Indische Penkrassen.
isies in
No. 76. Tweede blad.
Honderd en vijfde jaargang.
1903.
Een keerpunt in Engeland's
handelspolitiek
ZONDAG
Sedert lang reeds is er gesproken van een «omwen-
teling'', die Engeland ondergaat. Het moet een wereld
rijk zijn, dat onder alle luchtstreken zijn bevelen geeft
en er voor waakt, dat zjjn raad wordt opgevolgd en zijn
invloed wast. Het imperialisme geeft den toon aan. Het
heeft den oorlog in Znid-Afrika doorgedreven en daarbij
dankbaar de hnlp der koloniën aanvaard en nn is het
bezig den band tnsschen Groot-Britaunië en de koloniën
te bevestigen. In de eerste plaats is daarvoor noodig, de
koloniën gunstig te stemmen, haar diensten te bewijien
en haar belangen te bevorderen waar dit mogelijk is.
De eischen der koloniën en de zorg om ze te bevredigen
zullen aan de Engelsche regeering nog wel eens moeie-
lijke dagen kunnen bezorgenmaar zoo Engeland op
hulp en steun van dezen kant wil rekenen, zal het ook
voor die eischen een open oor moeten hebben. De eene
dienst is den anderen waard, en de liefde kan niet van
één kant komen.
Eén van de eerste eischen is, dat Engeland zal breken
met zijn vrijhandelstelsel. Duitschland vooral maakt het
den Engelschen lastig. De Engelsche kolonie Canada
had het moederland begunstigd met een lager tarief
van invoerrechten dan voor de overige landen geldt.
Duitschland zag zijn handel en industrie daardoor bena
deeld en om Canada van het verkeerde zijner handelingen
te overtuigen en zoo mogelijk te nopen op den ingeslagen
weg terug te keeren, onderwierp het zijnerzijds voort
brengselen uit Canada aan een hooger tarief. Nu dient
Engeland zijn kolonie te helpen maar hoe De Engelsche
regeering moet wel erkennen, dat Duitschland het recht
heeft te handelen zooals het gedaan heeft. Elke staat moet
voor zich weten, hoe hij zijn tarieven wil inrichten is
vrij te beslissen of en in hoeverre hij daarbij het stelsel
van vrijhandel of bescherming wil toepassen. Het Duitscho
rijk heeft het laatste stelsel gekozen en handelt daarnaar
De eenige oorlog, dien Engeland om deze reden Duitsch
land kan aandoenis de tarieven-oorlog. Het kan de
Engelsche koloniën begunstigen door voor haar voort
brengselen lager invoertarieven in te voeren dan voor
die van alle andere landen en daartegenover van de
koloniën bedingen, dat zij harerzijds door soortgelijke
voorkeurtarieven den invoer van voortbrengselen uit het
moederland begunstigen.
Volgens den man, wiens invloed tegenwoordig in En
geland overwegend is, kan het wel niet anders doen dan
zijn koloniën op deze wijze helpen maar zal het land
Chamberlain op dien weg volgen, dan moet het zjjn vrij
handelstelsel prijsgeven, dan moet het verschillende ta
rieven invoeren voor zijn koloniën en alle andere landen,
althans hoogere tarieven beschikbaar hebben, om er die
landen mee te bedreigen, die de wederzijdsche begun
stiging van Engeland en zijn koloniën willen straffen
met hooger invoerrichten,- zooals Duitschland Canada
strafte
Zal Engeland dien weg opgaan Dat is nog niet be
slist. Het ministerie is van meening, dat het dit niet
zou kunnen doen zonder door de uitkomst van nieuwe
algemeene verkiezingen daartoe gemachtigd te zijn, .en
voordat de zaak zelve door een commissie zal zijn on
derzocht en de voor-en nadeelen tegenover elkander zui
len zijn gewogen. Hoe de ministers persoonljjk er over
denken, is onverschillig. De regeering zal vóór dien tijd
niet anders kunnen doen dan het bestaande stelsel hand
haven.
