Buiten de grenzen.
Indische Penkrassen.
Honderd en vijfde jaargang. Zondag 27 Sept. 1903.
Nederland.
NO® 115. Tweede blad.
ALKMAARSCHE COLRAAT.
Chamberlain is in de laatste jaren zoozeer de drijvende
kracht van het Engelsche Kabinet geweest, dat zijn af
treden een gebeurtenis is van nationale en internationale
beteekenis. Hij is afgetreden als minister, niet omdat
zijn denkbeelden door de meerderheid zijner ambtgenoo-
ten of door den eersten minister Balfour zijn veroordeeld,
maar omdat zij oordeelden, dat de openbare meening zich
verzet tegen de uitvoering van zijn plannen. Hij zelf
heeft dit trouwens in zijn briefwisseling met Balfour er
kend. Het verzet tegen belasting op tot dusver niet be
laste voedingsmiddelen is nog zoo sterk, schrijft hij, dat
de meerderheid van de kiezers er zich tegen zouden ver
klaren, ook al ging de maatregel gepaard met een ver
laging van bestaande belastingen op andere voedingsmid
delen. Hij ziet dit in, en daarom, zegt hij, kan hij geen
lid van het ministerie blijven.
De regeering zou zulk een belasting niet met hoop op
welslagen kunnen voorstellen; maar hij voor zich heeft
gedurende de vele jaren, dat hij het departement van
koloniën bestuurde, de overtuiging gekregen, dat op hst
gebied der belastingen een nauwere aansluiting tusschen
moederland en koloniën noodig is, liever nog vandaag dan
morgen, en dat het moederland door de bevoegdheid tot
het heffen van invoerrechten in staat moet zijn andere
staten, zoo al niet te weerhouten van de heffing van be
schermende invoerrechten, althans te straffen voor hun
pogingen om de Britsche voortbrengselen te weren, door
hen met gelijke munt te batalen en hen wellicht te nopen
tot terugkeer op den ingeslagen weg. Die overtuiging is
zoo sterk, dat hij zich verplicht acht, in het belang van
moederland en koloniën, de openbare meening er voor te
winnen. Als lid van het ministerie, dat zich wil bepalen tot
een onpartijdig onderzoek van de kwestie en daarom, han
gende dat onderzoek, geen partij kan kiezen, kan hij dat
niet doen. Door zijn rusteloos schrijven en spreken om
de kiezers voor een wijziging der Engelsche handelspolitiek
gunstig te stemmen zou hij, zelf minister blijvende, het
ministerie in de grootste moeilijkheden, in een volkomen
onhoudbaren toestand brengen. Aan den anderen kant
zou hij door den band met zijn ambtgenooten te veel
worden belemmerd. Daarom bleef hem niets anders over
dan af te treden. Hij zelf erkent, dat de openbare meening
nog voor zjjn plannen gewonnen moet worden, en dat
het ministerie die plannen dus niet kan overnemen.
In zooverre heeft Chamberlain dus een nederlaag'geleden,
dat de openbare meening in Engeland zich sterker tegen
zijn plannen heeft gekant, dan hij blijkbaar had verwacht.
Hij heeft ontwaard, dat zij daarvoor nog niet rijp is.
Het volk vreest het duurder worden van het brood, als
natuurlijk gevolg van een belasting op de eerste levens
behoeften en juist zulk een belasting zouden de koloniën
wenschen maar de eerste minister heeft zijn denkbeel
den niet verworpen. Integendeel, Balfour verklaart zich
overtuigd van de noodzakelijkheid eener wijziging van
het oude stelsel van vrijhandel en daarom zijn dan ook
de meest overtuigde voorstanders van dat stelsel in het
ministerie afgetreden, maar Chamberlain's plannen acht
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.)
XXIX.
Wat in 't vat is, verzuurt niet en de trouwe lezers
mjjner Penkrassen hebben daarom altijd nog hun rijtoertje
te goed. 't Is van morgen juist heerlyk frisch en lekker
weer na 'n nacht van regen
We zullen dus maar eens 'n nwagenmet twee paarden
laten voorkomen en van 6 uur 's morgens tot 12 uur
's middags gaan genieten van alles, wat er al zoo op In-
sulinde's hoofdplaats te zien valt.
Het rijden is hier betrekkelijk goedkoop. Voor zes
gulden plus twee kwartjes fooi zijn we 'theertjel
We zullen nu maar eerst naar beneden," naar de oude
stad gaan. 't Is daar thans nog uit te bonden. Over
'n paar uur echter, zou ons genot vrjj twijfelachtig zijn.
