XJkkantoor
De Dorpsapostel.
ALKMAARSCIIE COURANT.
Amsterdamsche Brieven.
Nederland.
FEUILLETON.
No. 150. Honderd en vierde Jaargang.
1902.
Woensdag 17 Dec. 1902. Tweede blad.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Alkmaar brengen ter algemeene kennis dat het IJH-
SASITOOR wegens het op handen zijnde Kerstfeest
in plaats van op Donderdag en Vrijdag 25 en 26 De-,
cember a.s., zal geopend zijn op Dinsdag en Woens
dag 83 en 84 December a.s., telkens van 9-1
ure.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
12 Dec. 1902. C. D. DONATH, Secretaris.
Haas- en graanmarkten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat de weke-
ïyksche kaas- en graanmarkten dit jaar inplaats
van op Vrijdag 26 December (2de Kerstdag) zullen
worden gehouden
op Woensdag 84 December 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, G. RIPPING Voorzitter.
14 Dec. 1902. C. D. DONATH Secretaris.
XXXII.
Het conflict aan de TKederlandsche Opera
waarover ik 't in mijn vorigen brief had, is, terwijl ik
dit schrijf, nog niet bijgelegd. Er zijn eebter teekenen,
die wijzen op een toenadering tusscben de partijen en
zoo is de mogelijkheid niet bnit,ongesloten, dat bij het
verschijnen van de courant, waarin dit epistel wordt op
genomen, de wrede" is geteekend. Dat zon echter niets
afdoen aan de waaide van hetgeen hieronder volgt.
Oorspronkelijk had 't den schijn, dat de solisten tot
hun verzet waren gebrachtomdat zij niet langer op
betaling wenschten te wachten. Daar was iets voor te
zeggen vooral omdat bij dezo opera, wanneer de nood
maar zeer hoog is, ook de kans op redding door kunst
vrienden het grootst is. In de werkelijkheid heeft men
echter die salaris-quaestie slechts aangegrepen als een
voorwendsel om een conp d'état tot stand te brengen
bet eigenlijke doel toch was den heer van der Linden
een beentje te lichten en hem, na hem op straat te heb
ben gezet, door een ander, reeds aangewezen persoon te
vervangen. Het plan was tot in details uitgewerkt: de
solisten zonden hun geld eisehen, bet niet krijgende zon
den de solisten hem failliet laten verklaren, dan zon de
opera reddeloos verloren schijnen op dat oogenblik zon
den de nieuwe directeur en ook een reeds nitverkoren
administrateur naar voren treden om zich de edelmoe
dige rol toe te bedeelen van hulp te brengen aan de
vele gezinnen, die door deze*eatastropha broodeloos dreig
den te worden. Alles was zoo goed voorbereid, dat mis
lukking niet mogelijk scheen.
Een groote fout werd echter begaan. Trouwe couran
tenlezers zullen weten, dat onlangs in de bladen ook
reeds een disenssie werd gevoerd, waaruit gemakkelijk
viel af te leiden, dat 't op den heer Van der Linden was
gemnnt. Diens vrienden waren daardoor op hun qui-vive,
zij begrepen dadelijk dat het optreden der solisten het
begin was van de uitvoering van een complot en zij
tastten in den zak om de samenzwering als een zeepbel
te doen uitbarsten. Den heer Van der Linden stelden zij
in staat om den solisten hun volledig honorarium aan te
bieden; deze waren zoo dwaas om dit niet te aanvaarden,
wat echter niet verhinderde dat hun raadsman zijn fail-
lissements-aanvrage moest intrekken. Dit echec was
enorm, maar de solisten werden er slechts door aange
spoord om nog verder den verkeerden weg te bewandelen:
zij weigeren op te treden. Zij weten wol, dat de direc
teur elke week aan koor, orchest, technisch personeel,
hnur enz. ongeveer f 4500 heeft te betalen en door de
stagnatie zoo goed als geen recette wordt gemaakt -
op die manier zonden zij hem wel dwingen het hoofd in
den schoot te leggen. Tot hiertoe is dit echter nog niet
gelukt^ zelfs schijnen de kansen grooter, dat de heer Van
der Linden zich beter staande zal kunnen honden dan
zijn belagers.
