muren. De plaatsing der privaten is na~r het hem voor komt niet beter te maken, daar de onderwijzer van uit de klasse daarop toezicht moet hebben. De heer Cohen Stuart begrijpt, na hetgeen hij heeft gehoord, dat het niet wenschelijk is de zaak te ver schuiven, doch hij betreurt het, dat de leden niet eerder inzage hebben gekregen van de stukken, dan een paar dagen geleden. Waar de heer Uitenbosch zoo pertinent beweert, dat het niet noodig is de gezondheidscommissie te hooren, meent hjj te kunnen verwijzen naar het artikel, waarbij de taak der commissie is omschreven, hij gelooft wel degelijk, dat ook een dergelijke verbouwing enz. er onder valt, doch al is het niet verplicht, dan is het toch verstandig het advies in te winnen, ij De Voorzitter meent dat de bijlage toch vroeg genoeg in het bezit der leden was, waarop de heer Cohen Stuart antwoordt, dat bet niet bepaald de bijlage geldt, maar de stukken, in de bijlage wordt zelfs niet eens het bedrag genoemd. De beer Kraakman komt er tegen op, dat men hem, al is het zijdelings, er een verwijt van wil maken, dat hij de zaak lang zou willen uitstellen. Dat ligt niet in zijn bedoeling. Maar, al zijn B. en W. geheel op de hoogte, en al weet men er als lid der commissie van bijstand alles van, hij eischt eenige beleefdheid voor de leden van den raad, die eerst verleden Maandag hebben kunnen kennis nemen van de stukken. Moet er gedrongen worden, 't zij zoo, maar dan moet de raad de verantwoordelijkheid maar dragen voor de beslissing, terwijl de leden geen tijd hebben gehad de zaak behoorlijk na te gaan. Hij stelt voor, ook met het oog op het inwinnen van het advies der gezond heidscommissie, om het punt aan te honden tot de vol gende vergadering. De heer de Sonnaville ondersteunt dat voorstel. De heer Bosman vraagt of het niet wenschelijk is, dat ook B. en W. met dat voorstel meegaan. Het voor stel is ook voor hem uit de lucht komen vallen, en eerst had hij gemeend, dat met hot oog op het aantal leerlingen uitbreiding noodig was. Nu dat niet zoo is, en de toe stand al lang zoo is, ziet hij niet in, dat er zooveel haast gemaakt moet worden. De heer Boelmans ter Spill acht het telkens gebruikte argument, dat de toestand al 25 jaar slecht is, een vreemd argument. Er is verzuim gepleegd ten op zichte van deze school, moet men daar dan maar mee doorgaan Het komt hem voor, dat dat verzuim moet worden hersteld, hoe eer, hoe beter. Hij kan er wel in meegaan de zaak aan te houden tot de volgende vergade ring, maar niet omdat er geen haast bij is, haast moet er gemaakt worden. De heer Kraakman wil ook niet anders dan uit stel tot de volgende vergadering 't is niet beleefd den raad eerst 2 dagen van te voren over een zaak in te lichten, hij hoopt, dat het in het vervolg] wat beter zal gaan. De raad kan niet beslissen als hij de zaak niet heeft kunnen nagaan. De Voorzitter zou uitstel betreuren, indien dit gebeurde met het oog op de begrooting voor 1904. Al was de financieele toestand minder goed dan thans, dan nog zou de verbouwing niet mogen worden uitgesteld, zij mag niet afhankelijk gesteld worden van de aanstaande begrooting. De heer Kraakman is van oordeel, dat het ge vraagde uitstel niet mag geweigerd worden. De heer Bosman wijst er op, dat geen der leden tegen het plan zelf is, maar meu wil het eerst eens goed bekijken, daarom ondersteunt hij het voorstel van den heer Kraakman. De heer d e W i t gaat tot zekere hoogte met den heer Kraakman mee, er is een verzuim gepleegd tegenover de leden van den raad op dien