De Dorpsapostel.
ALKMAARSCHE COURANT.
Ongevallenwet 19Ö1.
Raad van Beroep.
Hondenbelasting.
bevonden W oor werpen.
Amsterdamscbe Brieven.
Nederland.
FEUILLETON.
in.
f No. 11. Honderd en vijfde Jaargang. 1903.
Zondag 35 Jan. 1903.
Derde blad.
De BURGEMEESTER-^ALKMAAR
Gelet op art. 12 van het kon. besluit d.d. 8 Decern
ber 1902 (Staatsblad No. 212) tot uitvoering van art.
16 der Beroepswet
Brengt ter algemeene kennis
10. dat formulieren tot het bekomen van
kaarten als werkgevers of als werklieden
welke kaarten de bevoegdheid geven andere werkgevers
of andere werklieden te machtigen om mede te werken
tot het opmaken van voordrachten voor benoeming der
leden en plaatsvervaneende leden werkgevers en werk
lieden van den Raad van Beroep, gevestigd te Haarlem,
en ingesteld om in eersten aanleg te oordeelen over beroe
pen ingesteld naar aanleiding van beslissingen van het
bestunr der Rijksverzekeringsbankvan den 15 Ja
nuari a.s. af op mondelinge aanvrage, gedaan
door of namens den werkgever of werkman
kosteloos verkrijgbaar zijn ter gemeente-
secretarie;
2°. dat degenen die een kaart als werkgever of als
werkman verlangen, verplicht zijn die formulieren be
hoorlijk ingevuld en onderteekend in te leveren ten st *d-
huize, niet vóór den 30 Januari en niet later
dan den 6 Februari a.s.;
3°. dat slechts kaarten kunnen worden afgegeven
indien de werkgever of de werkman is mannelijk inge
zetene des Rijks 'tevens Nederlander, die:
1. vóór 1 Januari 1.1. den leeftijd van 25 jaren had
bereikt
2. gedurende het laatste kalenderjaar (das van 1 Ja
nuari tot en met 31 December 1902) bij voortduring
werkgever of werkman is geweestde laatste in dienst
van ten hoogste twee ondernemingen.
(Voor sommige bedrijven geldt een gedeelte van een
jaar voor kalenderjaar.)
3 zijne woonplaats heeft binnen het ressort van den
Raad van Beroep
4°. dat ingevolge art. 2 der Ongevallenwet 1901, onder
werkgever wordt verstaan ieder, die anderen in dienst
heeft voor de uitoefening van een verzeberingplichtig
bedrijf en onder werkman ieder, die in dienst van den
werkgever van een verzekeringplichtig bedrijf, in dat
bedrijt tegen loon werkzaam is, onder welke laatsfen
ook vallen volontairs, leerlingen enz., die wegens hunne
onvoltooide opleiding nog geen loon ontvangen.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
21 Jan. 1903. G. RIPPING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen in herinnering, dat volgens de op 20 S ptember
1882 vastgestelde verordening op do heffing eener belas-
ting op de honden ieder eigenaar bezitter of honder
van een of meer aan de belasting onderworpen honden
verplicht is, daarvan jaarlijks vóór 31 Jannari ten kan
tore van den gemeente ontvanger aangifte te doen.
Die aangifte geschiedt door de inlevering van een be
hoorlek ingevuld en door den belastingschuldige onder
teekend biljet, kosteloos aan dat kantoor verkrijgbaar
De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de aan
gifte tegen kwitantie en afgifte van een penning, onver
minderd het rechtom, zoo de aangifte onjuist bevonden
wordtherziening te doen plaats hebben.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
21 Jan. 1903. C. D. DONATH, Secretaris.
Te bevragen aan het bureau van politie op werkdagen
ies morgens tusschen 9 en 12 uur
Een kinderonderbroekje, een grijze handschoen, een
sabelkwast, een wiegekleedjeeen huissleuteleen
schroovensleuteleen ring met sleutels een gonden
knoopje een bontje een muziekboek, een portemonnaie
inh. f 2.16, een witte kinderzak.
