Een eenvoudig Boek.
Nederland.
Stadsberichten.
Met aanbeveling by onze stadgenooten en de verzekering,
dat we ook in de toekomst aller belangen aldns hopen
te behartigen verblijven we dankzeggend voor uwe gast
vrijheid »De vereenigde confectie fabrikanten.
UEd. dw.
G. WOLZAK.
H. S. CLOEOK.
H. J. JACOBSE.
A. FORTUIN.
Alkmaar, 5 Dec. 1903.
De IJs- en Wintersport-Tentoonstelling.
Was je in de Harmonie missohien?
Heb je de Tentoonstelling gezien
(Extract uit het feestlied)
Wijze„der kleine Kohn"-
Mijnheer de Redacteur.
Beleefdelijk verzoek ik UEd. onderstaande regelen in
uwe kolommen te willen opnemen.
j^Als ik bovenstaande dichtregelen herlees schudt mij de
lever nog van het laeheu. Eenige dagen na de Tentoon
stelling was ik tot bedaren gekomen, doch naar aanlei
ding van de Ingezonden Stukken in uwe Oouraot, is het
weer glad mis en ik geloof, dat er weer eens eeno Ten
toonstelling in Alkmaar zal moeten gehouden worden,
voor en aleer ik op dat pnnt weer ganschelijk normaal ben.
Het leven bevat vele komische episoden, en ik noodig
de beide geachte inzenders van bovenbedoelde artikelen
uit, dit een weinig in het oog te houden en met mij uit
te roepen »Tentoonstelling, nw naam is soms paskwil".
Infnsschen heb ik vee] waars in bovengenoemde stokken
gelezen. Doch wie denkt, dat de taak van een comité en
jnry eene gemakkelijke is, vergist zich schromelijk. Eerst
toch hebt ge de taak van het comité, dan van de jury
en dan nog eens van het comité en de jnry.
Jongens daar zit meer aan vast, dan men met z'n
ongewapend outsider's oog zon denken. En als nn comité
en juryleden tevens exposanten worden, wordt de zaak
nog ingewikkelder, want de linkerhand mag niet weten
wat de rechter doet.
Wat komt er b.v. van de bekroningen terecht, wanneer
de jnry zich door het comité laat influenceeren Doch
dit was hier niet denkbaar. Honi soit qui mal y pense.
De taak van den voorzitter in het Teutoonstellings-
comitè is ook al een zeer moeieljjke.
Al heeft zoo'u man eene inzending, dia zóó mooi is,
o, zoo mooi is, dat er nanwelijks genoeg krai3en en eere-
teekenen aanwezig zijn om de commissie, de jury en de
exposanten, incluis te decoreeren, dan zeg ik, dan nog
wordt zoo'n man als bij een paar medailles oploopt, met
afgunstige blikken nagestaard.
Is dat nu appreciatie van 's mans inzending. De heer
A. N. is het evenmin als velen eens met het bekronen
van ledige flesscben, ter opluistering. Wordt nu eens boos.
Z.Ex. de Comm. der Koningin is nog niet eens boos ge
worden. Misschien heett Z.Ex. zelfs wel gelachen en ge t
dachtDat noem ik pas een handige baas. En dan
flesschen, mand en kist ledig waren, welnu, daar kan
toch iets goeds in komen.
De heer A. St. heeft het ook over de bekroning van
de Hoekstra - Schaatsen, Met alle respect zij er den
heer A. St. op gewezen, dat men overal zijn verstand bij
moet gebrniken. Hensch men komt niet van Hoorn naar
Alkmaar om als jmylid de schaatsen van z'n concurrent
te gaan bekronen. Dat kan nn eenmaal niet, Zoo'n jnrylid
weet het beste wat de schaatsen van z'n leverancier
waard zjjn en kan dien man toch niet beleedigen.
En of men nu al beweert dat de firma Schouten tien
zegge tien verbonden gipsbeelden had moeten inzenden
en de heeren de Wild met koek bad moeten etaleeeren,
om naar verdienste en behoorlijk bekroond te wordeB,
ik noem dat allemaal leelijke insinuaties: Omdat de beer
van der Veen nn voor zijne koekaffiire een drisdubbele be
kroning behaalt van het edelste metaal, behoeft een ander
nog niet boos te zijn dat hij met brons wordt begiftigd.
