hoofdzaak deze twee punten te bespreken, n.l. wat de
reden is, dat thans in ons Staatsbestuur de nieuwe koers
gevolgd wordt, en wat de nieuwe koers is.
Als inleiding schetste hij met een enkel woord hoe in
den loop der tijden door de werking van natuurkrachten
gedeelten der aarde geheel van aanzien zijn veranderd,
hoe ondergrondsche krachten vaak oorzaak zijn van
scheuren in groote gebouwen, in stevige paleizen; ja ook
in onze eigen woningen zal men dit hebben opgemerkt.
Zooals het in de natuur gaat, gaat het ook in het leven
der volkeren, ook daar zjjn krachten en machten bezig
de fundamenten te ondermijnen.
Dan herinnert hij aan de legende der oudheid, van den
man, die als straf een vat moest vullen met water, het
geen hem een onbegonnen werk bleek, totdat hij geesten
opriep, hem te helpen. Die hulp ontving hij, maar toen
het vat vol was, bleven die geesten voortgaan met vullen,
totdat het vat overliep niet alleen, maar de omtrek over
stroomd werd. Het was hem onmogelijk die geesten te
bezweren en, waar hij er enkele vernietigde, kwamen er
tal van andere voor in de plaats.
Die legende geeft, zei spr., ons het beeld van de tijden
achter ons. In de revolutie in de laatste helft der 18e
eeuw meende men, dat de beschaving, de wetenschap het
ware gelnk ten tooneele zon voeren, dat daaraan slechts
één ding in den weg stond n.l. het geloof in God. Dat
moest verdwijnen dan zou komen de tjjd van voorspoed,
van welvaartdan zou ieder ontvangen waarop hij aan
spraak had.
Doch wat was het resultaat? In stede van de vrij
heid, de grootste tirannie; in plaats van het geluk, de
guillotine. In den chaos die er ontstond kon later alleen
een Napoleon eenige orde brengen.
De partij van het ongeloof heeft daaruit blijkbaar niets
geleerd. Men is voortgegaan het volk het gif des onge-
geloofs toe te dienen langzaam druppelsgewijze en in
onze dagen ziet men de gevolgen van de wijzewaarop
jaren lang de liberale partij te werk ging. Dezelfde
roepstemdie thans weerklinkt, hoorde men in 1789
»Geen God1' en als gevolg daarvan rook geen meester1',
dat is de leuze die men thans het volk toeroept. Gods
Woord buiten den Staat, buiten de politiek buiten het
maat schappol ijk leven. Het beginsel van Robespierre en
zijn tijdgenooten vindt men terug bij mannen als Cort
van der Linden en andere hoofden der liberale partij van
wie Dr. de Visser zoo juist zegt, dat hun beginsel in
gaat tegen het welzijn van het vaderland tegen het
positief christendom.
Doch niet alleen ditook andere factoren hebben
medegewerkt tot den toestand van verwarringnl. het
laat-maar-waaien-systeem der liberalen in zake de maat
schappelijke toestanden. Op maatschappelijk terrein was,
meenden zij, geen roeping voor den Staat, en deze leer
is het geweestdie er toe heeft medegewerktdat ons
volk is gevoerd in de handen der sociaal-democraten.
Daardoor ontstond een strijd tusschen economisch zwak
ken en sterken.
Toen Dr. Knyper in 1874 aandrong op een wetgeving
op den arbeid, werd bij met hoongelach begroet. Deze
dingen zjjn oorzaak van de opkomst der S. D. A. P.,
het geesteskind der liberale partij. Als bewijsdat spr.
de socialisten zoo noemen mag, voert hjj o. a, aan de
aanbeveling van Oudegeest bij de gemeenteraadsverkiezing
te Utrecht, door de Utrechtsche Courant, waarin gezegd
werd dat er geen principieel verschil bestaat tusschen
sociaal-democraten en liberalen, dat er bij hen is eenheid
van levensbeschouwing. Ook de oud-minister Pieison
sprak dat uit, waar bij zei: het verschil loopt slechts
over deze vraag hoe denkt gij over de armoede. Zoo
staan zegt spr. de liberalen en sociaal-democraten op
hetzelfde hellende vlak, de eerste alleen meer bovenaan.
