Landbouw en Veeteelt.
Runenschrift.
Honderd en vijfde jaargang.
1903.
ZONDAG
26 APRIL.
FEUILLETON.
Voederkoeken of voedcrmecl.
II ermina.
50. Tweede blad.
ALKMAARSCHE OOI RAM.
Deze Courant wordt l»lnsdag-, «onderdag-
en a't e r d a g a v o n d uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alk]m aah f 0,8© franco door het
geheele rjjk f 1»
3 Nummers t 0,06. Afzonderlgke nummers 3 ets.
Pr jjs der gewone advertentlën
Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N/Y. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOONVoordam 0 9.
Telefoonnummer 3.
(Slot.)
Sesamzaad wordt in Klein-Aziö, in Engelsch-Indië en
zelfs in het Zuidoosten van Europa verbouwd. Het is
klein van korrel, zoo groot ongeveer als koolzaad, doch
meer plat, en wordt geteeld om de olie, welke er in aan
wezig is. Deze dient zoowel voor de margarine- als voor de
zeepbereiding. Velen willen het gebruik van een zekere
hoeveelheid sesamolie bij de margarinefabricage verplich
tend geBteld zien, omdat het hierdoor mogelijk zal zijn
vervalsching van natuurboter met margarine te consta-
teeren. Het is hier niet de plaats uitvoerig bij deze zoo
genaamde sesamolie-reactie stil te staan.
In de streken, waar het zaad verbouwd wordt, slaat
men er vaak direct de olie uit. De overblijvende koeken
komen naar West-Europa, doch onderscheiden zich zeer
dikwjjls ongunstig van de hier te lande bereide, omdat
de eerste gedurende het transport dikwijls ranzig worden
en schimmelen.
Het ergst is al wedor, dat de vervalschers ook al be
slag gelegd hebben op dit onder gewone omstandighedeu
uitstekend veevoeder. Betreft de vervalsching of de on
zuiverheid alleen de aanwezigheid van zand of raapzaad,
dan ziet het er nog zoo heel erg niet uit, daar deze
beide stoffen in kleine hoeveelheden niet schadelijk wer
ken. Iets anders wordt het evenwel, als in de sesam-
koeken zaden van de ricinusplant worden aangetroffen,
daar deze niet alleen laxeerende, maar ook giftige eigen
schappen hebben. Goede sesamkoeken, zooals die door de
Fransch-Nederlandsche Oliefabrieken CalvéDelft onder
garantie van zuiverheid worden geleverd, bevatten 40 °/0
eiwit en 10 °/0 vet. Door het koud persen van het ge
kneusde zaad wordt ook hier weder gestreefd naar de
grootst mogelijke deugdelijkheid. Ook Max Maercker, van
wien nu pas kort na zjjn dood nog een werk over voe-
deringsleer verschenen is, zegt, dat sesamkoeken een uit
muntend krachtvoedeï» vormen, dat, mits zuiver, zonder
eenig voorbehoud aan het vee mag worden verstrekt. Vol
gens E. Wolffter Haar zijn het eiwit en het vet in sesam-
koek beide voor gemiddeld 99 °/0 verteerbaar.
Dit voedermiddel is vooral geschikt voor mest- en
jong vee. Aan melkkoeien geve men er niet meer van
dan 1 K.G. per dag en per stuk. Schapen eten de se
samkoek zeer gaarne en met goede resultaten.
Geen enkel voedermiddel heeft in korten tijd een zoo
uitgestrekt terrein veroverd als het katoenzaad meel. Dit
komt ongetwijfeld hierdoor, dat het in verhouding tot
zijn eiwit- en vetgehalte (dikwijls 48 °/0 en 12 °/0) goed
koop is. Tegenwoordig verliost het in enkele streken
weder terrein. Dat moet ook wel. Als een voedermiddel
met een hoog eiwit- en vetgehalte veel goedkooper is dan
een ander met een lager gehalte aan die verbindingen,
dan moet het toch wel niet volkomen zoo goed zijn als
menig ander voedermiddel. Anders zou de katoenzaad-
meelmarkt zich wel, meer dan nu het geval is, regelen
naar die van andere krachtvoedermiddelen. De verkoop
van het eerste zon dan even zoo druk zjjn als thans,
mits de aanvoerders van katoenzaadmeel maar zorgden,
dat 1 kilo eiwit en 1 kilo vet in katoenzaadmeel iets
minder kostten dan diezelfde voedende verbindingen in
ander handelskrachtvoeder.