Och neen, neen, ik vind daar niets verlokkelijks in.
Ik zal zeer blijde zijn, en ik geloof sommigen met mij,
wanneer we een eindje verder nit pardon in den tjjd
zijn. Ieder oogenblik hebt je weer dat gezanik over die
Tentoonstelling en ik wilde, dat ze nu eens ophielden
met hateljjkheden als »dat mnisje heeft een staartje" en
»de keerzijde van de medaille". Een spotvogel beweert
zelfs dat er de jury op gewezeu is, in het oog te houden
dat sommige inzenders, in de zaal beter op hun plaatsen
waren dan hunne inzendingen, doch wie gelooft zulke
nonsens
Volgens zijn zeggen was het op den avond van de
bekroning zoo'n aandoenlijk tafereel, den bekroonde voor
zitter, den Isten penningmeester het eeremetaal van Z.Ex.
te zien overhandigen.
Steekt daar nu iets achter Laat zich in dien aanblik
verheugen wie wilIk geioof nu eenmaal niet aan het
geheim van Polichinel.
U, mijnheer de redacteur dankend voor de plaatsruimte
verbijjf ik met hoogachting
Uw dw. dn.,
ARGUS.
Noord-Hollandsche Vertellingen
door
Geertruida Carelsen.
Rotterdam, \YL. BRU8SE.
Een zevental schetsen en novellen, zeker met genoegen
reeds gelezen in »Eigen Haard," vragen bij een herdrnk
in één bundel de opmerkzaamheid en de waardeering,
niet alleen van het Noordhollandsch, maar ook van ge
heel het Nederlandsch publiek.
't Zijn verhaaltjes, die wel speciaal Noordbollandsehe
mensehen en toestanden teekenen, maar 't algemeen men-
schelijke treedt er naast het karakteristiek Noordholland-
sche zoo duideljjk en aangenaam in naar voren, dat Gro
ninger en Overijselaar, Zeeuw en Limburger er zich in
knnnen vermeien. Eigenlijk is de omschrijving »Nooid-
Hollandsch" nog te ruim genomen. Dj vertelde gebeurte
nissen hebben, op ééne nitzondering na, alle plaats in bet
Noorderkwattier en op Texel; en de uitzondering is de
teekening van een voorval in het leven van een jong
boerenmeisjeafkomstig van het genoemde eiland, te
Amsterdam.
We maken in de novellen kennis met boeren, keuter
boeren, boerenarbeiders en met kleine burgers uit het noor
delijk deel onzer provincie. In het eerste stukje »KIeiwijk"
is »de boer" geteekend; het tweede vertoont een boeren
meisje, dat beschaving en ontwikkeling deelachtig wordt;
het derde vertelt hoe een boerenzoon ter wille van zijn
burgervrjjster in de stad kaaskooper gaat worden in het
vierde schetsje verhaalt de schrijfster ons hoe een boerin
netje, dat in Den Helder gaat dienen, een scheepstimmer
man huwt; »De twee Ringen" is een »casueel" geval, dat
een familie-overlevering wordt; het zesde no velletje spreekt
van een Tesselsch meisje, dat zich voor driemaand te
Amsterdam verhuurt en in het zevende vernemen wij
hoe een aardig boerenarbeidersdochtertje veel houdt van
een boerenjongen, die haar ook wel mag, maar niet vlug
genoeg er bij is, zoodat hij een winkeliertje uit Kleiwjjk,
van wien zij ook houdt, met haar ziet gaan strijken.
Al die personen en al die gebeurtenissen zijn zoo na-
tunrlijk in de voorstelling, dat we ze honden voor werke
lijk gezien. Er moge hier en daar »een neus van herin
nering op een gezicht van verbeelding" geplaatst zjjn, in
hoofdtrekken zijn ze, menschen en voorvallen, zeker door
Geertruida Carelsen (pseudoniem van Mej. A. G. de Leeuw),
die een vjjf en twintig jaar in den Anna-Paulownapolder
gewoond heeft, opgemerkt, in 't geheugen vastgelegd, en
in den laatsten tijd gereproduceerd. Een aangenaam en
verdienstelijk werk, afwisselend met het schrijven van
belangwekkende brieven nit Berlijn in het Nieuws van
den Dag.