grond is hij voor uitstel, maar hij legt er den nadruk op, dat de zaak buiten de gemeente begrooting moet omgaan. De heer Uitenbosch maakt nog de opmerking, dat de beer Bosman bij de behandeling van het gymna sium wel onmiddellijk daarvoor was, en thans bezwaar maakt. De heer Bosman betoogtdat hij volstrekt niet tegen het plan is en meent, dat hij zich altijd een voor stander van het onderwijs heeft betoond. De heer Boelmans ter Spill wil nog even con- stateeren, dat hij voor zich er nog niet van overtuigd is, dat de gezondheidscommissie gehoord moet worden zoo als de heer Stuart heeft willen bewijzen. Als B. en W. het doen, is het eene welwillendheid van hunne zijde. Bij deze zaak is het advies van het schooltoezicht noodig. De heer Cohen Stuart is het niet ten volle met den vorigen spreker eens en merkt nog op dat, al mocht hij ongelijk hebben, het toch voorzichtig zal zijn de com missie te hooren, daar men anders misschien later weer tot veranderingen zou kunnen worden genoodzaakt. De heer Kraakman meent, dat de heer Boelmans ter Spill, niet overtuigd van de noodzakelijkheid, de wen- schelijkheid er van zal erkennen. De Voorzitter] sluit thans de discussie, waarna zonder hoofdelijke stemming het punt wordt aangehouden tot de volgende vergadering. 3. Gemeente-rekening over 1903. De commissie tot onderzoek der gemeente-rekening over 1902 rapporteert, dat de uitkomst dezer rekening in vergelijking met do begrooting, die voor onvoorziene uit gaven primitief een bedrag van f 2781.79,/2 aanwees, niet ongunstig is, waar deze sluit met een saldo van f 10976.71 Vï- Toch dient te worden opgemerkt, dat de rekening aanvangt met een saldo van f 15375.77, zoodat, zonder deze bate van een vorig jaar in aanmerking te nemen, de dieust een tekort zon hebben opgeleverd. Een groot deel hiervan kan gesteld worden op rekening eener buitengewone uitgaaf, namelijk f 3861.28 voor subsidie en feestelijkheden ter gelegenheid van de landbouwtentoon stelling. De overige buitengewone ontvangsten en uitgaven wjjzen ongeveer een hooger bedrag van f 1850in ontvang aan, doordat werd besloten onder de te leenen f 10000 op te nemen f 1867.50 voor mindere opbrengst (23/4 °/0) der uitgegeven leening f 83000. De opcenten op de Rijks directe belastingen leverden f 1797.941/, en de hoofdelijke omslag f 1236501/, meer op dan de primitieve begrooting. De vermeerdering der belasting op de honden, nl. 814 bij eene begrooting van f 1125, trok de aandacht, evenals de uitkeering der waterleiding-maatschappij, die met f 759.33 de begrooting van f 6000 overschreed. De gemeente-rekening bracht f 850.44V2 minder dan de begrooting op, terwijl de uitgaven f de primitief geraamde som te boven gingen. De uitgaven voor jaarwedden van onderwijzers over troffen f3762.62'/s en de vergoeding van en tegemoetkoming in huishuur voor onderwijzers f 1050 de eerste begro tingscijfers. Ten aanzien van eenige werken ter gelegenheid van de tentoonstelling komt het der commissie voor, dat de uitgaven daarvoor zeer hoog zijn. De commissie, geene bezwaren hebbendestelt voor, de rekening voorloopig vast te stellen in ontvangst tot een bedrag van t 425724.89'/i uitgaaf - 415748.18 met een voordeelig saldo van f 10976.711/i De heer Kraakman vraagt naar aanleiding van de mededeeling der commissie, dat van de opbrengst der kermisgelden ad f 835,09|- f 59,45 is afgetrokken, of het niet beter ware, dat die aftrek als uitgaaf was geboekt geworden. De heer de Lange stemt dat toe en voegt er bij dat alleen vermeld is, de som door den