Aan wiens zijde het publiek staat Daarop is moeilijk
een kort en bondig antwoord te geven. De groote massa,
die in zalke dingen altijd het eerlijkst gevoelt, is ontegen
zeglijk op do hand van den heer Van der Linden, even
als zij partij kiest voor ieder, die gemeen behandeld
wordt. Maar de grooie massa is 'thelaas, niet, die
een opera levenskrachtig maakt. Zij gaat niet op naar
den kunsttempel en zij stelt haar geld niet beschikbaar
om de samenzweerders onschadelijk te maken.
Blijven dan de muzikale kringen. Daarmee is 't in
Amsterdam zeer bijzonder gesteld. Er is een machtige
groep die vrij exclusief te werk gaatwat daar tot de
vriendjes behoort ziet zich het leven op alle mogelijke
wijzen veraangenaamd wat erbniten staat wordt in alle
opzichten tegengewerkt en als onmondig uitgekreten.
Iemand die er in de muziekwereld komen wil, zal door
zich bij deze groep aan te sluiten en door dik-en dnn
met hare voormannen mee te gaan, zijne kansen om te
slagen aanzienlijk vermeerderen. Want men verstaat er
de kunst om repotaties hoog te houden ook al missen
zij het fundament.
De heer Var der Linden heeft altijd zeer goed begre
pen dat hg zich buiten dezen strijd moest honden. Hij
heeft er zich wel voor gewacht om opzettelijk iets te
doen dat »de kliek'' van hem zou kunnen vervreemden
en al voelde hij zich veel meer aangetrokkeu tot hen
wier artistennatunr in opstand kwam tegen datslaafsche
volgen en tegen die oogendienarijhij zorgde wel dat
hij daarvan naar bniten nooit iets toonde. Nu doet zich
echter het geval voor dat do man die men op zijn
plaats wilde zetten in zeer nauwe relatie staat tot de
kliek de verleiding is hierbij groot om namen te
noemen, maar daardoor zou men zich bloot stellen aan
allerlei onaangenaamheden, trouwens, als men maar iets
weet van de Amsterdamsche muzikale toestanden is het
geen ik hier schrijf doorzichtig genoeg. Sinds dat plan
lijpte heeft 't tot den bon ton behoord om allerlei aan
merkingen te maken op den heer Van der Linden hij
is geen goed dirigenthij weet zijn gasten niet goed
te kiezen enz. enz. Menschen, die niet waard zijn in zijn
schaduw te staan praten mekaar dat na waag 't niet
ertegen op te komen, want dan behoort men niet tot de
tlite en men loopt zelfs gevaar voorgoed buitengesloten
te «orden. Dit toeh is een gebruikelijk wapen bij de
kliek: ik weet dat er een courant is, wiens muziek
recensent vierkant tegenover de machtige groep staat
mot het gevolg dat wanneer een der hoofden daarvan
een concert geeft aan de redactie een toegangsbiljet
gezonden wordt met by voeging dat de bewuste recensent
niet kan worden toegelaten. Bljjkbaar beseft men dat
het cement van het onder-onsje niet stevig genoeg is om
telkens aau aanvallen weerstand te bieden.