De natuurlijkheid, het eigenaardige van het Noord
hollandsch leven wordt maar gedeeltelijk, naar 't uiterlijk,
aangebracht door het geven van al de gesprekken der
optredende personen van boerenafkomst in het Noord
hollandsch dialect, »het minst welluidende aller Neder-
landsche dialecten."
De natuurlijkheid zit vooral in de wjjze van het teekenen
der personen te midden van hun ervaringen, 't Meest
treft dat in de manier, waarop de vrijsters en boeren
jongens handelen in gevallen, waarin volgens de moderne
schrijvers meer gepeinsd, overwogen, gewikt en ontleed
wordt. Daar is bijv. Maartje Bot. Het Texelsche meisje is
verloofd met Jan Rijzer, den zoon van den herbergier-
hotelhonder. Zij gaat voor drie maand naar Amsterdam
»dienen" bij een winkelier. Na met baar overgekomen vrijer
den intocht der Koningin bijgewoond te hebben, gaat ze
met haar »volk" het vuurwerk aan het IJ zien, raakt
van Mjjnheer en Mevrouw af, wordt uit een herrie, waar
bij haar boerinnenkapsel verfomfaaid raakt, door een boots
man gered, die haar zijn arm geeft en wordt zóó opgemerkt
door een andere Texelsche, die op het eiland de zaak met
haar kwaadsprekende tong verkeerd voorstelt. Als Maartje
Bot terugkomt, kijkt Jan Rijzer haar niet meer aan.
Maartje is erg in haar wiek geschoten, zegt intusschen
niets, maar wacht een goede gelegenheid af, om Jan aan
te spreken. Als ze bij zijn ouders aan de slacht geholpen
heeft en juist bezig is aan de pomp woisthorentjes te
schuren" komt Jan met een kalf aan een touw voorbij
de zijdeur. En met een »Non Jan, hoe heb ik et met
jou begint ze een gesprek, waarin alles opgehelderd
wordt en ze elkaar weer vinden.
't Is al even zoo in het laatste novelletje »Nou is 't
uit, hoor 1"
Als Toon Veldman, de eerste vrjjer van Sytje Bruin
in haar winkeltje komt, waarin ze als vrouw van Elias
van 't Zand, »de lapjesfriemel", haar geluk gevonden heett,
probeert hij eens, hoe ver hjj gaan kan met haar, die toch
van hem gehonden heeft. Ze wijst hem dan cordaat de
deur, als hij niet begrijpen wil, haar in al baar eenvou
digheid duidelijke meening
»Nou, azze je evegoed verlee jaar komme was. Maer
toe was toe en non is non. En non ben ik 'trouwd en
non mot et nit zain 1"
Voor een niet-Noord Hollander is de persoon van Krijn
Jansz., een boer te Kleiwijk in 't Noorderkwartier, een
merkwaardig type.
Hij is rijk en ziet laag neer op den hulponderwijzer
Piet van Doorn, die naar zijn dochter Neeltje vrijt, maar,
»naast de geldzucht, die bezwaren opperde tegen een schoon
zoon zonder dabbeltjes, daagde de trots op van zich de
weelde te kunnen veroorloven van een schoonzoon met
aantrekkelijke eigenschappen." En als hij hem behoeft als
hulpe om autoriteiten, met wie hij »deels uit winzucht,
deels uit oppositie," altijd overhoop ligt, een loer te draaien,
dan geelt hij Piet van Doorn de hoop zijn dochter te
verkrjjgen, die 't al lang met Piet een1 is. De listige
manier, waarop hij, tegen alle eerlijkheid in, den dijkgraaf
door de rechtbank te Alkmaar een schadevergoeding wil
doen opleggen, kenmerkt den boer, den Noordhollandschen
boer, die gaarne procedeert, en dezen boer in 't bijzonder,
»die altijd in minstens één proces gewikkeld was."
Gemakkelijk en heid»r schrijvende, houdt de autenr der
Noordhollandscbe vertellingen ons aangenaam bezig en
leeren we belangstellen in hare helden en heldinnen,
zonder dat we door fijngesponnen intrigues, of heftige
hartstochten, of tragische feiten geëmotioneerd worden.