Veel is het gebruikt voor het mesten van rundvee,
maar slagers hebben ons gesterkt in onze overtuiging,
dat de dieren er geel vet van krijgen, dat ook wat zijn
consistentie betreft, te wenschen overlaat. Voegen we daar
bij, dat niet volkomen van basten en vezels gezuiverd ka
toenzaadmeel schadelijk voor de gezondheid der dieren is
en dat enkele malen zulk meel in den handel komt, dan
is 't niet te verwonderen, dat deskundigen steeds aan
raden niet te veel katoenzaadmeel en steeds met omzich
tigheid te voederen.
Katoenzaadmeel wordt wegens zijn naar verhouding
lagen prijs veel gebruikt om allerlei mengkoeken en
mengvoedersvooral zoogenaamde ochtendvoeders voor
kippen te maken. Het leent zich daarvoor uitstekend.
Door gedeeltelijk katoenzaadmeel en gedeeltelijk «rom
mel' te gebruiken, krijat men een goedkoop mengsel,
dat een voldoend eiwitgehalte heeft en dan voor grof
geld aan den man wordt gebracht.
Het katoenzaadmeel is het bijproduct der katoenzaadolie-
bereiding. De zaden bevinden zich in de boomwol of het
katoenpluisdat zich binnen de wanden der katoen
vruchten bevindt. Door de natuur is dit pluis bestemd
tot verspreidingsmiddel voor de zaden. De mensch
maakt uit het pluis garen en hiervan katoenen weefsels.
Vroeger werd het zaad over 't algemeen met schil en
al gekneusd en dan ontolied. Tegenwoordig het ge
schiedt bijna uitsluitend in Amerika pelt men de
zaden, vóór zij worden gekneusd en ontolied. De over
blijvende koeken komen bijna zonder uitzondering ge
malen, dus als meel, in den handeldit is van citroen
tot kanariegeel van kleur. Hoe ouder het is, des te don
kerder gekleurd is het in den regel. Men moet er geen
bastdeeltjes of katoenvezeltjes in kunnen opmerken. Als
gevolg van het voederen van ketoenzaadmeel ziju, vooral
vroeger, dikwijls ziekten der spijsverteringsorganen ge
constateerd. Gelukkig wordt door de meeste handelaars
dubbel gezeefd katoenzaadmeel in den handel gebracht.
Een vorig jaar zijn in het Zuidwesten van ons land,
niettegenstaande men daar veel katoenzaadmeel voedert
zoodat men zou mogen veronderstellen dat daar Bteeds
versch en zuiver katoenzaadmeel geleverd wordt, sterf
gevallen onder het vee voorgekomen, die aan het gebruik
van katoenzaadmeel moesten worden toegeschreven.
In het gebruik van katoenzaadmeel is men meer be
perkt dan in dat van vele andere hacdelskrachtvoedei-
middelen. Paarden geeft men het wel nooitin hoofd
zaak is het 't meest gepast als bij voeder voor runderen
en schapen. Maar lang niet alle runderen mogen het ge
bruiken. Voor drachtig vee deugt het, althans in het
meergevorderde tijdperk van den draagtijdbeslist
niet. Het verwerpen is meermalen het gevolg van ka
toenzaadmeel-voedering geweest. Kalveren verdragen het
slecht zjj krijgen er diarrhee van. Wij hebben zelfs de
meening hooron uiten dat bij deze dieren al reeds
door het drinken van melk van met katoenzaadmeel ge
voederde koeien doorloop zou kunnen ontstaan. Niet hoog-
drachtige melkkoeien geve men er hoogstens 2 K.G. van
per dag. Bij mestvee en trekossen kan men tot hoogstens
3 K.G. gaan. In betrekkelijk groote hoeveelheden aan
rammen gevoederd, zou het bij deze dieren de vorming
van urinesteenen in de hand werken.
Uit alles blijkt, dat de voedering van katoenzaadmeel,
hoe goed dit als het zuiver is, op zichzelf ook moge zgn,
met groote voorzichtigheid moet geschieden. Het is per
procent eiwit dikwijls goedkooper dan veel ander kracht
voeder, maar ook hier geldt somtijds de zuinigheid be
driegt de wijsheid. En wat het mooist is, er is keus ge
noeg, zoodat hij, die 't voederen van het vee aan anderen
moet overlaten, niet in angst behoeft te verkeeren ove^
de manier, waarop met het katoenzaadmeel wordt om_
gesprongen. Dit is geen reden om het katoenzaadmee^
onvoorwaardelijk af te keuren, dit doen ook wij niet
Een matig gebruik van beslist versch en zuiver katoen-*
zaadmeel behoeft niet te worden ontraden. De boer
onthoude alleen nog, dat, hoe zonderling dit ook moge
lijken, katoenzaadmeel bleebe en harde boter geeltdit
wordt tenminste algemeen beweerd.