Voor den heer Van der Linden is 't wel zeer onaan
genaam dat hjj de dupe van deze historie is. Zoo lang
hij nog den dirigeerstof in handen houdt zal bij in allerlei
opzichten worden tegengewerkt en men zal alles doen
om hem in zijn ontvangsten te schaden. Of hij daaraan het
hoofd zal kunnen bieden is zeer de vraag. Want al
staan ook nog zoo pal aan zijne zijde degenen, die al
lang dat terrorisme verafschuwd hebben en ouafhankeljjk
genoeg waren om daarvoor openlijk nit te komen, hun
getal is niet groot ge. oeg om avond aan avond een
schonwburgzaal te vullen. Kon men den menschen in
hun hart leze», ja, dan geloof ik wel, dat weinigen sym
pathie zullen kunnen hebben voor een poging om een
man weg te duwen, die met de grootste energie tot hier
toe de Opera bij mekaar heeft gehouden en die als waar
schijnlijk geen ander in Nederland voor zijn taak is be-
berekend. Maar men valt niet graag in ongenade bij
menschen, die de lakens uitdeelen, men kan zelfs wel
eens om des broods wille genoodzaakt zijn te zwjjgen
als er drang is om te spreken.
Dit is de juiste geschiedenis van het geschil aan de
Opera.
Ik mag die niet eindigen zonder te releveeren, wat er
in deze dagen in het hart van een man als van der
Linden moet zijn omgegaan. Hij heeft zeer zeker zijn
fouten, maar zoo n behandeling heeft hij toch stellig niet
verdiend. Pot vóór korten tijd huichelden zijne solisten
de grootste vriendschapeen jubileerend solist durfde
zelfs het woord tronw op zijne lippen te nemen. Er was
een Opera-Vereeniging met een Amsterdamsche afdeeling,
dio heette hem te znllen steunen. Inderdaad hebben zij
allen saamgespannen om een ander binnen te loodsen.
Wat te denken van het karakter van »dien ander" om
op zoo n manier te willen gaan zitten op iemands stoel
nog voordat deze koud is.
Vreeselljke dood.
De vorige week zijn 3 rondtrekkende werklieden bij
Reims op vreeselijke wijze omgekomen. Zij hadden een
schuilplaats gevonden in het gewelf onder den oven van
een glasfabriek. Plotseling stortte de bodem van den
oven in, zoodat de gloeiende massa in het gewelf vloeide.
Zij werden door deze lava niet getroffen, maar de vree
selijke hitte, 1400 graden, drong door in hun schuilplaats.
Een kon nog vluchten met vreeselijk geschroeide oogen
die wellicht kunnen herstellen. Maar de drie anderen
konden niet gered worden ofschoon men terstond door
water de hitte liet afkoelen. Men vond den een geheel
verdroogd door de hittede tweede was gestikt maar
had geen brandwonden de derde was verdronken in een
put waarin hij al vluchtende was gevallen. De geld
stukken die oen in een zakje bjj zich had vond men
gesmolten terug. Een spaarbankboekje was slechts ten
deele verschroeid.
Ken nuttige Instelling.
Te Berlijn bestaat een Vereeniging voor Volks
gezondheid die een aantal volkskoffiehnizen heeftwaar
men voor weinig geld eenvoudige spijzen en dranken
geen alcohol kan verkrijgen en die ook op straat wagens
met zulke voedingsmiddelen laat rondrijden. Thans heeft
zij ha,ar werkkring ook uitgestrekt tot het Paleis van
Justitie, waar op de rechtsdagen een aantal getuigen en
andere gedagvaardon vaak uren lang moeten «achten.
In een der kamers, welke daarvoor is afgestaan stelt
zij op gelijke wijze tusscben 11 en 2 uur warme en koude
dranken broodjes enz. verkrijgbaar voor prjjzen van 3
tot 12 centen. Alleen echter voor personendie een
dagvaarding op hun naam vertoonen. Van deze gelegen
heid die de vorige week is geopend is reeds aanstonds
een rnim gebruik gemaakt.
Benoemingen.
Tot hoofdingeland van den polder Hatwoude is
benoemd de heer C Doornen bal.
Tot voorzitter van den „Hooglandspolder" is
gekozen de heer C. Spaans tot voorzitter der banne
Barslngerhorn de heer A. Schenk Dz.