Geen diepgaande ontledingen van karakters, geen mini-
tieuse teekening van tooneelen, geen breede schildering
der natuur, maar nauwkeurige, op het doel afgaande
trekjes om het »zijn" van een mensch,een juist op zijn
plaats gebracht, aangewezen voorwerp om de omgeving;
en een enkele met vaste hand aangebrachte toets
van baar penseel, om de natnnr te doen zien, maakt alles
voor ons levend. Wij verwyzen den lezer naar het hegin
van het feuilleton in dit blad »Boeren en Zeelui," de
vierde novelle uit den bundel, om een der breedste teeke-
ningen te leeren waardeeren.
Wij hopen, dat deze aankondiging velen, ook niet-
Hollanders, zal opwekken het aardige boek te lezen. Voor
de laatsten zal bet dialect geen groote hinderpaal zijn
om van de levendige samenspraken te genieten. Immers
alleen in deze maakt de schrijfster gebruik van de streek
spraak, niet in haar eigen mededeelingen. In dit opzicht
verschilt ze van Cremer, die in zijn Overbetuwsche novel
len, door hier en daar een ensel gewestelijk woord in
zjjn verhaal in te lasschen, den indruk maakt geheel in
het Betuwsch-Geldersch te vertellen. Uit het voorgaande,
daar, waar we sprakeD van heftige hartstochten, tragische
feiten, blijkt ook, dat Mej. Carelsen in andere opzichten
van Cremer verschilt, waarmede wij niet zeggen willen,
dat zijne vertellingen hooger staan dan die van de Noord
hollandsche schrjjfster.
Voor niet-Hollanders is het ook niet onaardig in deze
schetsen eens kennis te maken met het karakter der West-
Friezen.
Mej. Carelsen laat niet na hen te schetsen in hun sty f.
held, hun egoïsme, hun boerentrots, naast welke minder
aantrekkelijke hoedanigheden, toch genoegzaam uitkomen
de natuurlijke, practische manier van denken en handelen
en 't bezit van eene gevoeligheid, die niet spoedig aan de
oppervlakte verschijnt.
We sluiten met eene aanhaling ten bewijze daarvan,
nit den mond eener »stjjve, droge boerin" opgevangen:
»Zóó hebbe je je kindere grootbrocht en dèn komt er
'n maidjen of 'n jongen in et spul en dèn zit 'n onwer
der venr dove nente bai.
Heerhugowaard. In de openbare vergadering
van het Nntsdepartement heeft de heer Chr. Niessink van
Heemstede getoond dat hjj zijne hoorders eenen zeer aan-
geuamen en nuttigen avond kan verschaffen. Zijne scherpe
vertoonde lichtbeelden die ons in gedachten verplaatsten
in Zwitserland, Oost- en West Indie waren zeer belangwek
kend en gaven stellig juiste toestanden te zien in die
verre geweston, immers als bjj verrassing gaf hjj te zien
portretten van onzen burgemeester, Koningin, Koningin-
Regentes en enkele bekende familie groepen, die sprekend
mooi waren. Bivendien bewees do heer Niessink in het
honden van voordrachten een meester te zijn.
Steun Kappetcln.
Met 1714 tegen 1263 besloot de Bond v, Nederl.
Onderwijzers aan den on slagen onderwijzer Kappetein te
Den Helder steun te verleenen nit de Weerstandskas.
Van da 7000 leden brachten slechts 3130 hun stem uit.
draft. Voor de verkiezing van een notabel bjj
de Ned. herv. gemeente alhier werden 26 stemmen uit
gebracht. Bjj de eerst stemming kregen de meeste stem
men de heeren P. Mulder, J. Heinis en J. Tromp, Bij
de daarop gevolgde herstemming werd de heer P. Mulder
gekozen met 24 stemmen.
Oostgrafdijk. De heer J. Oortwjjn alhier is den
3 dezer herkoz n als lid van het bestuur van de banne
Graft van den Eilandspolder.
Aanvaring.
Bewesten de Hembrng is den 4 ongeveer halfzeven
een Urker botter aangevaren door de sleepboot Hnnze
II. De eigenaar van den botter, Hendrik Bakker, sloeg
overboord en verdronk. Hjj laat een vrouw en 9 kinderen
achter.
Vit den trein gevallen.
