Honderd en zesde jaargang.
1904.
ZONDAG
17 JANUARI.
Stadsberichten. -
NOi 8. ®erste blad.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-
en Saterdagavond uitgegeven, Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaab f 0,80j franco door het
geheele rgk i 1,
3 Nummers t O,OU. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer 3,
Prtys der gewone advertentlën r
Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOONVoordam C 9.
PRDTKSTllEKTlMe.
In het lokaal .Harmonie" werd Vr(jdaga?ond door de
Vereeniging van Vrije Socialisten een protestmeeting
gehouden in zake de dienstweigering van den milicien
J. P. T e r w e y te Amersfoort.
De zaal was eivol. De meeting werd geleid door den
heer Kloosterman, die met een kort woord de Vergade
ring opende en daarna het woord gaf aan den heer
8chermerhorn van Nieuwe Niedorp.
Waar, zei spr., vroeger, toen ook gevallen van dienst
weigering voorkwamen, de groote pers daarover het zwijgen
bewaarde, zien we, dat thans de meeste groote couranten
soms zelts op hoffelijke wjjze zich over de dienstweigering
van Terwey uitlaten en ernstig haar meening zeggen.
Er is dus blijkbaar een strooming ook buiten den kring
der arbeiders, waarin gesproken wordt over het verkeerde
van het telkens opnieuw straffen van den dienstweigeraar
T. en waarin men gaat gevoelen dat er noodzakelijk
iets op gevonden moet worden om te voorkomen dat
iemand verplicht wordt iets te doen wat tegen zijn
geweten is.
Over de kwestie zelf behoeft niet te worden uitgewgd,
doch wij dienen de vraag te beantwoorden hoe hebben
wjj over de zaak te denken?
Men kan zich tegenover de zaak plaatsenle, als
burgerals lid van den Staat en 2e, als mensch.
Plaatst men zich uitsluitend op het le standpunt, dan
kan men over de zaak niet anders dan een afkenrend
oordeel hebben, als onderdanen heeft men geen enkel
excuus daarvoor. Als burger, als lid van den staat, is
men gehouden vóór alles de wetten te gehoorzamen, en
spr. kan zich dan ook zeer goed voorstellen, dat iemand
spi
als Mr. Steinmetz van Utrecht, beweert, dat men met
die gemoedsbezwaren niets te maken heeft, terwijl men,
als men spreekt van een overheid over de menschen ge
steld door God, ook dan de dienstweigering moet af
keuren.
Doch als menschen, hoe is dan ons oordeel Mnltatuli
heeft gezegd: de roeping van den mensch is mensch zijn,
d. i. hij moet streven naar volkomenheid en waar voor
spr. het Christendom niets anders is dan de godsdienst
der opperste menschelijkheid valt voor hem menschelijk
en christeljjb samen. Wat nu heeft T. geweigerd en
waarom Hij heeft geweigerd in dienst te gaan, omdat
zijn geweten tegen het dienen in opstand kwam, tegen
het bevel om soldaat te worden. Mocht hij dat doen
Om daarover te oordeelen komt men voor deze vraag
wat is een soldaat en waartoe is hij er De soldaat is
iemand zonder eigen wil, zonder eigen oordeel, die beide
moet hij afleggen. In het zakboekje van den militair
staat dat dnidelgk genoeg hij heeft eenvoudig letterlijk
alle bevelen op te volgen. Wanneer er nn goede dingen
bevolen werden, dan was het niet erg, doch treedt hij
werkelijk in functie dan wordt hem bevolen menschen
te dooden en al zegt men nn als de Nederlander »er
is nu geen oorlog", dat doet tot de zaak niets afdat
is een knullige redeneering. Het is de eerste stap
die beslisthet is de vraagwelke verplichtingen men
als soldaat op zich neemt
In een werkje van Tolstoï worden aangehaald de woor
den van Gny de Maupassantwaarin zeer juist is aan
gegeven wat van den soldaat wordt gevergd in den oorlog.
Door spr. worden deze zinsneden voorgelezen.
Ziedaarzegt hij wat in korte woorden de oorlog is.
Treffende staaltjes hebben wij er ook van kunnen zien
in den oorlog in Transvaalin China in Atjeh en met
die dingen voor oogen vraagt spr. of niet al het menscbe-
Ijjke bij ons in opstand moet komen of we daarom niet
luidt onze afschnw moeten nitroepen, zoo langer oorlog is.
Deze dingen zijn overdacht door een menseh door
Jan Terweijdie gezpgd heeft: »Ik kau daaraan niet
meedoen". En zjjn loon Drie maanden in de cel, thans
in de strafgevangenis te Haarlem. Dat is om van te
grnwen. En dat terwijl wij leven in een maatschappij
vol keiken vol dominé's vol pastoors vol menschen
die het christendom prediken die leeraren dat wij de
menschen moeten liefhebben als ons zei ven. Dat is
teekenend voor de waarde aan dat christendom te hechten.
Daar moestmeent spr., een jubel opgaan uit de
Maatschappij waar een mensch het gebod opvolgtgij
moet Gode meer gehoorzamen dan de menschen.
