t.
Honderd en vierde jaargang.
1902.
ZONDAG
21 DECEMBER.
„Christoforns".
NO» 152. Tweede blad.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-
en X a't erdigavond uitgegeven. Abonnementsprijs
por 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,0tt. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer 3.
Frj]s der gewone advertentlën t
Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordrm C 9.
Het volgende is niet geschreven voor hen die Dinsdag
a.s. mede zullen werken aan de uitvoering te geven
door de afdeeling Alkmaar der Maatschappij tot bevor
dering der Toonkunst"1Zij toch kennen het gedicht
»door en door" zoodat zij verstaan en in zich opgenomen
hebben den rijkdom der schoone gedachten die zij ver
tolken zullenterwijl bovendien - naar verondersteld
mag fworden aan de bestudeering van het toondicht
zal voorafgegaan zijn een woord ter inleiding. Doch voor
hen die luisteren en genieten zullen als toehoorders en
toehoorderessen is het wellicht niet onaangenaam iets
vooraf te vernemen omtrent &g legende van Christoforus".
Zij is ontstaan in de 13e eeuw. Op meesterlijke wijze
werd zij in Hollandscb gewaad gestoken door wijlen onzen
dichter ten Kate. Evenals de geschiedenis dikwijls als
tot een gedicht werd vervormd, zoo is hier het gedicht
tot een eenwige geschiedenis geworden. De legende knoopt
zich vast aan de zinnebeeldige figuur van tden heilige
Christojorus'' en luidt aldus Christoforns vindt in grootte
en lichaamskracht nergens zijns gelijke. Door allen gevreesd,
door weinigen bemind gevoelt hij zich ten laatste eenzarm
en verlaten. Maar de mensc'n wil liefhebben en heeft
behoefte aan wederliefde en hoe verleidelijk het schijnen
moge do eerste en grootste te wezen eindelijk wil hij
iemand ontmoeten wien hij als den meerdere kan dienen
en aan wien hij zieh vertrouwend kan overgeven. Wie'
zoo vraagt hij toont mij op aarde een man die grooter
en sterker is dan ik ben, voor wien ik mij kan nederbuigen
Den sterkste wil ik zal ik vinden
al ging het ook de wereld uit.
Oforus aldus luidde eigenlijk de naam van den
krachtige ontmoetna dagen rijdens te paard een
koning als overwinnaar aan de spits van zijn leger, dien
men hem genoemd had als den machtige. Dezen biedt
hij zijn diensten aan. Hij vond dus iemand voor wien
hij buigen kan. Ter eere van den vorst wordt er aan
het hof-feest gevierd. Een zanger doet zijn lied hooren,
maar ZOO dikwerf deze don naam wa den duivel niteprookfc,
maakte de Christenvorst het teeken des kruizes. Dit
valt Oforus den beiden op en vraagt zijn heer wat dat
beteekent en als hem geantwoord wordt tzoo vaak ik
des duivels naam hoordoe ik dat wijl de satan dan geen
macht over mij krijgen kanklinkt het uit Oforus'mönd
alzoo is er dan een nog sterker dan gij zijt. Welaan ontsla
mij uit uw dienst opdat ik dien machtigenden satan
kunne zoeken"
Andermaal hervat hij zijn pelgrimstooht, aan ailen die
tij tegen komt vragendWie zegt mij waar de sterkste
woont?" Niemand kan hem inlichten. Eindelijk daar
nadert een zwarte ruiterbende, aan haar hoofd een trotseho
vreemdeling die noch harnas, noch schild draagt. Deze
richt zich tot Oforus met de vraag twien zoekt gij en
op diens antwoord tik zoek den boozevoegt de duivel
hem toe: die ben ik, wees mijn vazal, het zat u niet
berouwenSamen gaan zij verder. Daar komen zij bij
een plek waar een kruisbeeld staat. D«.satan met zijn
schaar snelt in wilden galop daar voorbij. Oforus vraagt
Vertelling van BEBORA van de VELDE.