Tot voorzitter van den polder „Westerveer" is
gekozen de heer H. J. K. van der Steen tot hoofd
ingeland de heer F. Vriesman.
Tot lid van het Dagelijksch Bestuur der banne
W^oj^nuMi ie gekozen de heer K, A. Commandeur
tot hoofdingeland de heer C. Biersteker.
Te monnikendam heeft de plotseling ingevallen
dooi, groote teleurstelling gegeven. Er waren groote voor
bereidingen voor een grootsoh ijsfeest op de Gouwzee,
°.a. was een citadel van ijs gemaakt, en men verwachtte
den 14 vele vreemdelingen. De dooi heelt echter alle
planDen verijdeld.
Voor den station sbouw te Haarlem en de daar
mede noodzakelijk geworden verbreeding vaD het stations
terrein znllen 59 perceelen onteigend moeten worden.
Die perceelen zjjn natuurlijk langs den spoorweg gelegen
en zijn aan het Spaarne, naast de spoorbrug, een leer
looierijaan de Baljuwslaan 13 hnizen en erven;
aan den Jansweg 3 hnizen eu tuinen; opbetKenne-
merplein 10 hnizen en erven, een tain, een smederij, twee
stallen en een pakhuis Kennemersteeg 2 hnizen en
ervenKruisweg vijf hnizen en ervenStaten
Bolwerk 23 hnizen en tuinen Houtvaart een huis
Roman naar het Dnitsch van LUDWIOH GANGHOFER
DOOR
W. ZAALBERG.
Uitgave van H. J. W. BECHT te Amsterdam
verkrijgbaar a f 4,50 bij de Uitgevers dezer Courant.
72)
Zelfs in de herberg zocht hjj bemIn de herberg,
die Hanspeter sinds jaren toch slechts een enkele maal
bezocht had om in ruil voor een goede preek een
zeer pijnlijke dankzegging te ontvangen.
En toen het in alle dorpstraatjes reeds sluimerstil ge
worden was en aan den staalblanwen hemel de sterren
reeds glansden, stond Roman voor het huisje van vronw
Altenöder. Met ingebonden adem luisterde hjj aan de
gesloten vensterluiken door welker reten ten zwak
scbjjnsel dor lamp viel in den koelen nacht.
Roman drukte de beide vuisten tegen zjjn borst, alsof
hjj dat »zotte" gehamer onder zjjn ribben met geweld
tot rast won brecgen. Met taaie eigenzinnigheid alsof
de stem van eene onzichtbare persoonljjkheid hem had
aangemaand, om toeh verstandig te wezen en naar hnis
te gaan mompelde hij in zich zeiven »Nee I Ende
nee En ik blijf non hier. Daar binnen, daar most ie
wezen Hem verwacht ik nog 1" Zwaar ademhalend,
droogde hjj de zweetparels van zjjn voorhoofd en zette
zich aan den slootkant neer. Voortdurend begluurde hij
de huisdeur. Maar die wou niet opengaan. En geen
Hanspeter won komen. »Nou ja... maar er kon toch
allicht iemand anders uitkijken 1"
Telkens luisterde hjj weer met uitgestrekten hals tegen
de zwarte, van licht omzoomde vensterluiken, alsof hjj
uit dat zwijgende huis een enkel geluid moest en moest
vernemen.
Maar dat was te veel verlangd. Om ze op straat te
kunnen hooren zonden 'moeder Nannemie en Liesbeth
daar binnen in de kamer toch minstens een woordje
hebben moeten praten. Maar die beiden zaten achter de
gesloten vensterluiken stil op hare plaatsen aan de tafel,
bij den arbeid en in het scbjjnsel der lamp die boven
hunne hoofden hing.
Liesbeth had een dozjjn kleine boompjes voor zich
liggen en kleurde de van bleek boommos vervaardigde
kruintjes donkergroen de dunne stammetjes bruin. Bjj
haai werk boog zij haar gelaat zoo diep op de tafel, dat
het leok alsof zjj sedert vau avond bjjziende geworden
was. En herhaaldeljjk maakte zjj met haar hand, zonder
haar hoofd te bewegen, eene beweging alsof het stof van
het boom mos in haar oogen was geraakt en zij dat er
nit vegen moest.