Hoe Chamberlain, de minister van koloniën, over de
zaak denkt, is geen geheim. Hij beijvert zich reeds om
in afwachting van den uitslag van het onderzoek, alvast
zijn meening ingang te doen vinden. Voor hem zeiven
is dat onderzoek overbodig zijn oordeel is reeds geves
tigd, en hij is vast overtuigd, dat het te houden onder
zoek hem gelijk zal geven. Balfour, het hoofd van het
kabinet, is blijkbaar reeds door hem gewonnen. Zal de
meerderheid in het land hem volgen
Ongetwijfeld zijn er in Engeland vele overtuigde voor
standers van het vrijhandelstelsel, kundige mannen, die
den bloei en den rijkdom van het land aan dat stelsel
toeschrijven en beslist zullen weigerenop eenigerlei
wijze daarvan af te wijken, wetende, dat een eerste stap
onvermijdelijk tot andere stappen en steeds iugrgpcndcr
maatregelen in dezelfde richting dwingt. Zij zullen den
strijd niet spoedig opgeven, en men kan er zich op voor
bereiden, dat voorloopig geen andere kwestie de gemoe
deren aan gene zjjde van de Noordzee meer in beweging
zal brengen dan deze Er zal met warmte en overtul
ging over gesproken en geschreven worden, en bij de
eerstvolgende ontbinding van het Parlement zal het de
groote vraag zijn, waarover de kiezers geroepen zullen
worden hnn meening te zeggen. Welk antwoord de kie
zers zullen geven, zal de toekomst loeren maar als men
vraagt welk antwoord verwacht kan worden, dan vreezen
wij, in aanmerking nemende den wind die er waaiten
den grooten invloed van den voor geen tegenstand wij
kenden Chamberlain, dat zeer velen ongeveer zullen re
deneeren, als die vriend van een zijner tegenstanders, die
dezer da.-en zijn vriend verraste met het zijns inziens
afdoende, korte en bondige argumentik weet niets van
die tariefskwestie af, maar ik weet, dat Chamberlain een
krachtig man is, die altijd slaagt in wat hij onderneemt
en daarom ga ik met hom mee door dik en dun.
Er is tegenwoordig één man in Engeland naar wien
de groote menigte, die niets van die kwesties afweet,
lnistert, en die man is Chamberlain. Tegenover hem kan
men zulke mannen niet aanwijzen. Voor hen dia van
deze kwesties wel iets weten, geldt het argument van den
vriend van den vrijhandelaar nietmaar die vormen na
tuurlijk de minderheid. Eén ding kan den tegenstand
tegen Chamberlain's plannen versterken als men er name
lijk in slaagt, duidelijk aan te toonen, dat voorkeurtarieven
voor de koloniën met hooger tarieven voor andere landen
den prijs der eerste levensmiddelen noodzakelijk moeten
doen stijgen. Van zulk een prijsverhooging zal het En
gelsche volk afkeerig blgken. Maar zal men aan den
anderen kant er niet in slagen de meening ingang te
doen vinden, dat dit een verouderde theorie is, die door
de ervaring wordt weersproken, en dat het althans met
dat duurder worden der eerste levensmiddelen zoo'n vaart
niet zal loopen
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XVI.
De Koning Willem, 1" was niet op t ijd zoodat we
pas een dag later van Padang vertrokken als we ge
dacht hadden. Slechts vijftien daagjes bleef ik op die
plaats en toch voelde ik me er weer geheel thuis, geheel
ingeburgerd. Ik had er vele oude vrienden ontmoet en
vele nieuwe vrienden gemaaktvrienden, die zoo vol
komen begrepenwelke moeilijke, doch grootsche taak
mij wacht. Na van allen een zeer hartelijk afseheid ge
nomen te hebben, werd ik door Dja Endar Moedah en
zijn beide schoonzoons naar de Emmahaven gebracht,
waar ik nog eenige andere Maleische en Bataksche sobats
aantrof. Aan boord dronken wij een glas champagne op
den goeden uitslag en na een hartelijke toespraak in
bloemrijk Maleisch van den Padangschen redacteur, gin
gen de brnine broeders weder naar hun werk en lichtten
wij om half zes 's middags het anker.