De liberale party wordt echter het kind van de rekening
de sociaal-democraat belooft altijd veel meer. Juist
daarom kan het ons niet verwonderen dat de fonda
menten van ons Staatsgebouw aan het waggelen raken
en de scheuren zich laten zien. Door een wandeling
langs dat gebouw wil spr. thans enkele van die scheuren
aanwijzen, die een gevolg zijn van de ondermijning.
In de eerste plaats wijst hij op de ondermijning van
het gezag. De bron van dat gezag ligt voor den Chris
ten in God Almachtig voor den liberaal bij 't volk
wat in de practijk ook uitkomt; bij de christenen regeert
de overheid bij de gratie Gods by de andere partijen bij
de gratie des volks. Dat komt duidelijk uitwaar het
Handelsblad in zijn Kameroverzicht de regeering verwijt,
dat zij zich blind staart op "het gezag. Nog wijst spr.
op de uitlatingen van mannen als van Houten Gort
van der Linden en prof. Krabbe. De eerste heeft de
Kroon genoemd een ornamentde tweede een vliegwiel,
de derde noemde de Koningin een staatsdieaares.
Daar zit het principieel verschil met de christelijke
partijen, die meenen dat het gezag alleen vast kan zjjn
als een rots als het is in God Almachtig. Een andere
scheur is er: de ondermijning van het gezag in het gezin.
Ook het onderlijk gezag is uit God en niet van den Staat.
Dat gezag staat zelfs nog hooger dan dat der overheid
daar het is een instituut van de Sehepping en do over
heid eerst is ingesteld als gevolg van de zonde der
menschen.
Nagaande hoe door de partij des ongeloofs dit vaderlyk
gezag is ondermijnd wijst spr. op den vaccinedwang en
de leerplichtwet, waarbij, zooals Dr. de Visser het terecht
zegtuitgegaan wordt van het beginseldat het kiud
behoort aan den Staat; zooals dat in de sociaal-dem.
onderwijzersvereniging duidelijk is gezegd het kind is
niet uitsluitend het eigendom der ouders.
Ook ten opzichte van andere dingen vertoonen zich
scheuren. Zoo bijv. ten opzichte van het huwelyk. De
libel ale partij beschouwt dit ook niet als een instelling
Gods, doch als een contract, een overeenkomst en dringt
or op aan, dat de banden steeds los-er worden gemaakt,
dat hot huwelijk gemakkelijk zal kannen worden ver
broken. Daarvan getuigde ook hot vorige kabinet, toen
men sprak over de rechten der onwettige kinderen. De
sociaal-demoeraten gaan nog verderdo vereemging »de
Dageraad11 dringt aan op gemakkelijke verbreking van
het huwelijk en meent, dat men breken moet met de
dwaze opvatting van vroeger en de oude sleur. Van die
zijde wordt de vrije liefde gepredikt.
Scheuren ook, ten opzichte van het recht. De misda
digers zoo leest men, moeten beschouwd worden als
krankzinnigen, de maatschappij is zelf de schuldige. Men
heeft dat kunnen hooien op bet anthropologisch congres
te Amsterdam, waar Lombreso en Ferri de leer verkon
digden, dat de mensch aansprakelijk is voor 't geen hij
doet, doch onderworpen aan het noodlot. Goddeloozer
theorie is nooit verkondigd, meent spr. Moord geen mis
drijf meer, doch een ziekelijke afwjjking. Doorredeneerende
ook de Iransvaaloorlog een ziekelijk verschijnsel wellicht.
Ook dat beginsel is echter niet nieuw, getuige de libe
rale heer Mees, die toen hij de regeering zijn steun toe-
zeide, hoopte dat bij herziening van het strafwetboek reke-
Ding zou worden gehouden met de wetenschap. Ook dr.
Jelgersma wordt in dit verband genoemd.
Scheuren ook ten opzichte van het zedelijk leven. Hierbjj
wordt door spreker gewezen op het neo-malthusianisme,
dat niet bepaald sociaal-demooratisch is; immers ziet men
steeds in de »Nieuwe Rott. Ct advertenties hiervoor. Nog
wijst hij op boeken als dat van Ellen Key>De eeuw
van het kind", waarin betoogd wordt de wenscheljjkheid
dat een pijnloos einde mag worden gemaakt aan de onge
lukkige, zwakke kinderen voorwaar een schoone leer,
waarover soc.-democraten en liberalen Hosanna I roepen!
