No. 89. Berate blad.
Honderd en vijfde jaargang.
1903.
WOENSDAG
29 JULI.
Nationale Militie.
Alkmaar's Gemeente-Archief.
CHE C
Deze Courant wordt Bins dag-, Honder dag-
es Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f O, SOfranco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prjjs der gewone advertentlën t
Per regel f 0,13. Gioote letters naar plaatsruimte.j
Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR ge
last krachtens bekomen aanschrijving de onderstaande,
hier wo'hende verlofgangers, om zich ter bijwoning der
herhalings-oefenlugera, 's namiddags vóór 4 ure, bij
hun korps te vervoegen, als volgt:
4e Regiment vesting-artillerie lichting 1897 garnizoen
Helder.
10 Augustus 1903. PIETER KIEFT, JOHANNES HEN-
DRIKUS DE VRIES, ANDREAS JOHAN
NES. DEKKER, BODEWIJK CORNELIS,1
VEJÏL JACOB BROUWER, OORNELIS
DEKJONG, CORNELIS JACOBUS KOS-
TER SIETZE ANTONIE SCHUTTE
WILLEM KANSEN LOURENS KOK
DIRK BROERTJES.
Torpedisten, lichting 1899, garnizoen Helder:
10 Augustus 1903. JACOB BROUWER.
Pantserfortartillerie. lichting 1897, garnizoen He! der.
10 Augustus 1903. BERNARDUS ANDREAS PETRUS
SANDERS, ANTON IUS JOHANNES DE
MUNK.
4e Regiment vssting-artillerie, lichting 1898, garnizoen
Helder.
12 Augnstus 1903. NIOOLAAS CORNELIS BOOT
CASPER GEORGE EINWACHTER, NI-
COL AAS PUNT, JAN HENDRIK SCHEN-
KE BERNARDUS JOHANNES SMIT,
GERRIT VENNEKER, DIRK DE HEER,
KLAAS VAN DER HAAGEN, HENDRIK
KEMPS, PIETER MORS, DIRK MOOIJ,
HENDRIK VAN DER WISSEL, FRAN-
CISCUS DE GEUS, ABRAHAM DE VRIES.
4e Regiment Infanterie, lichting 1898, garnizoen
Leiden.
19 Angustus 1903. LAMBERTTTS JOHANNES LAM-
HERTS.
4e Regiment Infanterie lichting 1898, garnizoen
Haarlem.
19 Augustus 1903. DIRK MOOIJ.
Grenadiers en Jagers, lichting 1898, garnizoen
's-G rave nhage.
1 September 1903. COENRAAD BREEK, AART
JOHANNES TJEERTESALBERTUS
DIK, GERARDUSBENEDICTUS MARIA
WORM.
Ie Regiment Infanterie, lichting 1898, garnizoen Assen.
1 September 1903. TEUNIS WOLZAK.
Ie Regiment Infanterie, lichting 1898, garnizoen Helder.
1 September 1903. JAN GLAS, JAN VAN KOOT,
KLAAS SMIT, LEENDERT VERHAGEN.
2e Regiment Vesting-artillerie, lichting 1900, garnizoen
Amsterdam.
1 September 1903. JOHANNES GERARDUS FRANSEN.
4e Regiment Vesting-artillerie lichting 1900, garnizoen
Helder:
1 September 1903. ADOLF LOUIS HENDRIK DIN-
GERDISTHEODORÜS JOHANNES
SCHOENMAKER JACOBUS SCHOEN
JOHANNES HENDRIKUS WAGENAAR.
De opgeroepenen hebben recht op vrij transport naar
hun korps, en daggeld, dat ter gemeente-secretarie der
woonplaats tjjdig moet worden aangevraagd.
Alkmaar De Burgemeester van Alkmaar,
27 Juli 1903. G. RIPPING.
Naar aanleiding van het verschijnen van den supple
ment-inventaris van het gemeente-archiefwaarvan hier
reeds een korte aankondiging werd gegeven, verzocht de
redactie mij aan deze een wat dieper gaand artikeltje te
wijden, een uitnoodiging door mij te gereeder aangenomen,
waar ik zoodoende de gelegenheid zal hebben ook op de
beteekenis van het archief der gemeente in het algemeen
te wijzen.