commissaris van politie ontvangen als saldo, na aftrek van f 59.45 zjjnde f 50 als schadevergoeding aan een panopticum en 9.45, die niet was ontvangen. De heer Kraakman vraagt of die f 50 werd terug gegeven en alreeds gestort waswaarop de heer d e Lange antwoordt, dat dat niet zoo is, de man kon zijn toegewezen plaats niet meer krijgen, daar die door een ander was ingenomen. Op een vraag van den heer Kraaakman antwoordt de Voorzitter nogdat de uitbetaling dier vergoe ding is geschied na overleg met B. en W. en na advies van een juridisch raadslid. De heer Cohen Êjtuart licht nog toe, dat de eige naar van het panopticum geen plaats kon krijgen voor zijn inrichting. Er was wel een andere plaats aangewezen, maar die was ongeschikt, daar een boom midden in de tent zou komen en dan, hjj meent Maria Antoinette, waterschade zou lijden. Door zijn bemiddeling is de schade tot op van het gevraagde gereduceerd. Na deze opmerkingen wordt de rekening goedgekeurd. 4. Begrooting van de gezondheidscommissie, dienst 1903 en 1994. Door burgemeester en wethouders werd in handen der commissie tot de belastingzaken, enz. gesteld een afschrift van de begrooting van ontvangsten en uitgaven van de gezondheids-commissie te Alkmaar voor den dienst van 1903. Deze begrooting werd als overgangsmaatregel voor het dienstjaar 1903 bij Ged. Staten ingeleverd, en naar aanleiding daarvan ward door de Staten aan burgemees ter en wethouders medegedeelddat die begrooting in ontvangst en uitgaaf f 1166.60 bedroeg, komende na af trek van de bijdrage van het Rijk oen bedrag van f 800 ten laste dezer gemeente. Hierop werd door het dagelij ksch bestuur, ten einde uitvoering te geven aan art. 28 al. 1 der gezondheids wet, en den gemeenteraad in de gelegenheid te stellen eene som aan de gezondheids-commissie toe te kennen ter bestrijding harer uitgaven, overlegging gevraagd van de bedoelde begrooting met memorie van toelichting. Door Heeren Gedeputeerde Staten werd er verder op gewezen, dat in de gemeente-begrooting voor 1903 reeds eene som van f 800 is uitgetrokken, die de uitbetaling toelaat der door de gezondheids-commissie geraamde bij drage uit de gemeentekas waarop door burgemeester en wethouders werd geantwoord, dat wel is waar f 800 als bijdrage is uitgetrokken, doch dat op de begrooting eene ontvangst is geraamd van f 400 als bijdrage van het Rijk, zoodat, nu die bijdrage niet aan de gemeente doch aan de gezondheids-commissie zelve wordt uitgekeerd, art. 128 geene uitgaaf van f 800 doch slechts van f 400 toelaat en dan nog slechts voor n/ji gedeelte. Ook werd door hen er op gewezen, dat van eene toe kenning van oene som door het gemeentebestuur nog geen sprake is geweest en dat naar hun oordeel de Raad hier toe niet zal overgaan, indien de vereischte raming van kosten niet aan hem zal zijn overgelegd. De bedoelde begrooting werd hierop den 1 Juli jl. ter inzage ontvangen. De commissie heeft de zaak breedvoerig besproken en is eenstemmig van oordeel, dat burgemeester en wethou ders volkomen terecht zoo hebben gehandeld. Het komt der commissie voor, dat de cijfers veel kunnen worden besnoeid. In plaats van f 1166.60 komt zij tot een be drag van f 766,60. Aan bjjdrage van het Rijk wordt geraamd f 366.60, zoodat ten laste der gemeente blijft f 400. Voor 1904 komt zij tot een som f 800, weshalve de bedrage van de gemeente voor 1904 zou kunnen be perkt blijven tot f 400. De commissie stelt daarom voor te besluiten de bij drage van de gemeente Alkmaar ter bestrijding van de uitgaven der