En indien men zon vragen, wat geeft het of één mensch
dat doet en daarvoor gestraft wordt dan zon spr. vra
gen wat heeft gebaat het martelaarschap der eerste
christenen Heeft dat niet machtig reel uitgewerkt En
gelooft gjj nietdat het martelaarsschap van hen die
vielen in den strijd om vrijheid van geloofvruchten
heeft gedragen Ook hier zal het zoo zijn ook hier zal
door deze daad de zncht wakker geroepen worden om
het kwaad te bestrijden.
Wjj hebben thans het voorrecht van te hebben een
Christelijke regeeringeen man als dr. Koyper is le
ministerwat heeft die man een zwaremaar mooie
taak te vervullen. Altijd stond hg voor gewetensvrijheid
en in »Ons program" zegt hij het zoo dnidelgk dat de
overheid moet wijken voor het geweten. Laat thans die
eerste minister voor den dag komen en toonen dat bij
zijn beginselen niet ontronw is geworden of anders zal
het'zoo zijn: Terwey in de cl en dr. Kuyper geducht
in de knel".
Het is goed dat er een luid protest opgaat uit het
Nederlandsche volk, het klassieke volk der vrijheid. Wij
kunnen niet anders dan de daad begroeten als een licht
straal van den komenden dag. Aan de hand van die
daad willen wij opwekken om te strjjden tegen het
militarisme. Militaristisch is ons volk nietin België
heeft dr. Kuyper dat dezer dagen nog gezegd. Dat kan
ook nietelk volk wenscht te leven rostig en in vrede.
Niet genoeg is het echter het militarisme te veroor-
deelen, de zucht naar het mensch zjjn moet veroordeelen
alles, wat indrnischt tegen het groote gebod van liefde.
Zoolang het leger, de kazerne, de oorlog er ie, is het
Christendom niets dan een vernis, niets dan klatergoud.
Allen die iets voelen voor het waarachtig menschzijn,
getuigen van hun afschuw van alle geweldpleging, waar
van militarisme en oorlog de gevaarlijkste vormen zijn 1
(applaus).
Hierna was het woord aan prof. Dr. van Rees van
Hilversum.
Een verkwikkelijk gezicht noemde spreker het zooveel
belangstelling te zien. Ofschoon over de zaak veel te
zeggen is, zou hij vooral bjj een punt stilstaan nl. de
almacht der discipline tegenover het geweten.
Onze daden worden in hoogste instantie geregeerd door
het allerbeste wat in ons leeft.
Tegenover het stoffelijke staat het onstoffeljjke, waarmede
onze handelingen in contact staanons geweten. Dat
jnist geeft aan die daden karakter. Elke handeling moet
dos eigenlijk gemaakt worden tot een gewetenszaak
doch daar wjj daartoe gewoonlijk den tjjd missen is wat
wij dagelijks doen in een bepaalde beding gekomen we
hebben ten opzichte daarvan reeds gekozen en geleerd het
in overeenstemming te brengen met het peil van redelijk
bewustzijn, waarop wjj staan. We hebben het ons gemak
kelijk gemaakt en daarvoor maken we niet van "alles een
bepaalde gewetenszaak. Een gevolg daarvan is echter
dat ons geweten op veel ponten daardoor in slaap i«
geraakt. Alleen waar het krachtig spreekt is de bedoelde
wisselwerking met het onstoffelijke aanwezig.
Ons geweten zegt spreker is een vreemd iets soms
op enkele punten heel teer, terwijl het op andere punten
volstrek' slaapt, bij den eeD nauwgezet op dit, bij den
ander op dat. Bjj den een verzet hot geweten zich tegen
het gebmik van sterke dranken, bij den ander niet, zoo
is het ook met het vegetarisme, rein leven, vivisectie enz.
Dat men andere naties in eens beschouwen kan als
vijanden velen zien daar niets ergs in. Dat komt door
het militarisme door de opvoeding die vijandschap is
daardoor in onze levensopvatting gekomen ook door de
verhalendie men reefs vroeg over oorlog enz. heeft
gelezen of gehoord. Vael meer personen dan men wel
weet zjjn tegen het militarisme, veel meer zon men zien
gebeuren wat nu gebeurt door Terwey, doch een zekere
suggestie weerhoudt vaak.
Men weet wat er op staat, als men zjju geweten volgt,
de familie wordt bovendien in moeielijkheden gebracht:
zoo was het ook mot Terwey, die eerst vier maanden
heeft gediend, daar de smart zjjner moeder, die vreesde
voor de gezondheid van haren zoon indien hij gevange
nisstraf moest ondergaan wegens dienstweigering, hem
te machtig was. Toen heeft hij gehandeld tegen zgn ge
weten in, doch de tweede keer, loen hij alleen bij 't af
scheid met zgn moeder er over sprak, dat hg dienst
zon weig r n was hij sterker. Honderden zijn er zoo als
hij, doch zjj mikken als hij in den beginne den grooten
moed te doen wat het geweten hnn gebiedt.
