BMDWEEB.
No 150 Eerste blad.
Honderd en vijfde jaargang.
1903.
VRIJDAG
18 DECEMBER
Hinderwet.
INSCHRIJVING
NATIONALE MILITIE.
De nevelen geweken.
De manschappen der brandweer
aan de spuiten 1, 2 en 5, kunnen
de hun over 1903 toekomende be
looning in ontvangst nemen, ten
kantore van den gemeente-ontvan
ger op Maandag 21 en Dinsdag 22
December a.s. van 9—a ure.
FEUILLETON.
41KMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsds g-, #o»ierd»|-
en Katerdagavoad uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden- voor Alkmaar, f 0»80franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f 0,0«. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Pry» der gewone advertentlCn
Per regel f 0,15. Grootc letters naar plaatsruimte.)
Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen, ingevolge art. 8 der Hinderwet, ter algemeene
kennis, dat zij bij beslnit van heden nr. 107 voorwaardelijk
vergnnning hebben verleend aan J. J. SCHOUTEN, wonen
de aldaar, tot het oprichten van eene smederij waarin
gasü otor van 2 paardenkracht als drjjfkracht van werk
tuigen in het perceel Schelphoek, Wijk D nr. 12, ten
kadaster bekend in seetie B nrs. 1837/39 en 3511.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
16 Dec. 1903. C. D. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar;
Gezien art. 17 der Militiewet 1901
Roepen bij deze op
Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januari 1904
hun negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de manne
lijke geborenen van 1885) om zich in de maand Janaari
1904 in het daartoe gereed gemaakte register voor de
Nationale Militie te doen inschrijven.
lie Inschrijving geschiedt ln een der vertrek
ken van het llaadhuls alhier, up Dinsdag en
Vrijdag tot 20 Januari eerstkomende, van des
middags IS tot S uren en verder ter gemeente
secretarie.
Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de
volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen, als
Artikel 13.
Voor de Militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België verblijf houdt
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft;
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft
eene Kerstnovelle
DOOR
DEBORA VAN DE VELDE.
3)
Wijl natnurljjk het plan was voorloopig nn hier dan
daar heen te gaan zooals Gnstaaf voor zijne kunst het
beste voorkwam, werd te Parijs geen eigen woning ge-
hnnrd, doch ging de familie in pension, zoodat dan ook
geene meubelen behoefden medegenomen of aangeschaft te
worden en Helena, die weinig of geen huiselijke zorgen
had en Leo geheel aen de hoede van Elze toevertrouwde
gaf zich geheel over aan hare zucht om te genieten, en
was dus tevreden, wanneer zij hierin werd tegengegaan
Al heel spoedig zag Elze, die vrij goed op de hoogte
was wat er, vóór dat de reis aanvaard werd, bij de familie
was voorgevallen, dat de verhouding der jeugdige echt-
genooten, niettegenstaande de schijnbare bevrediging van
hunne wenschen, niet bijzonder rooskleurig kon genoemd
wordeD.
Gustaaf had natuurlijk niet wat hij had gehoopt en be
geerd. Inplaats van waar hg op gerekend had, vrjj te
pntten uit de kas van zjjn schoonpapa, was hem slechts
een bepaalde som toegewezen, te weinig, zeer zeker, om
de eischen van Helena te bevredigen, die, koopziek van
aard, zich niet ontzag om te koopen, al wat zij mooi
vond, en daarenboven begeerde, zoo veel mogelijk te go.
nieten van alles wat het leven te Parijs bood.
Om aan al die eischen te bunnen voldoen, moest er
nog heel wat door hem verdiend worden, doch daarvoor
moest hij zich inspannen, en dat lag nu juist niet in
zijn aard.
Hij werkte weinig en zijn arbeid bracht hem slechts
matig op; te gering althans om het leven te Parjjs vol
4o. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander
zoo hij op den lsten Januari van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
niet Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon
plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen gehad heeft
b van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar
overlijden in het hierboven onder a omschreven geval
verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of
al is deze buitenslands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is,
of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een
voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft.
Yoor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meer
derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hier
boven onder B. gehouden hij, die meerderjarig is in den
zin van voormelde wet.
Art. 14.
Me inschrijving geschiedt:
lo. van hem bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.:
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente
der woonplaats van vader, moeder of voogd
zoo bij biunen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dan binuen bet Rijk woonplaats
heeftin de gemeente waar hij verblijf houdt.
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd veriaten is
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder
beeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in
de gemeentewaar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de ge
meente Amsterdam;
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de
gemeente Rotterdam
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.:
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Rijk in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijkin de gemeente Amsterdam;
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rot
terdam;
3o. van hem bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats;
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk in de
gemeente Amsterdam;
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in
de gemeente Rotterdam;
4o. A. van hem, bedoeld in arf, 13eerste zinsnede
4o., indien hij meerderjarig is
zoo hij verkeert in het geval in de tweede zinsnede
van dat artikel onder Aa omschreven in de gemeente,
waar zijn vader, moeder of v ogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ab. omschreven in de gemeente waar zij>i voogd woon
plaats heeft; is de woonplaats van dezen buitenslands,
dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waarde
minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in* een der gevallen in evenbedoelde
zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente waar
hij verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.,
indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vor ge zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand
g ldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verbljjf of woonplaats ouder-
scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België.
Art. 15.
Voor de Militie wordt niet Ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander die bewijst te
behooren tot eon Staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen ol waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bez ttin?en des
Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of
woonplaats te hebben al heeft zijn vader, moeder, voogd
of curator woonplaats binnen het Rijk.