Slechts enkele grepen doet spr.; hij zou nog kunnen
wijzen op de vervreemding, op den strijd tusschen patroon
en arbeider en op de quaestie der armenzorg. De vorige
regeering had het ontwerp gereed, waarbij de diaconiën
zouden komen onder controle van den staat. De sociaal
democraten zijn er voor dat armenzSrg staatszorg worde.
Nog een ander punt roert hij aan, nl. de Zondagsrust.
De liberalen willen wel een rustdag, al is het ook de
Zondag niet, de sociaal-democraten zwijgen er geheel over.
Zoo zag men aan het einde der 19e eenw hoe de geest
des tijds de fundamenten van het staatsgebouw onder
mijnt hoe die eeuw eenerzyds is uitgeluid met de ont
kenning van het geloof in God en anderszyds het staats
socialisme wordt gehuldigd. Was 't wonder, dat men
zich bevreesd maakt. Het heele beginsel der sociaal
democraten, die èn liberalen èa vrijzinnig-democraten zal
opslorpen, was uitgestippeld door de liberalen zelve die
betreuren dat 't zoo gaatdoch evenals de man uit de
legende de formule niet weten om de geesten te bezweren.
Evenals in de Zwitsersche bergen, de lawine, zoo stort
zich ook het ongelooi neer eu kleurt de straten rood van
het bloed van zijn slachtoffers. Is het wonder, dat er
vrees bestond dat de christelijke partijen in 1901 de
handen ineen hebben geslagen. Wij weten het er is
verschil tusschen de verschillende kerkelijke partgen
maar met het oog op al hetgeen spr. heeft aangetoond
kan het niet verbazen dat men te hoop is geloopen om
op de bres te staan waar het ging geloof tegen onge
loofrevolutie tegen evangelie.
In een nienwe koers zoo luidde het in 1901 zou worden
voortgestuurd en in de Troonrede werd gezegd, dat men
zou voortbouwen op den Otmatelijken grondslag van ons
volksbestaan. Voortbouwen heeft men gevraagd?
Zeker zegt spr., die grondslagen waren er, wij vreesden
voor geheele ondermijning, al waren wij er van overtuigd,
dat ze niet in een oogwenk konden worden verwoest.
Bij de nieuwe koers wordt als uitgangspunt, zoowel
voor de geestelijke als de stoffelijke belangen genomen
de bron van alle gezag. Het volk vraagt, dat dit ka
rakter ook spreekt uit de wetten des lands. Daarom zijn
de Christelijke partijen voor een wet op de Zondagsrust,
daarom ijveren zij voor de vrijmaking van het onderwijs!
De stoffelijke nooden te ienigen is niet minder de taak
dezer regeering, doch zo huldigt daarbij evenmin het
liberale systeemals dat der sociaal-democratende
Staat regelt alles. Do Staat moet beschermend optre
den voor de zwakken. Niet als voor 25 jaren kan elk
arbeider patroon worden, de ar Deider sterft thans veelal
oL arbeidereen gevolg van de concentratie van het
bedrijf. Maar juist daarom dient de zwakke beschermd
te worden. Onze illusie is niet te hoog gespannen zegt
spr. er is nog niet veel gedaan doch een reuzenarbeid
moet er worden verricht. Om veel te doen, ontbreken
twee factoren de noodige gegevens en geld.
Poch is het de roeping van deze regeering vooral den
zwakke te helpen, maar daarvoor gaat zij niet alleen uit
van dit woordHeb uw naasten liet als u zelven," maar
bovenal ook is dit hun richtsnoer »Gij zult God lief
hebben met al uw verstand,'' voor deze woorden buigt
ieder Christen het hoofd. Deze beide zijn de fondamenton
waarop naar hun meening alles moet berusten. Voor do
socialisten geldt helt alleen *Heb uw naasten lief als u
zelven." Daar zit het verschil. Da nienwe koers wordt
gedreven door veel hooger idee. In die nienwe koers,
vragen we handhaving van het gezag der overheid en
van het gezin, afschaffing van den vaccinedwang, vrij
making van het onderwijs, en Zondagsrust, doch ook dat
de arbeider die zijn loon waard is, krijge een beter mensch-
waardig bestaan.
Evenwel heeft ook de middenstand zijn rechten, en
vraagt om steun, en ook daarop moet de regeering letten,
want waar éen lid lijdt, lijdt het gansche lichaam.