Zoo rijden we dan weör langs ons Molenvliet, dat zijn
naam aan het in 1648 gegraven kanaal ontleent. We
weten reeds, dat ook hier de stoomtram langs loopt.
Voor den nieuweling moet het zeker al een zeer vreemd
gezicht wezen, om maar open en bloot Chineezen en In
landers, mannen, vrouwen en kinderen sans gêne hun bad
te zien nemen.
Het kanaalwater is alles behalve frisch en riekt ook
minder aangenaam, doch daar schijnen de luidjes zich
maar weinig aan te storen, want zelfs mond en tanden
worden met 't bruingele vocht »geroinigd"! Van bacte
riën en bacillen hebben ze dan ook natuurlijk nog nooit
gehoord. Niemand sterft er vóór zijn tijd, zoo wordt
wijsgierig geredeneerd, dus waartoe zich in acht te nemen P
En als dan over eenige maanden weör eens cholera of
'n andere venijnige ziekte uitbreekt, och dan sterven ze
tevreden en gelaten, omdat hun tijd dan blijkbaar daar is 1
Het Hotel Molenvliet ligt vrij wel op de grens van
't Europeesche gedeelte dezer wijk en we passeeren nu
een aaneengesloten rij van kleine winkelhuisjes en werk
plaatsen, bewoond door Inlanders en Chineezen.
Balfour voor het oogenblik althans onuitvoerbaar wegens
te sterk verzet bij het volk.
Moeielijke dagen beleeft de Keizer van Oostenrijk en
Koning van Hongarije. Over gebrek aan belangstelling
bij andere souvereinen heeft hij niet te klagen. Het be
zoek van den Koning van het sinds eeuwen bevriende
Engeland is opgevolgd door dat van den nieuwen bond
genoot, den Duitschen Keizer, tevens Koning van Pruisen,
opvolger van de reeks van Koningen die zoo lang
zijn mededingers en tegenstanders, soms zjjn verklaarde
vijanden waren, met wie zijn geslacht heeft geworsteld
om den voorrang in het oude Duitsche Rijk en in den
lateren Duitschen Bond, totdat in 1866 de wapenen bij
Sadowa en Königgratz beslisten, en Oostenrijk, dat zoo
veel Duitsche Keizers had geleverd, voor goed uit Duitsch-
land werd verwijderd. Het kon zich nu sterk maken in
het Oosten. Doch in zijn eigen staten zijn de moeieljjk-
heden niet uitgebleven. In het volgende jaar kwam de
overeenkomst met Hongarije, de »Ausgleich" tot stand,
en sinds dien tijd draagt het gebied waarover Frans Jozef
regeert, den naam van den Oostenrijksch-Hongaarsehe
Monarchie. Feitelijk zijn het twee rijken ia het Cis-
Leithaansche heet hij »Keizer", in het Trans-Leithaansche
«Koning van Hongarije". Beide deelen der monarchie
zijn volkomen zelfstandig, hebban eigen ministeriën en
eigen vertegenwoordigingen. Voor de buitenlandsche poli
tiek en de zaken van oorlog en vrede hebben zij een
gemeenschappelijk ministerie, verantwoordelijk zoowel te
Boeda-Pesth als te Weenen. Belangen van handel en
nijverheid worden behandeld door »delegatien'' uit de
beide parlementen die zelfs niet gemeenschappelijk
vergaderen. Kunnen zij het niet eens worden over het
aandeel door de beide deelen van het rijk in de gemeen
schappelijke kosten te dragen, dan kan de Keizer-Koning
de bestaande regeling die voor tien jaar wordt vast
gesteld telkens op nieuw weer voor één jaar verlengen,
tot groote ontevredenheid natuurlyk van de beide par
tijen of althans van eene bljjkende uit de onmogelijkheid
zelve om weer voor tien jaren een overeenkomst te
treffen hetzij dan dezelfde als de bestaande of een andere.
In deze omstandigheden bevinden zich nu weer de
beide deelen der monarchie. In Hongarije is daarbij
een eiscb op den voorgrond getreden die in Oos
tenrijk en bij den Keizer het sterkste verzet ontmoet,
omdat de weermacht van het rijk, de gezamenlijke legers
er bij betrokken zijn. Ook wat de taal van het commando
betreft komt Hongarije voor een eigen recht op. Do
Keizer heeft zich persoonlijk in de zaak gemengd en
in een officieel manifest verklaarddat hij nimmer zal
medewerken tot wijzigingen waarvan de inwilliging
alleen zou kunnen geschieden ten koste van de eenheid
van het leger en van do macht en het aanzien van het
rjjk als groote mogendheid. Hier is bij gevolg geen ver
gelijk mogelijk en bij de opwinding der gemoederen
onder de Hongaren zoekt men te vergeefs naar een
oplossing of een middel tot bevrediging.