Het was den vóóravond van Kerstmis. In het kleine
salon bij dokter de Bruine zag het er feestelijk nit. De
gaskroon verspreidde er een helder licht, en wedijverde
met het vroolijk brandend haardvuur cm aan alles een
gloed van gezelligheid te geven. Het tleeservies prijkte
op de ronde tafel, waarom eenige stoebn waren aange
schoven en het water in de theeketel liet een prettig
gegons hooren. Alles te zamen gaf dra indruk, dat er
heden bezoek werd gewacht. Nu, dat vas dan ook zoo
de vrouw des huizes was jariger wacn eenige vrienden
en vriendinnen genoodigd om dat feeS te vieren want
de dokter beweerde altoos, dat de gebcortedag van zijne
gade, de grootste feestdag was in zijn buis.
Kinderen hadden mijnheer en nxvrouw de Bruine
niet. Zij hadden er slechts één gohid, een liet meisje,
dat echter reeds op zesjarigen leeftjjd was gestorven en
sinds dien tijd hadden de echtgenooten zich des te in
niger aan elkander aangesloten en tnhalve zijne praktijk
was de dokter niets zoo dierbaar, als zijne vronw.
Trouwens, het moet gezegd wordei, dat mevrouw de
Bruine ten volle de liefde van haren man waardig was,
en dat ze alles deed, om hem zijn huiskamer tot een
Eden te maken. Als hij vermoeid van zijne vaak in
spannende ziekenbezoeken tehniskwaa, vond hij altijd
zijn armstoel en zijne pantoffels gereed staan, en meestal
ook de een of andere verkwikking, ei alles was er steeds
op ingericht, om hem gemak en ontsjanniog te bezorgen.
Daarbij zag mevrouw de Bruine ofschoon al bij de
veertig jaar, er nog goed uit, was voirkomend en vrien
delijk tegen patiënten, die aan huis kwamen, en altijd
gereed, op aanwijzing van haar man, versnaperingen en
versterkend voedsel, aan zieken of zrakken te bezorgen.
Met een opgewekt gelaat was mvrouw de Bruine
zooeven het salon binnengekomen e bad achter het
theeblad plaats genomen. Zij wierp even een blik op
wat dit beteekent en op diens herhaalde vragen ant
woordt de booze: tdie beeldtenis is de zegevaan van Christus,
een machtige die zijn glorie uitbreidt over de aarde haar
bevrijdend van satans juk". Alzoo" denkt O torus
*er bestaat een nóg machtiger dan gij zijt, welnu dien wil
ik ontmoeten". Zoó gozegdzoo gedaan. Ten derden
male vangt hij zijn pelgrimstocht aan. Vruchteloos
vraagt hij vele malen waar een sterker dan de duivel
woonttotdat hij gaande langs eens kluizenaars hnt
een lied hoort zingen Christus ter eere. Van dien ver
neemt Oforus van de macht en de heerlijkheid van dien
Chiistuswien te dienen een bron is van eindelooze
zaligheid
»Wat moet ik doen om die te smaken
Vraagt Oforus »Geloof alleen,
En tracht uw meester na te treëu
Door bidden, werken, vasten, waken
>Wat eischt hij meer?" »Betoom uw zinnen,
Behoed uw ziel voor zondenschuld,
En leer, in ootmoed en. gedold
Uw naasten als u zelf beminnen
Uw ader klopt van reuzenkracht.
Weina dan, hoor wat plicht u wacht
Hier onder stuift met hooge baren
De breede bergstroom door zijn kil,
En oud en jong, in bonte scharen
Staan daag'ljjks aan den oever stil,
En wilden herwaart overvaren;
Maar woedende als een dwarrelzee,
Rukt steeds de golf hun bootje mee.
Uw schoud'ren zullen alle dagen,
Voortaan hen door de diepte dragen.
Aan de oever der zee bouwt Oforus zich een hutje en
allen, die tot hem bomendraagt hij door het water
naar den overkant. In zekeren nacht, als hij slaapt, ver
moeid van zijn arbeid, klinkt hem een stem in het oor
draag mij er doorheen". Als hij drie malen die stem
heeft gehoord, ziet hij een kuaapje bij zich staan, dat
hem vriendelijk smeekt hèm door het water te dragen.
Hij hat, kind op zijn schouder en steunend op zyn
staf voert hij zijn last door de zee. De branding wordt
steeds heriger en Oforns ontzinken bijna de krachten:
Wat zijt gij bijster zwaar te dragen
Gij onbegrjjpelijk kindekijn
De wereld kon niet zwaarder zijn.