Ten slotte zegt spreker: Nederland was groot, toen
het boog voor God, wil ooit het volk gelukkig worden,
dan moet er voortgebouwd worden op de Christelijke
grondslagen, moet alles gebaseerd worden-op God en zjjn
G bod. Dat is de nienwe koers, die met Gods woord als
kompas het schip van staat in veilige haven zal brengen.
(Applaus).
De voorzitter stelde thans een kleine pauze in en deelde
mede, dat er gelegenheid was, om zich voor het debat
op te geven, evenwel raadde hg den debaters aan zich
te beperken, daar geen nachtpermissie was gevraagd.
Na de pauze werd eerst het woord gegeven aan den
heer Van Maykhof van Amsterdam.
Toen hy had gezien, dat de spreker het zon hebben over
de nieuwe koers, was bij hem de gedachte opgekomen aan
verschillende nienwe koersen. Als eerste noemt hij die
van den Dnitschen keizer, die zou inluiden een nieuw
tijdperk van sociale rechtvaardigheid, doch een soc. recht
vaardigheid op een koopje, een tijdperk dat echter spoedig
werd uitgeluid met de tnchtbuiswetteu. De tweede nieuwe
koers is die van dit Christelijk ministerie, die na een
tijdperk van geen twee jaren hetzelfde middel toepast en
soc. rechtvaardigheid betracht door middel van de bekende
tuchthuisontwerpen. Na opgemerkt te hebben, dat de
rede van den inleider slechts een zeer algemeen karakter
had, gaf hij als zijn meening dat de heer D. v. T. niet
geleefd heelt in de arbeidende klasse, anders zou hij tegen
over hen niet gesproken hebben, over wandelen in het
Zwitsersch hooggebergte. Dieuzelfden indruk kteeg spr.
bij het boeld over do scheuren in paleizen en zooals in
leider zei ook in uw eigen buis. Kom in Amsterdam,
vier hoog achter, daar kunt ge scheuren zien, erger dan
in het staatsgebouw. De inleider heeft willen betoogen,
dat de strijd loopt tusschen geloof en ongeloof, doch dat
zjjn mooie woorden, die men in de verkiezingsdagen
heeft gebruikt. Daarmede wil men de arbeiders op een
dwaalspoor brengen. De strijd loopt over voor of tegen
bezit, voor of tegen rechtvaardigheid. De Christelijke
partjjen is het alleen te doen de brandkast te beschermen,
haar tactiek is de arbeiders van den strijd af te honden,
een tactiek die zich thans aan dit ministerie wreekt, om
dat Knyper zjjn beginsel heeft verloochend, zooals Dr.
Bronsveld het ook zegtHij is zelf de schuld. Dr. Kny
per van vroeger heeft afgedaan.
De door den inleider genoemde schenren nagaande,
noemt spr. in de le plaats het wegvallen van het geloof,
waardoor het Ned. volk is geworpen in de handen van
het socialisme. Daarmede zou spr. het volk feleciteeren
als he' zoo was, maar 't lijkt er nog niet naar. Neen
Diet het geloof is weggevaagd, maar het heeft zich ge
wijzigd in den loop der tijden. In de 18e eeuw streed
men schijnbaar tegen het geloof, omdat adel en geeste
lijkheid de macht in handen hadden en het geloof mis
bruikt werd. Zoo gaat het ook thans; de strijd gaat tegen
het misbruik van 't geloof gemaakt om de bezitters te
beschermen.
Het geloof in God almachtig kan geen maatstaf zijn
voor regeering, daar ieder een verschillend begrip van
God heeft.
Dat er geen principieel verschil is tussehen liberalen
en socialisten bestrijdt spreker, de liberaal erkent niet
de klassenstrijd, dat is juist het onderscheid in principe,
de inleider verwart eenvoudig de socialistische en liberale
philosophie.
»De armoede weg" zeggen de socialisten. Juist, wij zeggen
niet dat de armoede moet bestaan volgens de ordonnantiën
Gods, maar dat die het gevolg is van den economischen toe
stand. Bjj het socialisme bestaat de armoede niet meer,
ook hierin een groot verschil met het liberalisme. De
tweede scheur is de ondermijning van het gezag. Het
gezag hangt af van de portemonnaie, van het bezit, het
gezag is te koop. Gezag is echter niets absoluuts en als
men zegt het vloeit voort nit God Almachtig, dan dient
men aan te toonen, dat het niet gewijzigd is in vorm.