Den 3 is. naar de >Arnb. Ct." meldt, tnsschen
Babberich en Zevenaar een 7-jarig iongetje, een pleegkind
van een predikant nit 's-Heerenberg, die met hem naar
Arnhem reisde, uit den trein gevallen. Het knaapje stond
tegen het portisr geleund, dat misschien bjj het rijden
over wissels van 'tslot is geraakt. De predikant wilde
dan trein uitspringen, maar werd door de medereizigers
tegengehouden. Men trok aan twee noodremmen, maar
desniettegenstaande reed de trein door tot Zevenaar. Ge
lukkig bleek daar spoedig, dat het jongetje alteen schram
men aan het hoofd had en er overigens goed was afge
komen.
Pokken.
In twee visschersgezinnen te Volendam zjjn drie
gevallen van pokken geconstateerd. De aangetasten zjjn
kinderen, die nog geen van drieën waren ingeënt.
Dr. Hamburger, inspecteur van de Volksgezondheid,
heeft in overleg met den burgemeester van Edam en de
gezondheidscommissie maatregelen genomen om uitbrei
ding der ziekte te voorkomen. Onmiddelljjk zjjn 128 per
sonen ingeënt. De ljjders werden in ééa huis pgenomen
en eene liefdezuster uit het St. Elisabethgesticht te Alk
maar is overgekomen tot verpleging der jeugdige pokljjders.
Volgens latere berichten zjjn wederom meer dan honderd
personen ingeënt. De drie huizen te Volendam, waar de
pokljjders zjjn geweest, en de barak, waarin zjj nu zjjn
opgenomen, worden door de Edamsche politie bewaakt.
Linnen. In de den 4 alhier in het lokaal van
den heer Visser gehonden vergadering van de afdeeling
Limmen van de Noord-HollaDdscbe Vereeniging »Het
Witte Kruis", waar pl. m. 35 personen tegenwoordig
waren, werd de afdeeling als opgericht verklaard. 100
Personen traden sedert de eerste bjjeenkomst als lid toe.
De statuten en het huishoudelijk reglement werden vast
gesteld en het voorloopig bestunr werd als definitief ver
kozen verklaard.
Tot predikant bjj de Ned, herv. gemeente alhier werd
heden beroepen de heer ds. J. Winkel te Dronrjjp.
Loop der bevolking en gezondheidstoestand
te Alkmaar,
over November 1903.
De bevolking dezer gemeente bedroeg op 1 Dec.:
9450 mannen en 9967 vrouwen, te zamen 19417 personen.
Geboren werden: 21 jongens en 14 meisjes,samen 35
kinderen, dat is 21.6 per 1000 per jaar.
Als levenloos aangegeven werd ingeschreven geene.
In deze maand overleden 23 mannen en 15 vrouwen,
samen 38 personen, dat is 23.5 per 1000 per jaar.
Aan besmetteljjke ziekten bjj de wet aangeven over
leden geene.
Er stierven aan mazelen 5 kinderen beneden het jaar.
14 van 1 tot en met
4 faar.
3 5 tot en met
10 jaar.
Het sterftecijfer, dat voor Alkmaar 23.5 was, bedroeg
voor Rotterdam 12,9, 's-Gravenhage 16.3, Amsterdam
13,8, Utrecht 14.0, Groningen 13.7, Antwerpen 13.4,
Parijs 15.7, Londen 15.6, Weenen 15.8, München 19,8,
Hamburg 14.9, Keulen 17 6, Obristiama 10 9, Moskou
25.3, Brussel 13.9, Berljjn 14.8, Petersburg 21.8, Dublin
20.8 en Edinbnrg 14.7.
Rederijkerskamer „Hllderdijk."
Met goedvinden van den beer Burgemeester dezer
gemeente, hoopt de rederijkerskamer »Bilderdijk", in het
begin van Jannari a.s. eeno opvoering te geven van
»Majoor F'anstooneelspel van Chrispjjn, bewerkt naar
den bero' mden romen van dien naam van Mevr. Bosboom
Toussaint, ten behoeve van een oppassend werkman, die
door eene ellendige ziekte aangetast, alleen algeheele ge
nezing kan vinden in de inrichting van Dr. Bollaan te
Rotterdam. De leden der kamer hopen, dat zjj in hnn
pogen den onmisbaren steon zullen ondervinden van hnnne