De Koning Willem 1", ook een boot van de Stoom
vaartmaatschappij Nederland, is geheel op dezelfde wijze
ingericht als de ons reeds bekende tKoning Willem 11".
Ik hoorde van de passagiers al dadelijk, dat zij zich op
Perim kostelijk vermaakt hadden met den door ons toe-
getakelden nikker, die in groot pontificaal zijn opwach
ting was komen maken. Hij had van de officierspet de
klep afgesneden, waarnit blijkt, dat de man een vroom
Mohammedaan is. Een goed Muzelman toch draagt geen
klep aan zijn hoofddeksel, alhoewel er niets over in den
Koran te lezen staat.
Er waren geen militairen aan boord doch des te
meer kinderen, die dus voor de noodige afleiding zorg
den. Heden 18 April, 's morgens vroeg, genoten wij van
het heerljjk schouwspel, dat Straat Soenda aanbiedt, de
straat, die Java van Sumatra scheidt. Bjj den aanblik
dier goddelyke natuur staat iedereen in stilte overden
king op het dek en laat zich geheel door den indruk
van het oogenblik meeslepen. Een indrnk te overweldi
gender, nn we het geluk hebben deze schoone straat bjj
het eerste ochtendgloren te passeeren. Maar laten we er
niet aan denken, dat onder die hooge eilandjes Slebesie,
Krakatau, Dwars in den weg, en Topperhoedje vuurhaar
den smeulen, die verband honden met de groote kegels
van Java en Sumatra, en waardoor we zoo dikwijls her
innerd worden aan het bestaan van alles verwoestende
natuurkrachten.
Die honderden groene eilandjes! de zwaar begroeide
knst, de rotsgevaarten midden in zeewie zal dit alles
naar waarde beschrijven? Wij zijn daartoe niet instaat!
Onze pen blijkt nog te ongeoefend, om een heldere voor
stelling te geven van de zoo grootsche natuur in de
Tropen 1
Wij gaan vrij dicht langs Krakatau, bekend door de
ramp van 27 Augustus 1883. Deze thans half gebroken
vulkaan is gelegen op een spleet of scheur in de aard
korst. Volgens de geleerden is er zeewater in die scheur
gekomen en naar den onderaardschen vuurhaard gevloeid.
Er werd toen stoom van zeer hoogen druk ontwikkeld
en een uitbarsting volgde. De stoomwolk steeg tot
27000 M. (vjjf maal de hoogte van de Mont-Blane) ter
wijl 18 K.M.3 slijk en puimsteen werden uitgeworpen
en een zware aschregen over geheel Zuid-Sumatra en
West-Java viel. Een uitgestrektheid zoo groot als Ierland
was eenige uren in volslagen duisternis gehuld en binnen
een cirkel met straal, zoo lang als de aistaud van Am
sterdam tot Constantinopel, werd de uitbarsting gehoord.
Door de instorting van den vuliraan steeg plotseling het
wateroppervlak tot 24 M. hoogte en werd o. a. een
stoomschip 3300 M. van zijn ankerplaats midden in het
land geworpen. Op de westkust van Java verdronken
daardoor alleen 36000 menschen.
Hoe hulpeloos, hoe nietig zgn wij stervelingen toch
wanneer we een dergelijk feit nader overdenken.
Wat bljjit er over van al ons gewichtig gedoe, onze
beschaving, onze kennis, onze strijdvragen, wanneer er
daar plotseling wat zeewater door een spleet dringt
De kusten van den Stillen Oceaan zgn bezaaid met vul
De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt, namens
Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken,
ter algemeene kennis hetgeen volgt
»Volgens eene mededeelinor aan de Britsche Regeering
gedaandoor eene Christelijke Yereeniging voor jonge
vrouwen, welke zich ten doel stelt vreemde meisjes, die
van het vasteland naar Engeland overkomen, te bescher
men en te helpen, is het gebleken dat velen dier meisjes,
in het waande-kbeeld dat daar op eene gemakkelijke
wijze veel geld valt te verdienen, naar Engeland over
steken, zonder eenig uitzicht op eene betrekking en zon
der behoorlijk daarvoor opgeleid te zijn. Niet in staat
tot het verrichten van huishoudelijken arbeid, welke voor
haar gevonden zoude knnnea worden, noch opgeleid voor
arbeid van hoogere beteekenis, zijn die meisjes blootgesteld
aan de grootste gevaren.