Het is hier reeds vermeld, maar wie niet zooals onder-
geteekende in de dagelijksche gelegenheid was, het waar
te nemen, kan daarvan slechts een te zwak beeld krijgen,
van hoe taai volharden en onvermoeid arbeiden, het na
verschenen deel het resultaat is. De heer Bruinvis heeft
daarmede, na al wat hij voor de hedendaagsche geschie
denis onzer stad gedaan heeft in zijn langen loopbaan
van Raadslid en Wethoader, voor de onde geschiedenis
een werk verricht, waarvoor hij nog meer dank en waar
deering verdientwaar hij het heeft volbracht op een
leeftijd en na een leven, dat hij op het otinm cnm dignitate
ten volle aanspraak zou kunnen doen gelden.
Het gemeente-archief was grootendeels ongeordend. Reeds
in '69 was het verkeerde van dien toestand door den
Raad gevoeld en had men den Archivaris van Amsterdam,
Dr. P. Scheltema, een te dier tijde zeker zeer verdien
stelijk man, met het ordenen van het archief en het
samenstellen van een inventaris belast. Een last door hem
aangenomen en ten uitvoer gebracht op eene wijze, die
na 30 jaren een aanvulling en verbetering door middel
van een boek van 184 pagina'smet een inhoud die
quantitatief dien van den door hem snmengestelden in
ventaris overtreft, dringend noodzakelijk maakte
Behalve de eerste afdeeling bevattende voorrecht- en
gratiebrieven, octrooien, vergunningen enz. tot 1572 gegeven
door vorsten, stadhouders, prelaten, regeeringslichameu
,en gerechtshoven, dat wil dus zeggende bescheiden be
treffende vooral onze stederechteu in den meest nitge-
breiden zin, heeft hij eigenlijk geen zelfstandig werk
verricht, zooals ons door het ontdekken van oude geschreven
inventarissen samengesteld in het begin der 19de
eeuw gebleken is. Deze toch zijn wat dè indeeling
betreft getrouw gevolgd en het is maar zelden dat in
Scheltema's inventaris een stnk vermeld wordt, dat daarin
niet reeds werd genoemd. De geleerde heer heeft een
voudig den goedgeloovigen Raajd zand in de oogen ge
strooid en waar het minder ardusante, meer arbeid en
studie vereischende werk begon, een lijst afgeschreven
door een of anderen beambte ter secretarie, voor dat
werk waarschijnlijk zeer weinig berekend, in een tijd
dat de archivalische wetenschap nog in de windselen lag,
opgemaakt.
Dat weinig ernstig opvatten zijner taak moest zich
wreken en het eenige wat tegen het nu verschenen sup
plement te zeggen valt, is dit, dat het die wfaak nog niet
geheel heeft gezoend. Dat zou geschied zijn clóor het ge
heele systeem van Scheltema, do gansche indeel ing, te
doen vervallen en een geheel nieuw, op anderen grondslag
op te trekken, samenstel te maken. Welke indeeling toch
kan er onwetenschappelijker bedacht worden dan eene, die
de reeds genoemde Eerste Afdeeling onderbreekt door er
een tusschen te schuiven bevattende .stukken over het
beleg.' Een gemeentearchief is uit den aard der zaak het
archief eener administratie, en mobt naar gelang daarvan
worden geordend. Dan eerst wordt het historisch van be
lang. Maar het beleg, hoe belangrijk ook, voor de lands
geschiedenis nog meer dan voor die der stad, heeft op
de administratieve ontwikkeling der stad geen noemens
waarde beteekenis gehad, en kan dus niet een weten
schappelijk administratieve indeeling beheerschen. Dat
is één voorbeeld uit de vele. En men mag zich dan ook
verzekerd honden, dat niets liever zou gedaan zijn dan
het samenstellen van een geheel nieuwen inventaris, en
dat waar dit niet ia geschied, daarvoor zoer gegronde
en zwaarwegende redenen hebben bestaan. In de eerste
plaats wel deze, dat het omverhalen van het oude eerst
mogelijk kon zijn wanneer precies en volledig de stukken
bekend zonden wezen waaruit het bestond, ten einde
ze voor het nieuwe te kunnen gebruiken. En dat die
volledige bekendheid eerst door dit supplement is gegeven!
Terwijl wanneer een dergelijke nieuwe samenstelling naar
den eisch geschieden zon, een werk van nog minstens
eenige jaren ermede gemoeid kon zijn.