Alkmaar, De Commissaris van Politie,
23 Jan. 1903.S M. S. MODDERMAN Jr.'
Jaren achtereen is te Amsterdam Januari de maand
geweestwaarin de werkeloozcn dag aan dag ver
gaderden meestal gevolgd door een optocht. De politie
had dan een zware taak, waBt botsingen kwamen her
haaldelijk voor. Met bekommering vroeg men zich dan
afwat het einde van dit alles zou zijn en de benrzen
werden dan meer uit vrees dan wel uit menschenliefde
ontsloten om aldus wanhoop daden te voorkomen. Dat
waren de dagen van het Gratis brood en koffie" op
den Heiligenweg.
Nu hoort men niet meer daarvan. Er zijn geen mee
tings, geen gratisuitdeeiingen en zelfs veieenigingen als
«Liefdadigheid naar Ver mogen" en «Kindervoeding" laten
geen noodkreten weerklinken over haar nitgepurfe kas.
Waaraan dat toe schrijven is Ia er meer arbeid in
de hoofdstad te vinden zoodat de ellende in het konde
jaargetijde minder groot is 't Is mogelijk maar de
statistiek zou 't moeten uitwijzen eer zoo iets kan wor
den geloofd. Is de oorzaak van het verschijnsel wellicht
hierin te zoeken dat de organisatoren der arbeidersbe
weging met name do voormannen van het Aibniders-
secietariaat, 't te druk hebben met hunne warkstakings-
bemoeiingen zoodat zij aan de werkeloozen niet kunnen
toekomen Ook dat zon niet onmogelijk zijn.
Zeker is t dat Amsterdam wel zijn deel krjjgt van
de stakingen. Terwijl deze regelen worden geschreven
is de arbeid neergelegd door een aantal bootwerkers,
vele voerlieden en de meerderheid der werkl eden in
het loodgietersvak. Er wordt druk geconfereerd ter
bijlegging van de geschillen zoodat misschien de vrede
al is geteekend wanneer deze brief verschynt. Mocht
men daarentegen niet tot overeenstemming kunnen komen,
dan dreigt bet gevaar, dat ook neg in andere vakken
de strike zal worden geproclameerd.
Bij de voerlieden is de oorzaak van het geschil een
loon-quaestie, die alleen door loven en bieden uit den
weg zal kunnen worden gernimd. Bij de bootwerkers
wordt de strijd daarentegen door een meer principiee'e
qnaestie beheerscht. Daar is het conflict ontstaan, omdat
de georganiseerden d. z. zij die bij een vakvereeniging
zijn aangesloten niet wenschen te werken met de orge
organiseerdeu, een wensch, waarmee de werkgevers gean
rekening willen honden.
Dieper op de zaak in te gaan kan voor de lezers van
dit blad niet zooveel belang hebban. Maar wel verwacht
ik, dat,^ zij iets naders zullen willen hooren over den
man, wiens naam dezer dagen zoo dikwijls in de couranten
voorkomt, over Wessels. den voorzitter van de boot-
werkersvereeniging «Recht en Plicht". Door bijzondere
omstandigheden ben ik in staat die begeerte te bevredigen.
Hoewel Wessels al lang een rol van beteekenis vervnlt
in de arbeidersbeweging en hem door de vrijzinnig-
democraten eenigea tijd geleden een candidatnur voor
den gemeenteraad werd aangeboden, heeff zijn eenvoud
hem niet verlaten. Met zijn blauwe, wollen trni en de
daarmee in overeenstemming zjjnde verdere kleeding is
bij nog op- en d'op de werkman. Spreekt men hem
echter, dan blijft t niet lang verborgen, dat bij toch
weer anders is dan zijn vakgenooten. Hij heeft zeer veel
gelazen en is uitmuntend op de hoogte van de vraag
stukken van den dag, waarover hij zich gaarne een eigen
oordeel vormt. Juist deze ontwikkeling, gepaard gaande
met geen ziertje zelfverhefling, is oorzaak van het over
wicht, dat hij heeft op zijn medearbeiders. Hunne or
ganisatie had noodig een door-en-door eerlijk man met
een helder hoofd en een. vlug verstand aan deze
eischen voldoet Wessels volkomen.