Thans eindigen wij dit opstel. Op dit oogenblik zullen
niet velen met den inhoud er nog hun voordeel mede
kuunen doen, want als het artikel onder de oogen der
lezers komt, gaat het vee spoedig naar de weide. Dit is
echter minder, de veehouder is nu gewapend tegen den
tijd, waarin hij krachtvoeder zal moeten opdoen voor den
nieuwen winter. "Wat en hoeveel hij dan zal koopen,
hangt af van den voorraad en den aard der zelfgeoogste
producten.
Bij die keuze kan de Noordhollandsche veehouder zgn
voordeel doen met de «Veevoedertabellen met toelichting,
samengesteld op verzoek van de Vereeniging tot Ont
wikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwar
tier" door Dr. J. J. Ott de Vries te Hoorn en in eiken
boekhandel te bekomen. Dit werkje geeft een aanschou
welijke voorstelling van de samenstelling der meest a -
gemeen gebruikte voedermiddelen.
G. WGUNUB.
V ERTALING
VAN
32)
De gemeente was reeds verzameld; alleen Bernhard had
zich wat verlaat. Hij kwam pas met Harald Thorvik,
toen orgelspel en gezang al begonnen waren. Om geen
stoornis te geven, bleven beiden onderwijl bij de binnenste
kerkdeur staan. Óndertnsschen reed een rjjtuig in snellen
draf door het nu als uitgestorven vlek. 't Was een van
de lichte, gemakkelijke bergwagens, die tot Alfheim be-
hoorden; de prins mende zelf de uitstekend fraaie paarden.
Naast hem zat Sylvia en achter hen beiden een bediende
in Sassenburgsche livrei. Zij hielden stil voor de kerk,
de prins steeg af, wierp den knecht de teugels toe en
hielp Sylvia uitstijgen, waarop zij met vlugge schreden
over het kerkhof op den ingang toestapten.
Hier was men juist aan het tweede vers van het gezang
begonnen, toen de deur bijna onhoorbaar geopend werd.
Harald, die met den rug naar den ingang stond, lette
hierop niet, maar merkte, dat Bernhard plotseling ont
stelde en midden in het gezang bleef steken. Nu keerde
hij zich ook om en werd prins Sassenburg en freule
Ho hen fels gewaar, die zacht binnentraden. De kerk was
bijna geheel vol, maar vlak vóór den preekstoel, in de
eerste bank, die gewoonlijk alleen door de familie van
den predikant werd bezet, waren nog twee open plaatsen,
en de prins geleidde Sylvia onmiddellijk daarheen.
Bernhard kon zich beider komst niet verklaren. Sas
senburg was nog nooit in de kerk te Raansdal geweest
en Sylvia kon natuurlijk niets van de in het Noorweegsch
gehouden preek begrijpen. De een wist toch even goed
als de ander, dat dominee Eriksen bij de godsdienstoefening
voorging en dat zijn dochter die natuurlijk bijwoonde, en
toch kwamen ze. Of misschien juist daarom
Harald scheen dezelfde gedachten te koesteren, want
hij zeide zacht en schamper: «Is dat ter wille van je
aanstaande en haar vader 't Heeft iets van een erken
ning of bekrachtiging laat genoeg
«Stil! We zgn in de kerk!' viel Bernhard hem even
zacht, maar met een toornigen blik in de rede. Harald
zweeg, maar zijn oogen bleven zonderling vorschend op
het aangezicht van zijn vriend rusten. Deze stoorde zich
daaraan niet. In de korte pauze, die op het gezang
volgde, stapte hij schielijk de kerk door en zette zich
naast zgn verloofde. Hij deed dit met een soort van
uitdagenden trots, alsof hjj de geheele wereld wilde too-
nen, wóar zgn plaats was.
Nu betrad de predikant den preekstoel. Hg had straks
de twee vreemde bezoekers al gezien, hij kende den prins
en begreep wie de jonge dame aan zijn zijde zou wezen
maar voor hem was 't een blijde verrassing, daar hg hun
komst als een vredeteeken beschouwde.