gezondheids-commissie alhier voor de jaren 1903 en 1904 te bepalen op f 400 per jaar. De heer Wanna kan zich in hoofdzaak wel ver.eenigen met hetgeen de commissie heeft gezegd. Met het oog op de bijdrage van f 800 en die van f 400 van het rijk heeft de gezondheidscommissie de begrooting wel wat hoog geraamd doch men wist ook niet voor welke uitgaven men stond, 't komt hem echter voor, dat de commissie tot de belastingzaken wel wat veel heeft besnoeid, vooral in de post boekwerken en tijdschriften, 't is toch zeer gewenscht, dat de commissie een bibliotheek krjjgt, en dan zal uit den aard der zaak die post, vooral in de eerste jaren, wat hoog moeten zi)n. 't Is mogelijk, dat die post niet geheel wordt gebruikt, doch dat komt dan een volgend jaar ten goede. De heer Cohen Stuart verklaart hoe het komt dat Ged. Staten de begrooting hebben ontvangen, dat was geschied naar aanleiding van een schrijven van den Com missaris der Koningin. Hij merkt verder op, dat hij als secretaris der gezondsheidscommissie niet over de begroo ting zal meestemmen, en meent, dat ook de post »boloo- ning voor deskundigen" te veel verlaagd is. De heer de Lange zegt, dat indien de bijdrage van de gemeente ad f 400 te gering is, bij suppletoire be grooting meer kan worden aangevraagd. De heer Bosman gelooft niet dat voor deskundigen zooveel noodig is en gaat met de commissie mee. De heer Cohen Stuart is van een ander gevoelen en gelooft, dat heel veel hulp van deskundigen en soms langdnrigen bijstand van technici noodig zal zijn, bijv. bjj een woningonderzoek, al is het waar, dat de gezonds heidscommissie hier reeds veel uitstekend materieel vindt in het ter zake weldra uit te brengen rapport v n den volksbond. De heer Wanna oppert nog het denkbeeld, om van de commissie een nieuwe begrooting te vragen. Nadat de Voorzitter nog heeft geconstateerd, dat de geest van den raad is, dat indien f 400 niet genoeg blijkt, bij suppletoire begrooting meer kan worden aange vraagd, en de heer Wanna met die verklaring genoegen heeft genomen, wordt conform het voorstel der commissie besloten. De heeren Wanna en Cohen Stuart bleven buiten stemming. 5. Vaststelling van het primitief kohier der straatbelasting, dienst JL903. Ket voljaarsc'n kohier der straatbelasting, dienst 1903, is opgemaakt tot een invorderbaar bedrag van f 9266 35, zijnde f466.35 boven het bij de begrooting geraamde cjjfer. Onveranderd vastgesteld. 6. Begrooting van de dd. schutterij, dienst 1904. De ingediende begrooting der dd, schutterij voor het jaar 1904 wordt door den schuttersraad in ontvang en uitgaaf op f 1944 of f 480 minder dan voor 1903, in verband waarmede een toelage uit de gemeentekas wordt aangevraagd van ƒ1829 tegen 2309 voor 1903. Deze vermindering vindt hare oorzaak in de Wet van 24 Juni 1901 tot regeling van de Landweer en van de opheffing van de schutterijen (Laudweerwet), waardoor, te beginnen met 1903, geene nieuwe lichtingen aan de schutterij meer worden toegevoegd en de uitgaven voor Heeding en kosten van wapenen dus 480 lager konden worden geraamd. De commissie tot de belastingzaken enz. heeft tegen de uitgetrokken sommen geen bedenking en stelt voor, de begrooting voorloopig vast te stellen op f 1944 in ont vang en uitgaaf, met een toelage uit de gemeentekas van 1829. Goedgekeurd. 