Roman naar het Duitsch van LUDWIOH GANGHOPER
DOOR
W. ZAALBERG.
Uitgave van H. J. W. BEOUT te Amsterdam
verkrijgbaar f 4,50 bij de Uitgevers dezer Courant.
(Slot.)
Neen 1 Niemand had er aan gedacht dien te halen.
Die zou ook wel geen tyd hebben voor dat Rattenspekje
-- docht de gendarm, om zijn verzuim te verontschul
digen die moet nou de zoon van deD rijken veeboer
z'n sehouder rechtbrengen, zoo goed 't ging.
De pastoor scheen zwak in de knieën te worden, toen
hij het cachot binnentrad.
Op den grond stond een groote stallantaarn. Haar
schijnsel deed de vochtige wanden glimmen en wieip
een groote, donkere schaduw van Hanspeters hoofd op
den mnnr, door het vlamgeflakker grappige grimassen
makend. Hanspeter zelf lei, ondersteund door zjjn arm,
rustig op de planken brits. Aan zijn kin, aan zijn hals
en op zyu borst was iets zwarts - maar toen de gen
darm bijlichtte, was het rood.
Peter Johannes... stamelde de heer Eelicianns. De
derde naam scheen niet over zijne lippen te willen.
Nauwelijks merkbaar bewoog Hanspeter zich zijn
gezicht was vervallen en kalkachtig en zijne oogan
waren het breken nabij. Langzaam liet hij zijn sterven
den blik naar mijnheer Eelicianns opglijden. Hjj glim
lachte even: »zoo, zoo? De goeie pastoor? O ja, ik be
grijp 't al 1"
Met murmelstem begon de koster te bidden, torwijl
mjjnheer Eelicianns het huifje van de kelk nam.
Zoo ontroerd was de onde heer, dat hij nauweljjks
kon spreken. »Peter JohannesHij boog zich over den
stervende heen, »Wat gjj in toora gedaan hebt..., het
was de eenige zonde in je leven.... zeg me, dat ie er
beronw over hebt
Hanspeter hield de lippen gesloten en schudde kalm
het «driedubbele kopje 1"
Maar mijnheer Felicianus, die de tranen in de oogen
had, had vast niet goed gezien en mocht wel meenen
dat Hanspeter geknikt had. Want haastig zei hij de
woorden der absolutie en wou den stervende den H.
teerkost geven.
Op eens klonken er buiten het cachot angstige stem
men, jagende stappen kwamen nader toen" de gen
darm, om ongeroepenen op een afstand" te honden, met
opgeheven lantaarn naar de deur ging, viel het heldere
schijnsel der kaars op Roman en Liesbeth.
«Hanspeter I" snikte het meisje en stak de armen
naar hem uit Maar het gezicht vaD zgn bloed deed haar
huiveren. Met een kreet begroef zij het gezicht aan Ro
mans borst, die haar met bevende armen omsloot en
onder al zjjn eigen droefenis troostte »Kom, mijn lieve
schatwees sterk kom 'n beetje sterk mo'ie
wezen J
Langzaam, met schokstooten, richtte Hanspeter zich
op van zgn brits. Hij keek zoo verbaasd, alsof er een
wonder gebeurd was zijne oogen glansden als van
een nieuw ontwakend leven. Hij scheen niet te begrjj-
pen - en toch verstond hij. In zijn kalkachtig gezicht
groef zich diep een kalme trek deze verdween weer
en werd een glimlach.