Als vrouw Altenöder dat zag, werd zij zoo vreemd
onrustig en zochtte en schoof op de wandbank heen en
weer. öteeds bleven hare oogen weer met onderzoekend
zorgvollen blik op Liesbeth rusten. En haar werk vlotte
niet. Sinds mjjnheer Felicianus haar verlaten bad, kramde
en lijmde zij nog steeds aan het gebarsten dakje der
verongelukte ke;k.
En eensklaps schoof zij den heelen rommel op zjj. De
armen over de tafel leggend, boog zjj haar gelaat er
over heen, om in Liesbeth's oogen te kunnen zien.
Kindje 1 Wat hè'je toch
»Niks, moeder! 'k Ben krek as elke dag.'1
»Kom, zeg 't me 1 Je ergert je. omdatomdat mijn
heer de pastoor bjj me is motten kommenfc?''
»Nee, nee, moedertje Henseh niet Nog dieper boog
Liesbeth het voorhoofd. >Wat gij doet, is mjj goed I
Waar gjj van daan bljjft, daar mag ik ook niet' heen 1"
Weer zwjjgen in de kamer. Weer alleen het zachte
geruisch van het kleine werk.
Op eens hoorde Nannemie een getik, alsof er een re
gendrop op de tafel gevallen was. Toen stond zjj op,
ging achter Liesbeth's stoel staan en hief met beide hau
den haar gelaat omhoog. j»Kom kindje, je mot je voor
je moeder niet dichtgrendelen I Wat moeder heet, hèt
oogen, weet je 1 En je bent ook heelemaal anders as
anders Kom, zeg me, wat je heb 1"
»Nids, moedertje 1 Kom, maak je niet angstig 1"
Ofschoon hare oogen vol tranen stonden, beproefde Lies
beth te lachen. »'k Ben misschien 'n bietje moe-er as
anders.''
»Nou ja.Zuchtend liet Nannemie de handen zak
ken, »as 't dan niks anders is... dan kan je alleen
maar helpen, da'je je te slapen legt."
Liesbeth knikte, ruin de de verven op en lei de kleine
boompjes in de doos. Daarna stond ze op eu ging naar
de slaapkamerdeur.
»Kindje 1''
»Wat is 'r moeder
»Hèt iemand je wat gedaan?"
Liesbeth schudde het hoofd en ging haastig het slaap
vertrek in.
Vrouw Altenöder bleef naast den leegen stoel staan,
keek de gesloten deur aan en trok een grjjze hairlok
aan haar slapen langzaam langs haar wang naar beneden.
Zuchtend ging zjj naar hare plaats en began met bevende
handen weer te werken.
Maar het geval liet haar geen rnst. Na een paar mi
nuten stond ze op vergat de tafel leeg te ruimen,
vergat de lamp uit te blazen, maar den vinger doopte
zij in het wjjwaterbakje zooais altoos, eer zij zich te
slapen lei en ging de slaapkamer in. »Kindje," vroeg
ze, slaap je?" 6
Geen geluid. Nannemie drukte zachtjes de deur
toe, kleedde zich in het donker uit en lei zich neer.
Steeds luisterde zjj, maar kon niets vernemen dan nu
en dan een half onderdrukte, bevende ademhaling der
slaapgenoote, die het tweeslaapsbed met haar moeder
deelde en zoo bewegingloos in haar kassen lag, alsof
haar sluimering die des doods was. Toch wist de moeder
daar ligt mijn kind en staart met open oogen den nacht
in en verroert zich niet, overwint haar gebeef en bijt
de tanden op mekaar.
Op eens greep zjj met beide armen toe, zeggend
»Kom kind, hè'je dan geen moeder