En tenslotte is dit toch maar een zaak van weten
schappelijk grooter volkomenheid zonder practisch veel
verschil. Waar verkregen is wat wij nu hebben, zou het
besteden van jaren arbeid aan her-omwerken zeker minder
nuttig zijn, dan dien tijd dienstbaar te maken aan het
gebruiken van de ons nu, door middel van het goed geor
dend archief, geopende en toegankelijke bronnen voor de
geschiedenis onzer stad in den ruimsten zin.
Men vindt in den inventaris de stof bij hoopen voor
het grjjpen.
Daar is bijvoorbeeld de niet het minstbelangriike afdee
lingeen derde van het boek beslaande omtrent ver
werving en vervreemding van vaste goederen door de stad.
Men zon dit zelf eigenlijk reeds meer een resultaat van
archiefstudie dan een inventariseering kunnen noemen, zoo
volledig en overzichtelijk is deze behandeld met opne
ming ook van stukken, die elders in het archief in gebonden
deelen aanwezig zijn en op deze zaak betrekking hebben.
Niet de minst belangrijke noemde ik deze afdeeling,
zooals ze er nu uitziet.
Wij zien er haar doorloopend de langzame groeiing
en afronding der stad het ontstaan van stratenvan
markten van plantages. De singel wordt gegraven de
bewailing gemaaktde .fortificatie'' looals onze voor
vaderen het plachten te noemen. Wij zien den nood in
het beleg huizen afgebroken om de steen voor de wallen
te gebruiken of do bolwerken te voltooien. Wij zien den
toenemenden bloeivooral door een snel opschietende
maar ook bijna even spoedig weer verdwijnende nijver
heid in de eersto decennien na het belegde stad
verscheiden stukken land koopende die ze uitgeelt voor
lijnbanen verkoopt om meel- olie-papiermolens of
kalkovens te plaatsen. De vischmarkt, het waagplein, de
paardenmarkt worden vergroothet, hofplein gemaakt
toegangswegen worden verkregen door wegbreken van
huizen of door het koopen van land buiten de stad. De
beteekenis der stad stijgtde gedeputeerden ter dagvaart
in Den Haag krijgen daar een eigen huis tot logement,
tezamen met Enkhuizen inmiddels zijn de regenten be
dacht op verfraaiing: zij koopen regelmatig stukken land
aan voor lanen en plantages en doen zóó den Hout ont
staan na het genot en sieraad van onze stad.
De handel heeft haar steeds stijgende eischen. Een trek
vaart naar den kant van Hoorn wordt gegraven, de weg
naar de Zijpe aangelegd, een naar Winkel, een naar de
Langedijk gemaakt of verbeterd.
Wat men niet vindt onder de aanwinsten zijn de vele
landerijen aan de stad, bij loting toebedeeld nit de gese
culariseerde goederen der Abdij van Egmond en enkele
andere kloostersdie zijn niet afzonderlijk te vinden, al
staan ze mede vermeld in hetin de tweede afdeeling
tweede gedeelte 10 h. opgenomen.Chaert Boeck van
alle die Landen toecoomende die stede van Alckmaer in
den Jare XVC achtent negentig" opgemeten door den
.geswooren Lantmeeter" Dirk Aerianssoon Schelnen. Dat
deze belangrijke verwerving niet op te nemen was in de
lijst is wel te betreuren, mede omdat ze een eigenaardigen
kijk geeft op enkele kanten van de historie der her
vorming. De Staten dat zijn dus de steden hebben
altijd geijverd reeds lang vóór de hervorming tegen
het toenemend grondbezit der geestelijke stichtingen
toen nu het verzet tegen hot feodale stelsel tengevolge
van de snelle groeiing der bnrgelijke samenleving van
handel en nijverheidalgemeen begon te worden en
zich ook, natuurlijk, geestelijk uiten ging in het verzet
tegen het gezag der feodale katholieke kerk, was een der
sterke motieven het uit den weg ruimen der nijverheid
(weven, brouwen) uitoefenende kloosters, wier grondbezit
hen bovendien maakte tot een zoozeer te duchten macht.
De Staten werden protestant, de Staten seculariseerden de
geestelijke goederen, en de Staten, dat zijn de steden, trokken
de goederen eenvoudig aan zich. Vooral de rijke Egmonder
abdy was een buitenkans van belang, on het is zeer
waarschijnlijk dat door de inkomsten nit do daarvan afkom
stige landen de stad in staat is geweest, voor en na 1600,
zooveel voor de nijverheid en voor de verfraaiing uit
te geven.