De inleider heeft ook genoemd de gedemoraliseerde
toestand van den arbeider. Aan wie de schuld daarvan
En hier wijst spreker er op met de bekende aanhalingen,
hoe Dr. Knyper zijn beginselen heeft verloochendhoe
het ontwerp van wet op de arbeids- en rusttijden werd
ingetrokken zooals men zei om die te regelen bij 't
arbeidscontractdoch daarvan wist minister Loeff niets.
Een van beiden moet dus hier hebben gelogen Knyper
of Loeff.
Wat spreker over 't huwelijk gezegd heeft, vindt spr.
nog al onnoozel. De Dageraad is bovendien geen ver-
eeniging van socialisten doch is het niet redelijker een
huwelijk waarin men leeft als kat tn hond te kunnen
ontbinden, dan de menschen te dwingen met elkander
te bljjven leven? Niet de vrije liefde wordt voorgestaan
door de socialisten maar een andere opvatting van den
toestand der vrouw die meer economisch de gelijke ge
worden is van den man.
Wat het reeht betreft, de inleider is een voorstander
van de handhaving daarvan. In dit verband wjjst hij op
de vraag van den heer Melchers in de 2e Kamer, in
zake het doodschieten van een fuselier in Indiëdien
jongen, die niet bon bukken voor de militaire discipline,
en de houding daarbij van den heer Daymaer van Twist,
die dat doodschieten verdedigde en daarbij opkwam voor
de eer van het Nederlandsch-Indische leger. Verder acht
hij het standpnnt van mannen als Ferri en anderen om
trent de misdaad en misdadigerszedelijk veel hooger
dan dat van de straf door het zwaarddat men zegt
dat van God gegeven is. Hoe weet men dat vraagt
spr. Als de heer Duymaer van Twist de eer van het
Ned.-Ind. leger had willen redden dan had hij in de
laatste dagen aan de zijde moeten staan van Van Kol
en de vrijz. democraten, die het onrecht in Indië willen
goedmaken door de inlossing van de eereschuld. Die
eer wordt niet gered door te spreken over de ophitsing
der soc.-democraten. Het standpunt moet dit zijn be
handel de menschen menschelijkdan kweekt gij fiere
karakters in plaats van slaven.
Wat het neo-malthusianisme betreftdaarvoor moet
men niet komen bij de arbeidersdat moet men niet
aanhalen als verwijt aan de socialisten.
De verhouding tnssohen patroon en arbeider is Diet
goed. Dat. weten we al. Maar aan wie de schuld De
grieven der spoorwegarbeiders zijn al lang bekend ge
maakt en nu dat personeel komt tot eene spontane
uiting van verzetwil men ze door ze het recht van
staking te ontnemen lam leggen. De schuld is bij de
Christelijke heeren.
Sprekende over de armenzorgmeent hij dat men
de diaconiën wil behouden om de arbeiders meer onder
de plak ta hebben van dominé of kapelaanals men
aan de diaconiën raakt is het of de geheele maatschappij
daardoor onderstboven zou worden gekeerd.
Over de zondagsrust spreken de socialisten nietzegt
de inleider maar weet bij dan nietdat Schaper heeft
verklaard in de Kamerdat ook de soc.-dem. willen
medewerken tot een algemeenen rustdag en dat ze daar
voor niet zullen voorstellen een anderen dag te nemen
daar de Zondag zjjn historische beteekeuis heeft.
Ten slotte heeft de inleider ook gewezen op het ver
trouwen dat men moet hebben in dit ministerie dat
't gezng in het gezin wil handhaven maar wie, vraagt
spreker, haalt het hnisgezin nit elkaar hierby wijzende
op het haringspeetatersontwerp en op de steenbakkeryen
der antirev. heeren, waar het huisgezin voor den patroon
moet werken.
Dat van dit ministerie niet veel te verwachten is ook
voor de vrijmaking van het onderwijsheeft de heer
Staalman getoond; ook deze had weinig vertrouwen. En
wat de maatregelen voor do arbeiders betreftwaarvoor
ook wat gedaan moet worden als inl. zei men heett
niets gedaan men zal den jen?veraccijns verhoogen, die
helaas, weer gehaald zal worden van den arbeider. Geld
is er noodig zegt men, maar men wil dat niet halen
waar het gehaald moet worden bij de bezitters maar
van de arbeiders in den vorm van invoerrechten. Dat
komt doordat dit ministerie regeert bij de gratie van