Eindelijk is de tocht volbracht
En als zij nu aan d'oever staan
Daar ziet hem 't kind zóó lieflijk aan
Dat moeite en zorgen zijn vergeten
Daar spreekt het, als op zilv'ren toon
Uw last mocht zwaar, maar zalig heeten
Want, Oforus, gij droegt Gods zoon!
Ge ontvloodt den glans, waarop de boozen roemen
Gij hebt geloofdgeleden en gehoopt.
Ik zelf heb in de golven u gedoopt
Christoforns zal u de hemel noemen.
»Plant" zoo zegt 't kind »uw staf in de aarde
en in ééo nacht zal hij bloeien, ten teeken, dat ik de
de penduledie op den schoorsteenmantel stond en
begon toen de thee te zetten.
Er werd gebeld, en een oogenblik later kwam de
dokter binnen met zyn overjas aan en de hoed in de hand.
»Hebt ge ook al een kop thee voor me, Elize vroeg
hij »er is daar juist eene boodschap voor mij gekomen
van jonkheer van Oostwoud met verzoek of ik spoedig
kwam Ge weet, dat het er met zijne vrouw om te doen
ismaar het is de eerste beer, ze maken zich natuurlijk
gauw ongerust't kan dus nog wel wat aanloopen, eer
het zaakje gebeurt."
Mevrouw de Bruine had al eene kop thee ingeschon
ken, en reikte die haar man over met de woorden »Hoe
jammer, dat dit nu juist zoo treft
Ja'', was d< s dokters antwoord, terwijl hij staande zijn
kop thee uitdronk, »het spijt mij ook wel, doch wat er
aan te doen, dat is nu eenmaal de schaduwzijde van ons
v«ik, dat men nooit meester van zijn tijd is. Nu ge moet
mij bij het gezelschap maar verontschuldigen.''
»Ik hoop", zei mevrouw, >dat alles goed gaat, en ge
spoedig, terug zijthebt ge al laten inspannen
»Wel neen, zoo ver is het niet; ik ga maar loopen
men weet bjj znlke zaakjes niet hoe lang men er zijn
moet, en het is veel te koud voor Hendrik om op de
bok van het rijtuig op mij te zitten wachten. Zie zoo,
ik ga er maar op af", en na zijne vrouw eene kus te
hebben gegeven, begaf dokter de Bruine zich op weg
naar het deftige heerenhuis, waar hij, door den in ze
nuwachtige spanning verkeerenden echtgenoot, en de be
zorgde moeder der jonge vrouw reeds met verlangen ver
beid werd. Toen hij het huis met hooge stoep bereikt
had, behoefde hij daar ook niet eens te bellen, daar de
deur aanstond en, na zich in den gang van zijn overjas
te hebben ontdaan, en even in de verwarmde vestibule
te hebben vertoetd, volgde hij den heer des huizes, die
hem réeds te gemoet kwam, langs de sierlijke trap,
waarop een zachte looper was gelegddie het geluid
der voetstappen dempte naar het ruime vertrek, dat ge
heel op de ontvangst van een nieuwen wereldburger was
ingericht.
Godszoon ben. Aldus geschiedde. Maar een nog gewisser
teeken, dat hij met Christus in gemeenschap trad, draagt
hij in het hart. En zoo lang hij leefde, draagt hij dien
overal mede door zijn geloof en Christus droeg hem in
oneindige liefde en deed hem der wereld tot zegen worden.
Zoo predikt deze legende, dat eens Christus allen voor
zich zal doen buigendat hij machtiger zal blijken te
zyn dan geweldenaars. Zij wijst den weg aan, welken
allen hebben te bewandelen om den zegen der gemeen
schap met Christus te smaken, 't Is de weg dien Johannes
aanduidde met de woorden tik moet minder worden, maar
de Christus moet wassen".
Wie den Christus dragen in het hart worden immer
meer gewaar, dat hij hen voert door de levensstormen,
dat zij krachtig zyn ondanks hun besef van zwakheid
Wie naar de reine liefde jaagt
De roeping volgt van God gegeven
En midden door de zee van 't leven
O, Christus u in 't harte draagt
Hij zal, reeds hier, in engelen-blijheid,
De wond'ren zien van uw nabijheid.