Hoe Alkmaar er a a n kwam is niet, hoe zij helaas,
er a f kwam, is wel te vinden. In 1728 bij de alge-
meene malaise in het tweede stadhouderlooze tijdperk,
en in dien tijd van het meest doorgedreven regenten-
wanbehoer, dat dnur was zonder dat het de Btad voordeel
opbracht, heelt men in de gzoote verkoopingen niet
minder dan 61 perceelen land voor het grootste deel
ws. abdijland van de hand gedaan voor een geza
menlijk bedrag van f 25,390 en 3 stuivers. Had men ze
kunnen behouden en hadden zij den rampspoedigen Fran-
schen tijd doorstaan, waarin de stad ook haar plaatsen
in den Schermeer en Heer-Hugowaard verkocht in
1817 volgde de rest die men daar bezat denzelfden weg
en verkocht men ook nog voor f 17751 aan tienden!
dan ware nu onze stad zeker een der rijkste, zeer ten
genoegen onzer belastingbetalers.
Maar die kip der gouden eieren is reeds te lang ge
leden geslacht om er nog over te tremen, de slachters
zijn met hun eerwaardige patriciersnamen vergeten en
voor zoover zij zelf door goedkoopen inkoop profijt heb
ben getrokken van den door hun eigen schuld berokkenden
geldnood der stad, zijn die profijten reeds lang verloren of
door verjaring „verkregen rechten'' hunner nakomelingschap.
Maar ook in de andere hoofdstukken vinden wij door
de uitvoerige beschrijving tallooze feiten opgeteekend,
nit alle tijdperken der historie en op elk gebied der ont
wikkeling die aanleiding zouden kannen geven tot den
opbouw oener vollediger en zorgvuldiger stadshistorie
dan de bekende van Boomkamp (trouweDS maar loopend
tot 1600), al wordt gereedelijk erkend, dat deze voor
zijn tijd en met zijn middelen een waarlijk zeer behoor
lijk boek heeft samengesteld.
Daar heeft men bijv. de voor onze stad zoo allerbelang
rijkste geschiedenis der omliggende waterschappen. Reeds
in de 15de en 16de eeuwde voorzieningen in Geestmer-
ambacht, die omtrent de Hondsbossche, omtrent den
grooten Westfrieschen Zeedijk, de oprichting van het
hoogheemraadschap der Uitwatering.
Dan de octrooien voor bedijking en drooglegging in
1532 van de Achtermeer, door de heeren van den Nijen-
burg; 1558 van de Zijpe; in 1561 van de Vroonermeer,
door Claes Heyndricxz. „poorter van Alkmaar" van
Berger- en Egmonder- meren in 1564den Beemster in
1609, Diepsmeer 1619, Heer Hugowaard 1624, Schermeer
1627, de landen tnsschen Zijpe en Wieringerwaard 1629,
Witsmeer en Schagerwaard 1630, om de voornaamste te
noemen. Er zou nit wat hier te vinden is, een mooie
aanvulling te geven zijn van het standaardwerk van Mr.
de Vries over de Hollandsche waterschappen. Vooral ook
omdat men hier vinden kan ettelijke bescheiden over de
geschiedenis van de verwerving der octrooien. Zoo bijv.
vindt men in het 5de gedeelte no. 45a een .onderlinge ver
bintenis omtrent eenige punten geteekend door enkele der
20 verzoekers om octrooi tot bedijking der H.Hngowaard.
Men heeft hier een van die geheime contracten, waarbij de
verdeeling var. de te verkrijgen landen gemaakt werd en
waarbjj bepaald werden de geschenken, toedeelingen enz.
beschikt voor deze en gene die aan de aanvragers om
octrooi »ter wille" geweest is. Burgemeester die, zooveel
kavels, burgemeester zus, zooveel; de neef van den een,
de broer of zwager van den ander, het raadslid zóó,
wiens hulp wel wat waard is enz. enz. elk krijgt zjjn
deel in de buit, die ten .nutte van het algemeen" wordt
gemaakt. Ik doe den heeren geen verwijten op welke
wijze ook tot stand gekomen, de drooglegging van het