaan, als ze nog eens de ge
dachten wilden laten gaan over deze zaakhaar nog
eens wilden toetsen aan nadere rapporten om dan den
raad een advies te geven beter gemotiveerd dan dit
antwoord.
De heer Glinderman is van gevoelendat het
gevaarlijk is als de raad beslist »neen'' zegtwaar de
commissaris en het hoofd der politie meer agenten noodig
achten.
De heer Boelmanster Spill ziet dat niet zoo
erg in. De zaak zal steeds onder de aandacht blijven,
dat gaat zoo met alle zich uitbreidende takken van
dienst, en aan dringende eiechen zal steeds moeten wor
den voldaan, hoe de begrooting ook tot bezninigen dringt.
Hier acht de meerderheid van B. en W. de zaak niet
dringend, waar 3 jaar geleden pas een reorganisatie
plaats had en bet aantal agenten belangrijk is nitgebreid.
De heer van den Bosch meent er op te moeten
aandringen, dat zo, spoedig mogelijk moet worden voor
zien in de bewaking van Reynecom.
De heer Uitenbosch heeft van den heer Moens
gehoord dat de dienst der agenten zwaar is. Hij wil
er in dit verband op wijzen dat ze om de 10 dagen
een vrijen dag hebben en dat slechts om do 7 weken die
rustdag op Zondag valt. Het komt hem voordat
indien het getal agenten met 3 nrtgebieid wordt, er
kans is dat ze meerdere vrije Zondagen zullen krijgen.
Do heer Cohen Stuart zon gaarne antwoord heb
ben op de vraagof B. en W. niet alleeu do noodige
aandacht aan de zaak znllen wijden maar of bet niet
mogelijk is tot overeenstemming te komen zoodat men
spoedig een gemotiveerde voordracht kan verwachten.
De heer de Wit merkt nog op, dat in Zaandam,
waar hij meent dat de dienst zwaarder isslechts 15
agenten zijn. Waar Alkmaar minder inwoners heeft en
een geheel andere stad is acht hij de uitbreiding van
het politiecorps niet noodzakeljjk.
Da heer Cohen Stnart acht het moeilijk zoodanige
vergelijking te maken De gemeente Alkmaar is bepaald
uitgestrekter dan Zaandam.
De heer Boelmans ter Spill zou willon vragen
of het niet mogelijk is, ook thans Reynecom onder den
een of anderen bewakiDgskring te betiekken.
De beer Kraakman meent, dat men deze discussie
thans wel kan beëindigen. Niemand schijnt een voorstel
te willen doen tot verhooging van dit artikel. Laat
men de zaak nog eens nader onderzoeken, en tbans nog
geen beslissing nemen. We mogen aannemen zegt bij
dat in de bewaking van Reynecom zoo spoedig mogelijk
zal worden voorzien. Dat daar geen toezicht is mag
niet als motief geiden, die toestand m ig niet zoo blijven
en had reeds eetder ter kennis moeten worden gebracht.
De heer Moons vreest, dat de bewaking van R y-
necom nog meer van de Zondagsrust der agenten zal
afnemen.
De heer Kraakman is van meening dat de raad
die rust zeer zeker ter harte gaat. Nn te beslissen gaat
niet,, doch ieder lid heeft het recht de zaak bij motie
van orde bijv. zoodra hij wil ter tafel te bren gen, da irom
wil hij nu den post goedkeuren later zal de raad dan
hebben te besluiten.
Da heer de Wit is het daarmede eens B. en W.
znllen gaarne de zaak nader onderzoaken.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Afd. II. Art. 1. Kleeding en uitrusting der agenten
van politie en veldwachters.
De 3e sectie beveelt bijzonder aan de agenten van een
nummer te voorzien, welk denkbeeld B. en W. in over
weging znllen nemen.
Goedgekeurd.
Art. 2. Onderhoud der wachthuizen.
Volgens de 3e sectie zon het overweging verdienen op
een of meer plaatsen telefonische aansluitingen temaken
ten dienste van het publiek, b.v. om de politie te waar
schuwen in geval van brand enz.
B. en W. antwoordendat er reeds dergelijke tele
foonstations zijn op de lijst der abonneoten met vette
letters aangeduid. Omtrent uitbreiding van bet aantal
is een voorstel van B. en W. te wachten bjj een in te
dienen voordracht tot reorganisatie der brandweer.
Ook dit artikel wordt onveranderd vastgesteld nadat
door verschillende leden is betoogd dat het wenschelijk
is de publieke telefoonstations bekend te maken in het
officiëel gedeelte der Alkmaarsche Courant terwijl op
de vestiging van meerdere dier stations is aanbevolen
evenals dit met het plaatsen van dreggen het geval is
bij particulieren.
De heer Kraakman geeft nog in overweging een
politiepost te vestigen in den accjjnstoren.
Art. 4. Onderhoud der brandspuiten, brandladders, enz.
De tweode sectie noodigt, B. en W. nit deu Raad in
kennis to stellen met het rapport van den architect over
de reorganisatie der brandweer en met dat over het
onderzoek naar den druk der waterleiding. Verder stelt
zij de vraag of de strafverondening voldoende waakt
tegen brandgevaar, ontstaande nit den opslag van petro
leum binnen de kom der gemeente en zoo ja welke
contróle op de naleving er van wordt uitgeoefend. Hoogst
wenschelijk acht zij het, dat bniten de kom der gemeente
een opsiagplaats van petroleum wordt gestieht.
In hnn antwoord zeggen B. en W., dat aan dan
eersten wensch der sectie zal worden voldaan dat een
herziening der Alg. Politieverordening in bewerking is,
en daarbij de aandacht zal worden gevstigd op de
omtrent de petrolenmbergpiaatsen gemaakte opmerking.
De cootióle op de naleving der bestaande voorschriften
geschiedt op ongeregelde tijden door den architect en
de politie.
Tegen het oprichten van gemeentewege van een opslag
plaats voor petroleum buiten de bebouwde kom der
gemeente bestaao bezwaren met het oog op de Hinderwet;
men kan de bandelaars niet dwingen er gebruik van te
maken. Opgemerkt wordt dat door den meer dagelijkscken
aanvoel' van petroleum, de voorraad binnen de stad niet
zoo groot is.
De heer Co h en Staar t meent, dat het bezwaar van
B. en W. in zake het oprichten van een opslagplaats
voor petroleum niet geldt, daar B. en W. kanoen be
palen de hoeveelheid die men in de stad in voorraad
mag hebben.
De Voorzitter zegt toedat de commissie tot
de strafverordeningen de zaak zeker overwegen zal