Schoone denkbeelden vertolkt derhalve de legende:
een poos wordt Christoforns' eerzucht bevredigd door de
gedachte, dat hij, de grootste en sterkste, wordt gevreesd
door allen. Doch weldra ontwaakt een betere natuur in
hem hij gevoelt zich eenzaam hij wil dienen *zijn hart
drijft hem tot een op wien hij zich verlaten, aan wien
hij liefde bewijzen en vertrouwend zich overgeven kan
gelijk bij op zijne beurt behoefte heeft aan het ontvangen
van liefde, weike hem zeiven door het leven draagt.
Schenke de vertolking dezer legende velen rein, ver
heffend genotJ. F. T. A.
men afscheidswoord van de Boerengeneraals.
De Boerengeneraals hebben vóór hun vertrek naar
Zuid-Afrika het volgende schrijven gezonden:
Zooals reeds bekend is keeren wij Zaterdag a.s. naar
Zuid-Afrika terug, en vóórdat wy vertrekken, willen wij
gaarne onzen liartöitjkuii dank öa (leu daak «u lamp
spoedig en geruïneerd volk betuigen aan de vele vrienden
in Nederland die zoo bereidwillig en zoo vriendelijk hebben
bijgedragen tot hét lenigen van het lot onzer stamge*
nooten in Zuid-Afrika.
Wy betuigen bij dezen onzen innigen dank aan hunne
Excellentiën, de Commissarissen der Koningin, voor den
steun door hen, aan ons in ons werk verleend, en aan de
Edel Achtbare Heeren Burgemeesters in Nederland, die
zoo bereidwillig op zieh genomen hebben Collecte-Oom-
miesiëD te vormen in de onderscheidene gemeenten, die
zich samen met al de leden dier Commissiën, met zoo
veel opoffering van tijd, zooveel moeite en krachtige
samenwerking hebben laten welgevallen om ons te hulp
te komen.
Wij danken de Leden der onderscheidene bastaande com
missiën in Nederland voor de groote belangstelling die
zij in ons werk hebben getoond, niet alleen nu, maar ook iu
het verledene, en voor hun advies en hunnen bijstand zoo
Beneden in het huis liepen de dienstboden zoo zacht
mogelijk heen en weer; nu eens spraken zij fluisterend
met elkander, dan hielden zij de adem in om te luisteren
of hun ook iets van hetgeen daar boven voorviel, ter
oore kwamallen waren onder den indruk van de te
verwachten gebeurtenis, de gtboorte van het eerste kind
van het jeugdige echtpaar.
Een klein uur verliep, toen klonk er een zachte kin
derkreet en dokter de Bruine legde een welgemaakt
knaapje op den schoot der deftige baker, die reeds op
kleinen afstand gewacht had, tot hare hulp noodig was.
»Ik wensch u geluk met uw kerstkind, het is een
ferme jongen, en 't is best gegaan mevrouw heeft zich
goed gehouden en hare toestand geeft alle hoop op een
goeden aflojp van de gebeurtenis", zei de dokter tot den
gelukkigen vader, nadat hij nog eenige zorgen aan de
kraamvrouw had gewijd, en zich nog weer eens tot de
joDge vrouw wendende, liet hij er op volgen »Nu, me
vrouwtje houdt u nu maar heel rustig, morgen kom
ik nog eens kijken, hoe u het maakt. Ik wensch u een
goeden nacht."
»Komt n nu nog eenige oogenblikken in de huiskamer,
dokter, dan zullen we te zamen een glas wjjn drinken",
opperde jonkheer van üostwoud.
»Houdt u mij ten goede, jonker, dat ik voor uwe
vriendelijke uitnoodiging bedank, mijne vrouw viert heden
haar geboortefeest, er zijn eenige vrienden ten mijnen
huize vereenigd, er wordt naar myne komst verlangd."
»0, in dat geval zal ik u hier niet teroghouden, mijn
heer de Bruine, ik ben u des te dankbaarder, dat u zoo
terstond tot ons gekomen zjjt."
»Wel dat was eenvoudig mijn plicht mijnheer de
praktijk moet bij ons vóór ailes gaan; zorgt u nu maar,
dat uwe vrouw zich heel rustig houdt."
»Zie zoo, dat is nog al vlug in zijn werk gegaan",
zei onze dokter bij zich zelve toen hij buiten was en
bij het licht van een straatlantaarn even op zyn horloge
zagdoch, het zou heden onzen vriend niet vergnnd
zyn, den avond rustig in den gezelligen kring doorlebrengen.