Het schijnt dat er eenig vooruitzicht bestaat op een be
ëindiging van den gruwelijken strijd in Macedonië. Laat
men de opstandelingen en de Turken, die hen bevechten,
Hier en daar wordt die rij onderbroken door een steeg
of »gang," zooals ze hier zeggen, en daar Batavia bij
Molenvliet op zijn smalst is, loopen die steegjes, ook aan
de overzij van 't kanaal, binnen weinige minuten door
een kampong op een sawah of rijstveld uit.
Al spoedig komen we aan de toude stad" en wel op
het bekende en beruchte Plein Glodok, vlak tegenover
het Stadsverband, de Gevangenis en het z.g. Kettingkwar
tier, de verblijfplaats der rantéi's, kettingjongens of dwang
arbeiders, waaryan daar juist een troepje onder geleide
van een mandoer, zich naar hun werk begeeft. Het is
een merkwaardig gezicht al die Inlanders en Chineezen,
in hun bruin boevenpak, heel kalm zich te zien leiden
door een der hunnen, dus ook een gestrafte, die tot man
doer of opzichter over hen werd aangesteld.
Er loopen gevaarlijke roovers, ja begenadigde moorde
naars onder en toch eten die lui schjjnbaar uit de hand
en blijven ze binnen de grenzen van het touwtje', dat 't
clubje bij elkaar moet houden.
Eigenaardig volkje toch die dwangarbeiders, lui die
later ook wel een Penkras waard zijn, want in Holland
kan men zich nu eenmaal geen voorstelling maken van
de mogelijkheid om zware misdadigerg dagelijks betrek
kelijk vrij buiten de poorten van den kerker te laten
rondtippeien bewaaktniet door marechausséa's met
scherp geladen karabijn, doch door een der hunnen, met
een stokje gewapend, die zich weet te doen gehoorzamen
en hen met militaire stiptheid op 't vast gestelde uur
weör thuis brongt I
Enfin, later hierover meer, 't onderwerp is belangwek
kend genoeg, doch wij hebben nu geen tijd, we moeten
verder.
We slaan dan bij Glodok links af en komen nu plot
seling midden in de Ghineesche Kamp. Bepaald typisch,
dat doolhof van grachten en straten en steegjes, die echt
Chineesche huizen van telkens afwisselenden stjjJ, die
gevels met helle kleuren beschilderd en beplakt met
roode langwerpige papierstrooken, waarop groote zwarte
Chineesche letters misschien wel naam en kwaliteit van
de bewoners vermelden. Men kan zich hier best voor
aan hun lot over, dan is het einde van de moordtooneelen
en de verwoesting van het land niet te voorzien. Staat
Bulgarije de opstandelingen bij en vorst Ferdinand
verbeurt de gunst van het volk door dit te blijven wei
geren, dan ontstaat een niet minder vreeselijke oorlog met
Turkije, waarin het niet waarschijnlijk is dat Bulgarije
overwinnaar zou blijven. Geen vreemde mogendheid zou
gewapenderhand tusschen beide kunnen komen zonder de
Turken tot een wanhopigen oorlog te prikkelen. Rusland
en Oostenrijk hebben daarenboven nu eenmaal bij Turkije
op hervormingen aangedrongen en van den Sultan alge»
heele bewilliging verkregen. Zij eischen dat de bevol
king in hun bemoeiingen vertrouwen stelt en dat de lei
ders van den opstand van verder verzet afzien. Eindelijk
zijn onderhandelingen begonnen tusschen den Sultan en
Bulgarije, waarvan hij nog altijd suzerein is. De Sultan
zou bewilligen in een algemeene amnestie en in de be
noeming van een commissie, samengesteld uit Turksche
en Bulgaarsche ambtenaren tot een gelijk getal, die een
regeling zou ontwerpen, waarbij de christenen aandeel
zouden verkrijgen in het bestaan van het land. Die onder
handelingen duren voort en omtrent den uitslag zal wei
niemand zich nog aan voorspellingen durven wagen.
Veehandel In Friesland.
De aanvoer van melk- en kalf koeien was vrij groot.
De vraag was eer minder, en het gevolg wasstuggere
handel met afbrokkelende prijzen.
De aanvoer van vette koeien was grooter de handel
in dit vee was stadig met weinig varieerende pryzen ver-
geleben met die der vorige week.