De gemeente te Raansdal was vrij groot, wijl ai de
afzonderlijk gelegen boerenhofsteden en huizen, die aan de
bovenste fjord verspreid lagen, mee daartoe behoorden.
De kerk daarentegen was slechts een eenvoudig houten
gebouw, zonder eenig sieraad van buiten en van binnen,
met hooge lichte ramen aan weerskanten en een altaar
beeld van zeer twijfelachtige kunstwaarde als eenig ver
siersel. De mannen en vrouwen, die het bescheiden bede
huis vulden, ware forsche, voor het meerendeel grove
boersche gestalten, wie men kon aanzien dat ze hard
moesten werken voor hun dageljjksch brood. Velen hunner
moesten zelfs dit zondagsch kerkbezoek eerst met een
langen tocht in een roeischuitje koopen. In hun donker
zondagskleed zaten zij stil en ernstig op hun plaatsen,
de oogen op hun voorganger gevestigd, en de zonneschgn,
die door de vensters binnenstroomde, wierp een warm,
goudgeel licht op dit in zjjn eenvoud zooaan grijpend tooneel
Dr. Sacharof, professor in de geneeskunde en direc
teur van de veeartsenijschool te Warschau, bracht zich
vóór 14 dagen bij het secteeren van een aan dolheid
gestorven hond een onboteekenend prikje toe. Hij lette
°r Maar Zaterdag werd hij eensklaps door de hondsdol
heid aangetast, zoodat hij naar het stedelijk Pasteur
instituut moest vervoerd worden. Zgn toestand is hopeloos.
De «Daily Telegraph" geeft bgzonderheden over
het lylichen van een neger te Joplin, een stad van
ruim 25,000 inwoners.
De gelynchte zat in de gevangenis onder beschuldiging
een politiebeambte te hebben doodgeschoten. Een volks
menigte haalde hem uit de cel en hing hem aan een
lantaarnpaal op.
Even eenvoudig en opgesmukt was de preek van den
piedikant over den tekst: «En als ik met menschen-en
met engelentongen sprak en de liefde niet had Do
minee EJriksen was geen groot redenaar en zijn bgna
dertigjarig verblijf te Raansdal had zijn horizon niet
ruimer gemaakt, maar wat zgn boeren noodig hadden,
dat wist en begreep hg en gaf hij hen met woord en
daad. De opwekking tot onderlinge liefde en verdraag
zaamheid was soms niet overbodig bij dit onbuigzame
volk, dat in voortdnrenden strijd met zijn bergachtige
natuur en zijn zee ruw en hard was geworden en dat
zachtmoedigheid en vergevensgezindheid als zwakheden
beschouwde. Ginds, bij de kerkdeur, stond iemand, die
dit volk verpersoonlijkte in zijn stnursche eigendunke
lijkheid, en om wiens mond zich een bittere en hoo-
nende trek vertoonde bij de woorden van den predikant.
Toen de godsdienstoefening was afgeloopen, verlieten
prins Alfred en Sylvia de kerk, maar liepen zoo lang
zaam over het kerkhofdat zij door de achter hen aan
komenden moesten ingehaald worden. Harald Thorvik,
die met een deel van de mannen al buiten stond, groet
te de prins was do eigenaar van zgn schip en freule
Hohenfels achtte hij hoog, sedert zij dien storm zoo on-
versaagd getrotseerd had. Maar thans wierp hy haar een
somberen, vorschenden blik toe, terwijl hij haar groette,
en daarna bleef die blik op Bernhard rusten, die juist
met zijn verloofde buiten kwam.
In de kerk zelf was men naiuurljjk met met eikander
in aanraking gekomen; hier buiten kon men dit niet
vermijden. Bernhard begroette den prins en zgn nichtje,
en deze stak hem zoo ongedwongen de hand toe, alsof
die ontmoeting enkel toeval was. Daarop wendde zij zich
tot Hildnr.
«De aanstaande van mijn neef, met waar r Moet ik
zeggen wie ik ban? Sylvia Hohenfels, die graag welkom
door n wil worden geheeten."
Bernhard wilde als tolk optreden, maar oassenbnrg
voorkwam hem en vertaalde deze woorden. Hildur's ant
woord verried geen verlegenheid, maar klonk wel wat
stijf na die hartelijke begroeting.