7. Benoeming onderwijzer herhalingsschool voor jongens. In de vergadering van 1 September 1.1. werd de benoeming van een onderwijzer in de vreemde talen aan de herhalingsschool voor jongens, aangehouden in verband met een van het hoofd dier herhalingsschool ingekomen bericht, dat de heer C. J. Reiziger, die door ons was voorgedragen, voor eene benoeming niet in aanmerking wenschte te komen. Genoemde heer heeft zich na gehouden overleg thans opnieuw beschikbaar gesteld, waarom B. en W. voor Btellen den heer C. J. Reiziger, voor den cursus 1903/1904 opnieuw te benoemen tot onderwijzer voor de vreemde talen aan de herhalingsschool voor jongens. Zonder hoofdelijke stemming conform beslooten. 8. Het maken van een dam en het verbreeden van een bestaanden dam aan den Bergerweg. De heer J. Brasser heeft zich bij adres dd. 20 Augustus 1.1. tot den raad gewend met het verzoek hem te willen vergunnen om voorlangs den Bergerweg een gronddam ter breedte van 4 M. in de poldersloot te mogen maken, en den reeds bestaanden gronddam tot een breedte van 11'/2 M. te mogen aanvullen, ten einde over deze dammen een uitgang te verkrijgen op den Bergerweg. Tegen de inwilliging van dit verzoek bestaan bij B. en W. geene bezwaren, waarom zij voorstellen de ge vraagde vergunning te verleenen onder nader omschreven voorwaarden. De heer Kr aakman vestigt er de aandacht opdat men aan den Bergerweg denzelfden toestand zal krijgen als vroeger aan den Kennemerstraatwegallemaal brug getjes. In overleg met het polderbestuur is de sloot aan den laatstgenoemden straatweg gedempte, hij acht dat hier ook zeer wel mogelijk en beveelt daarom aan om met het bestuur van den polder in dezen overleg te plegen. De heer Boelmans ter Spill gelooft, dat wan" neer sprake is van het maken van dammen, met demping reeds een begin wordt gemaakt. Conform het voorstel wordt besloten. 9. Onderhandsche verhuring van een perceeltje grasgewas. G. Blom heeft zich tot den raad gewend met het ver zoek om het perceeltje grasgewas aan den Omval 't welk bij de openbare verpachting is toegewezen voor f35, voor denzelfden -prijs tot wederopzeggens ondershands te mogen pachten. De opzichter over den Hout en de plantsoenen hier omtrent gehoord berichtdat bet adressants bedoeling is het stukje land te bemesten wat niet geschiedt als het jaarljjks wordt verpacht. Het land zou er dus op verbeteren en de geboden pachtsom kan ook alleszins billijk worden genoemd. B. en W. stellen dan ook voor het verzoek in te wil ligen. Conform besloten. Rondvraag De heer van den Bosch vestigt met het oog op de begrooting de aandacht van den toestand van de St. Jacobstraat. De heer Cohen Stuart vraagt of het nader adres van B. en W. omtrent de politie-uitbreiding, dat sedert 19 Nov. 1902 werd toegezegd, spoedig is te wachten. Bij doet dat met des te meer aandrang nu herhaaldelijk is ingebroken of gepoogd is dat te doen. Ook vestigt bij de aandacht op het feit, dat de Spoorstraat niet verlicht is. De Voorzitter zegt naar aanleiding dezer laatste opmerking, dat de directeur der gasfabriek niet voldaan heeft aan hetgeen hem is opgedragen. De heer Boelmans ter Spill geeft den heer Co- hen Stuart de verzekering dat bij B. en W, reeds om trent de politie is beslist en de begrooting daarvan wel de sporen zal dragen. Wat de verlichting der Spoorstraat betreft merkt de heer Bosman op, dat de heer Kenens nog niet weet of de straat al san de gemeente behoorde. De Voorzitter geeft de verzekering dat de verlich ting nu niet lang meer zal uitblijven. De heer Uitenbosch herinnert er aan dat twee oude menschen, een oude weduwe van een stadswerkman en een werkman nog steeds wachten op advies op hun verzoek om pensioen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1903 | | pagina 2