Stieren voor de slachtbank, waarvan de aanvoer groot
was, waren goed gevraagd niet enkel werden zij voor
Holland gekocht, maar ook door Belgisehe kooplieden
geschiedden aankoopen tegen goede prijzen.
Vette kalveren vrijwel in één doen. Graskalveren, met
grooten aanvoer, minder vraag, daardoor stiller handel,
met lager prijzen.
In schapen en lammeren, waarvan de aanvoer welzoo
groot was als verleden week, was de handel wel zoo druk
en was de omzet, tegen stijver prijzen, wel zoo groot.
De handel in vette varkens was wel zoo opgewekt, doch
de prijzen waren niet veel hooger
Voor Londensche biggen bestond meer vraag en was
de omzet grooter maar de prjjs was oer een weinig lager
dan hooger.
De aanvoer was1200 melk- en kalfkoeien, 220 vette
koeien, 200 pinken, 200 vette kalveren, 1400 graskalveren,
2000 schapen en lammeren, 250 vette varkens, 1100 vette
biggen, 300 magere varkens, 700 kleine biggen.
De prijzen zijn vette koeien, le kwal. 29»/2—31 ct.,
2e kwal. 25—28 ct., 3e kwal. 21—23 ct., vette kalve
ren 24—35 ct., vette schapen 231/225 x/2 ct., vette var
kens 1820'/ï ct., Londensche biggen 17181/,; ct.
alles per i kilo.
Melk- en kalfkoeien f 125 a f 250, pinken f60è, f80,
graskalveren f 40 f 64, nuchtere kalveren f 7.50 a f 10,
weideschapen f 19 a f 22, lammeren f 12 a f 16, magere
varkens f 32 A f 46, kleine biggen f 1.a fl.40 per
week. (N. v. d. D.)
De eerste najaarsraarSit te Beemster zal ge
houden worden Maandag 5 October a.s.
Tot lid van het Dagelijksch Bestuur der banne
Bovenkarspel is herkozen de heer D. Kooiman Rzj
en tot hoofdingeland de heer D. Bot.
stellen in een der volkswijken van Peking te zijn, want
het Chineesche element is hier verreweg overheerschend
en de drukdoende staartmenschen, van wie velen nog
niet zoo heel lang hun Hemelsche Rijk verlieten, maken
een leven als een oordeel. De meeste huizen zijn beneden
tot toko's (winkels) ingericht, toko's, waar men van alles
en nog wat krijgen kan en ook daarbinnen wordt het
oog aangenaam geboeid door kleuren en verguldsel, rood
en zwart lakwerk en niet te vergeten het eigenaardig
huisaltaartje met zijn offerstokjes, roode kaarsen en gril
lige Tao Pekong, eene voorstelling uit de Chineesche go
denwereld. 't Is nog vroeg in den morgen en de meeste
langstaarten loopen daarom met naakt bovenlijf van de
ochtendkoelte te genieten hun beenen bedekt door de
wijde Chineesche pantalon. Ook de »dames" dragen broe
ken. Ze zijn in 't zwart gekleed en hebben haar kleine
(misvormde voetjes gestoken in de bekende muilen met
dikke zolen. Ze zien er grappig uitIk spreek hier na
tuurlek van de onvervalscht echte Chineesche vrouwen,
want menig Mongool kiest zich eene dochter van het
land hier tot levensgezellin en wordt dan de stamvader
van eene generatie baba's en nonna's, die feitelijk geen
Chineezen meer zijn, gaarne de Westersche gewoonten
overnemen, zich meer Europeesch kleeden, hun kinderen
behoorlyk naar school zendenja zelfs Hollandscb en
Eygelseh doen leeren en werkelijk heel wat aangenamer
indruk maken dan de schreeuwerige, domme, onbeschofte,
botgrinnekende tsin-kheh'sof geimporteerde rstaarten''
van den overwal.
Zoo'n Chineesche wijk doet in vele opzichten denken
aan de bekende z.g. Jodenbuurten van Amsterdam en
's-Gravenbage doch 't is hier nog wel zoo druk, wat
niet te verwonderen valt als men weet, dat de Chinee
sche handwerklieden hun vak meestal in 't publiek be
oefenen. Overal ziet men ze bezig, de nijvere meubel
makers, smeden, rijtuigherstellers, timmerlui, schoenma
kers, blik en koperslagers, kleermakers enz. terwijl we
daar juist een barbier passeeren, die druk aan den arbeid
is, op den openbaren weg, met een zijner patiënten. Niet
alleen, dat hij ving en handig scheert, maar met allerlei