Slechts voor '/s Tan ^0 m8ar dan 2000 meisjes, met
welke de bovenbedoelde vereeniging in elk der jaren 1901
en 1902 in aanraking kwam, kon geschikte arbeid ge
vonden worden; Sommigen hebben mogelijk door bemid
deling van anderen een werkkring gevonden, maar een
groot aantal moet op onbekende wegen zjju afgedwaald
bij gebrek aan de noodige middelen om naar hun vader
land terug te keeren.
Voor haar die in staat zijn tot het verrichten van huis-
hoadelijken arbeid of bevoegd tot het geven van onder
wijs in de Fransche en Duitsche talen en in muziek, is
kanen, vormen als 't ware een gordel van vnnr, om dan
langs de Indische eilanden met eenige sprongen Azië en
Australië te verbinden. Java alleen heeft 44 vulkanen,
waarvan er 28 voortdurend in werking zgn. Hnnne
rookpluimen spreken ons van de ontzettende krachten,
die er woelen en koken onder den heerlijk groenen bodem.
Doch genoeg over al die narigheid 1 Men is in Indië
fatalist en denkt er maar verder niet over na.
We naderen Anjer en knnnen den rooden vuurtoren
en de witte huiBjes duidelijk onderscheiden. Er wordt
naar den wal geseind en de telegraaf brengt nu het be
richt naar Batavia, dat we tegen ééu uur in den middag
zullen aankomen. Weldra stoomen we voorbij Bantam,
vroeger een der rijkste steden van den Archipel. Tbans
zien we er slechts een armzalig visschersdorp. 24 Jnni
1596 kwamen hier de vier eerste Hollandsehe schepen
onder Cornelis Houtman aan. Ze kwamen om handel te
drijven, weinig vermoedende, dat daarmede ook den eer
sten stap tot koloniaal bezit was gedaan
Da laatste kaap wordt omgevaren en daar zien we nu
aan den horizon voor ons de schepen op de reede van
Tandjoeng Priok. Daar ligt dan eindeljjk ons reisdoel,
spoedig zullen we nu in veilige haven zjjn. De passagiers
zijn allen vroolijk opgewonden of neen niet allen, er zjjn
er ook, die met tegenzin van hun verlof terugkeeren,
net als eon kostschooljongen van vacantia. Zij berekenen
nu alhoe lang nog en zijn het geheel met Bas Veth
eens. 't Is natuurlijk een kwestie van smaak. Eik land
toch heeft zijn vóór en tegen en dus ook Indië. De jon
geren, zij, die voor het eerst naar hier komen, nog niet
cynisch aangelegdnog vol illusies over hetgeen hun
wacht, zgn bepaald uitgelaten.
Daar stoomen we tuBSchen de op de reede liggende
groote oorlogsschepen door. De jantjes wuiven ons een
vriendelijk welkom toe en de Koning Willem 1" geeft
het saluut met de vlag, dat van die drijvende forten
dadelijk beantwoord wordt.
We varen nn halve kracht en tnsschen twee land-
hoofden komen we de haven binnen en zien aan de uit
gestrekte lage basaltkaden verschillende booten, die deel
ALKMAARSCHE COIIRAJYT.
Deze Courant wordt Bins dag-, Donderdag
ge Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Aiïmaab f 0,80franco door het
geheele rjjk f 1,
3 Nummers f O,OS. Afzonderlijke nummers S ets.
Pr|jg der gewone advertentlën t
Per regel f 0,15. Grootejjlefcters^naar plaatsruimte.;
Brieven f r a n cjo aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOONVoordam 0 9.
Telefoonnummer 3. 28 JUNI.