Mandi Jy O ja, begrjjp al En jon
weet je, Mandijou behoort heelemaal het beste 1
En en de liefde
Zijn glimlach stierf weg, er voer een beving door zgn
logge leden, van namelooze angst verwrong zich zijn
gelaat, dikke tranen rolden over zijn lippen en vermeng
den zich met zijn bloed, en terwjjl zijn brekend oog nog
aan Roman en Liesbeth hitg, klemde zijue hand, die hij
ter nanwerr-ood nog opheffen kon, zich vast in het koor
hemd vim den pastoor.
en de liefd is 'r en 't wonder is waar
en de liefd' is uitgekommen en ik heb 't doorge-
Alleen met zulke eigenschappen is een moePjjke positie
als Wessels bekleedt vol te houdeu. Wanneer de Bond,
waarvan hij voorzitter is, naar bniten optreedt, dan krijgt
men zoo den indruk, dat allen schouder aan schouder
staan rondom Wessels, alsof zijn woord gelijk stond met
een bevel. De werkelijkheid is evenwel een gansch andere.
Alle daden van Wesseld zijn blootgesteld aan een scherpe
kritiek, die men hem op de huishondeijjke vergaderingen
niet bespaart. Daarbij is hij redactenr van het orgaan
van den Bond «da Propagandist." De leiding van een
blad sener vakvereeniging is altijd al een moeielijke taak,
omdat ieder lid, aan wiens wenschon niet wordt voldaan^
zoo licht vijandig wordt gezind en op allerlei wijzen tegen
den redactenr oppositie gaat voeren. Maar in nog veel
sterker mate is dat het geval, wanneer zoo'n redacteur
een arbeider is, tegenover wien men zich niet ontziet hem
alles in zijn gezicht te zeggen Wanneer hijstukken wei
gort, dan weet bij vooraf, dat hij in de eerste vergadering
op lang iot malsche wjjze ter verantwoording zal worden
geroepen. Inderdaad mag hij wel over groote wilskracht
beschikken om dat alles te trotseeren en maar niet liever
terug te gaan naar de Handelskade, waar men ten min
ste niet van alle kanten wordt lastig gevallen.
In deze »Propagandist" verschenen onlangs stukken
die den werkgevers bittere ergernis gaven. Deze laatsten'
stelden Wessels daarvoor verantwoordelijk en zij deden
bem bnn misnoegen daarover gevoelen door bij het hui
dige conflict elke bespreking met de vak-ereoniging te
weigeren zoo lang Wessels nog aan het hoofd daarvan
stond. Die houduig is te verklaren. Doch de werklieden
stelden zich vierkant daartegenover daarmee een mooi
voorbeeld^ gevende van trouw. In zulke omstandigheden
zou menig volkeleider met. innig welbehagen van zijn
hechte positie hebben gebruik gemaakt om striemende
zweepslagen uit te deelen. om niemand en niets te sparen,
cm voor de ondervonden bejegening troost te zoeken in
onbillijke beschuldigingen.
Daarvoor heeft Wessels echter een te hooge opvatting
van de zaak die hij dient. Waar 't werd voorgesteld
dat zijn persoon een bezwaar was om de wenschen der
werklieden te bespreken en te overwegen daar heeft
bij geheel vrijwillig zich teruggetrokken al bad
hij de macht, om te blijven en zich te wreken op zgn
aanvallershij wiMe geen struikelblok zijn en onher
roepelijk was zijn besluit om als voorzitter af te treden.
Wanneer men zich rekenschap geeft van de omstandig
heden, waaronder hij is heengegaan, dan zal niemand
knnnen ontkennen, dat uit die daad grootheid van karak
ter spreekt.