Art 16. Hij, die volgens art 13 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester
en Wethouders der gemeente, waar volgens art 14 de
inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen
den 1 on den 31 Januari van het j ar, volg nde op dat,
waarin hij het achttiende levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der
gevallen hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust
de verplichting tot het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd
indien het een meerderjarige betreft die onder cura-
teele gesteld is op zijn curator. De verplichting van
vad-r, moeder of voogd, geldt evenwel slechti zoo hij
of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede
te houden met eene vrouw die geen avond tehuis wilde
zijn, en niet scheen te begrijpen, dat ze niet enkel voor
hun genot en vermaak naar het buitenland waren gegaan.
Het wekte dan ook in hooge mate Helena s ontevre
denheid, toen Gnstaaf besloot Parijs te verlaten en naar
een eenvoudige Duitsche badplaats te vertrekken, waar
het leven goedkooper was en zooals hij zeiderustiger
zou kunnen werken. Doch, hij zette zijn wil door, Helena
moest zich in eene zeer veranderde levenswijze schikken.
Hjj had zich nn in waarheid aan hot werk gezet, omdat
hij gevoelde, dat het noodig was om blijvend in het on
derhond van zijn gezin te voorzien. De woning, die hg
gekozen had, was klein en hoogst eenvoudig ingericht
en Elze deed nn dienst als kindermeisje en als hnishond
ster, want Helena bleef steeds verstrooiing zoeken zg
verveelde zichwanneer Gnstaaf soms heele dagen van
huis was, om schetsen te maken en te schilderen. Had
zjj slechts troost willen zoeken in de zorg van haar kind
doeh zg scheen daartoe geene roeping te gevoelen.
De verhouding der echtgenooten werd dan ook met
den dag koeler liefde had er eigenlijk nooit tusschen
hen bestaan en beiden g'-voelden, dat de band die zij
zich hadden aangelegd, meer en meer begon te knellen
Soms als Gustaaf thuis kwam van zjjn werk en naar
zijn kiud kwam zien, en inplaats van zijne vrouw, slechts
Elze bij den kleine vond, sprak uit zjjnen blik wel eens
bewondering en ontglipten hem woorden, die niet pasten
in den mond van een gehuwd man, tegenover de dienst
bode doch Elze scheen ze nooit te begrijpen, en al was
in haar hart veeldat voor den man sprak, al gevoelde
zij medelijden met hem, om den woinigen steun en be
moediging dien hij bij zjjne vrouw vond, al ergerde zjj
zich ook aan de onverschilligheid der jonge mosder tegen
over haar kind, toch verried zjj door woord noch blik
wat in haar omging, maar bleef in hare houding de be-
seheidene, zorgvolle dienstbode, die hare plicht keDde en
die, ofschoon ze bereid was, op een enkel woord voor
haren heer te vliegen en hem verkwikkingen te bezorgen,
niet de minste toenadering liet blijken, en hem ook geen
enkele vrjjheid tegenover zieh veroorloofde. Haar ernstige
oogopslag, haar onbevangen, maar toch zoo reine ant-
woprden, wanneer hij beproefde haar een blijk van toe
nadering of toegenegenheid te geven, hielden hem binnen
de perken en hjj begreep, dat zij te hoog stond, om ooit
zijne minnares te worden maar daarin jaist klom zijne
aehtiDg voor haar en verder een gevoel in hem wakker,
zooals hij nog nooit voor eene vrouw en wel het aller
minst, voor zijne echtgenoote gekoesterd had.
En nn was ze gekomen, die groote gebeurtenis, dat
zijne vronw hem moedwillig had verlaten en zij te ken
nen had gegeven, dat zjj niet langer met hem het leven
wilde voortzetten en nu was dat leven plotseling afge
sneden, neg éér zij de ouderljjke woning had betreden
en het scheen hem toe, dat, die vreeselijke ramp, bijna
als eene gelukkige oplossing beschouwd kon worden, wijl
nu de wereld en zelfs de ouders niets vau het scheidings
proces behoefden te weten.
Het vreaselijk verminkte, maar daarom toch zeer goed
herkenbare lijk dor jonge vrouw, was nog dienzelfden
nacht in de woning gebracht, en aan de ouders was
voorzichtig de tijding medegedeeld, zonder echter er bij
te vermelden, wat de aanleiding van haar op rem gaan was.
De begravenis, die reeds twee dagen later plaats had,
werd niet door den oaden haer bijgewoond, daar deze jaist
door een hevige aanval van jicht, aan zijne stoel gebon
den waB en Gustaaf had ook geschreven, dat het beter
voor hem was de doode niet meer te zien.
Zooals men zich zal kannen voorstellen, drongen de
grootouders er nu echter op aan, hun kleinkind bij zich
te hebben. Indien Gnstaaf niet besluiten kon, het zelf
te brengen, dan moest hij Elze, aan wie de kleine jon
gen toch gewend was, met Leo de thuisreis laten aan
vaarden het sprak toch immers van zelf, dat het meisje
niet bij hem blijven kon en voor hem zou het, nu zijne
vrouw hem ontvallen was, ook veel beter zijn, als hij
alleen zijn werk in den vreemde voortzette.
Doch Gustaaf, die zéér goed begresp, dat, als Elze met
het kind iu het ouderlijk huis was men hem aan zijn
lot overlaten zou, en hij dan zonder geldelijken steun
zou zijn, schreef terug, dat hjj geen afstand van zijn jon-