Nog te meer is die zelfopoffering te waardeeren, waar
Wessels zelf zeer goed weet, dat hij er harde woorden
oyer zal moeten hooren. De werkgevers zullen er hem
niet minder om haten, zijn naam staat bij hen in het
zwarte boek. En de werklieden zullen hem er wellicht
zeer hard over vallen, wellicht insinueeren, dat enfin,
de rest begrijpt men wel. Dat alles laat hij zich echter
welgevallen, omdat zgn deengaan een zeer groote concessie
is aan de werkgevers, die daardoor veel gemakkelijker
ertoe zullen komen om ook van hnn kant inschikkelijkheid
te betoonen. Waar zij op zulk een belangrijk punt hebben
gezegevierd knnnen zij veel toegeven zonder de vrees, dat
hnn prestige te veel Ijjdt. Keert dan ook' de vrede weer
en gaat daarmede de bron van verdiensten voor menig
gezin opnieuw vloeien, 't is Wessels, aan wiens groot
moedige daad dit goeddeels te danken is.
Geen der groote Amsterdamsche bladen heeft voor deze
houding een enkel woord van lof over gehad. Dat is
kortzichtig. Waarom zon men een man die zichzelf
opoffert voor anderen, niet mogen zeggen, dat men zijn
optreden waardeert, zelfs al draagt zoo'n man een blauwe,
wollen trui
Zuid- en Sfoordscheraser. De bevolking dezer
gemeente bedroeg op 31 Dec. 1902 1073 personen nl.
566 m. en 507 vr. In den loop van 1902 vermeerdere
zij door geboorte met 16 m. en 12 vr. en door vestiging
met 34 m. en 44 vr. De bevolking verminderde door
vertrek, nit de gemeente met 35 m. en 41 vr. In 't
geheel vermeerderde zij dus met 21 personen.
streken 't nommer, 't allerbeste en werk he'k ge
daan as Goliwat I Menschen he'k doodgeslagen,en
sterven mo'k en Onze Lieve Heer zegt me de liefd'
is alles en de liefd' is 't eenige 1. En ik heb ze door
gestreken
Zijn stom werd bloed. Hij viel achterover en zwaar
gleed zjjn hand langs den pastoor tot op den grond, 't
Klonk op de vloertegels als een doffe hamerslag.
«Hanspeter..." riep de heer Eelicianns den stervende
in u t oor, terwijl hij zich naast hem neerwierp op de
knieën, «Hanspeter, in jou is 't heilige berouw I God
zal^zich met je verzoenen... jouw God, die de liefde
is Hij stak hem den H. teerkost tusschen de lippen.
En Hanspeter slikte dien laatsten troost door te
gelijk met zjjn bloed. Nog eenmaal sloeg hjj de oogen
op.Vervolgens rekte zijn reuzen]ichaam zich in delengte
uit. Zjjn sterven was een glimlach.
Vrouw Al ten der kwam, ontsteld en sprakeloos, ge
heel op, en joffer Katrien, met een bezorgden blik
naar haar geestelijken heer, en achter haar de gemeen-
tebode, die een prise nam en altoos heel gemoedelijk
vertelde, geheel filosoof.
Suikkend was Liesbeth naast den glimlachenden Hans-
peter op de knieen gevallen, en riep hem nog toe «Ro
man die hèt 't bewerkt, ons gelukdie hèt 't
bewerkt I"
En Roman hief Hanspeters verstervende hand van de
steenen op. «God zegen je, Peterman voor alles 1"
De eenige die niets zeggen bleef, was moeder Nau-
nemie. Zjj streek enkel met bevende hand over het voor
hoofd van den doode zooals men een kind doet, dat
slapen wil.
loen de koster schelde en de hoogeerwaarde het cachot
verliet, begonnen zij te bidden. Eu bniten dreunde de
brandklok, en om de dertien slagen telkens weer het
schelle gebengel.
Mijnheer Felicianus deed als priester zijn plicht en
bracht den kelk terog naar do kerk.
Daarna kwam hjj terog.
De gendarm was weggegaan. Hij had hier niet meer