Daarom moet er een uitweg gevonden worden, er mag
op 18 20jarigen niet znlk een pressie worden uitge
oefend. Zegt men dat dat alles ntopiëa zgn, spr. zon
daarop willen antwoorden, laten we er dan rond voor
uitkomen dat onze maatschappij niet christelijk is.
Schrap dan uit de onderwijswet dat men opgeleid wordt
tot christelijke dengden. Zeg niet de wetten laten niet
toe dat de dienstweigeraar ODgestraft blijft, doch laat dan
het gansche volk tegen die wetten opkomen.
Het ga it niet aan, das man wordt opgevoed tot chris
telijke dengden en die later niet in toepassing mag bren
gen. Daarom verzetten we ons tegen wetten die die
toepassing verbieden die wetten die niet formnleeren
zooals wij anarchisten dat zonden willen, wat de meesten
willen doen. Deed een wet datdan zon zij ook over
bodig bljjken wat de meesten doen behoeft niet meer
voorgeschreven te worden. Elke dwang is nit den booze,
geen wet mag gesteld worden boven het beste wat in
den mensch leeft.
Waar die dwang bestaat brengt men den mensch her
haaldelijk :n moeilijkheden en conflicten met zijn geweten
zooals spreker dat aantoont uit een verhaal van een
Engelsch soldaat uit Znid Afrika een verhaal van Olif
Schreiner. In dergelijke conflicten komen alle soldaten
en dan zgn niet allen even sterk om alleen naar hnn
geweten te luisteren. Dat afschuwelijke schreit ten hemel,
daar moet een eind komen aan die groote macht der
discipline die ten troon geheven wordt.
Juffrouw Mossel heeft het te Amsterdam naar spr.
meent jaist gezegdNiet Terwejj is schuldig ook niet
de rechters die het vonnis hebben uitgesproken doch
wij allen die het Nederlandsche Volk uitmaken. Waar
het geweten slaapt willen wij dat wakker maken, daarom
gaan wij het land dooropdat er evenals ten opzichte
der vaccine kome een wet die een nitweg opent om
ook ten opzichte van de militie, iemand niet tegen zgn
geweten te dwingen. Spr. e.ndigt in de hoop, dat velen
door hun handteekening zullen doen zien dat daar een stem
wakker is bij een groot deel der natie, die die gewetens
dwang afkeurt, dat deze zaak zal opwekken tot nadenken
over de vrjjheid van consciëntie. (Applaus).
Daar de heeren Schermerhorn en prof. van Rees tijdig
moeten vertrekken, wordt alvorens de heer Kloosterman
optreedt gelegenheid gegeven tot debat, waarvoor zich
aanmelden de heeren J. Terwey en Bremer.
De heer Terwey een neef van den dienstweigeraar
vindt deze Vergadering ontijdig. De persoon in kwestie
heeft volgens hem geen blijk gegeven dat hij weigert om
des gewetens wille. Hij heeft aan ean broer van spreker
den vaandrig Th. Terwey zelfs gevraagd op welke wijze,
hij vaandrig kon worden, want als zoodanig zon hij wel
willen dienen. De droefheid der moeder is meent, hij
niet zoo groot. Ten slotte zegt hij dat aan T. beloofd
is hem na zijn ontslag nit de gevangenis aan een betrek
king te helpen op de drukkerij »Vrede" en waarschuwt
de lotelingen om naar dit voorbeeld niet te handelen
een kan men wel helpen doch zgn er meer dan laat
men ze in den steek.
De h°er Schermerhorn meent, dat wat door den
debater is gezegd met do eigenlijke kwestie niet veel te
maken heeft, 't Is mogelijk, dat Terwey genoemde belofte
is gedaan, maar wanneer hij terug zal komen weet men
immers niet. Dat het T. geen ernst zou zijn, op gezag
van ernstige u.enschen betwijfelt hij dat en bovendien
vraagt hij is het denkbaar, dat men alleen voor die be
lofte van op de drukkerij geplaatst te worden, zoo langen
tijd gevangenisstraf zon willen ondergaan De aantijging
als zonden de sprekers ook in deze vergadering opwek
ken tot dienstweigering wijst bij beslist af, in een der
gelijk geval onthoudt spr. zich steeds van elke aanspo
ring of afkenring. In deze vergadering heeft men alleen
willen spreken over het feitdat men gestraft wordt,
waar men om des gewetenswille dienst weigert.
De heer Terwey zegt nog, dat door den dienstweige
raar vroeger toch de krijgsartikelen zijn onderteekend,
heeft hij toen misschien geen geweten gehad 't Komt
hem voor dat zgn neef niet meer is dan een schooljongen.
Da heer Schermerhorn merkt nog op dat men zeer
goed later tot een ander inzicht kan komen, men handelt
ook dan volkomen zuiver, het geweten is dan wakker
geworden.
De heer van Rees geeft de verzekering, dat er hier
geen sprake is van suggestie door anderenhij kent
Terwey persoonlijk. Als Sobermerhorn zal hjj nooit aan
sporen tot dienstweigering, wie sprekers raad daarvoor
zou vragen zou hjj antwoorden als gij daarvoor nog
raad moet vragenzijt gjj nog niet rijp daarvoor als
je je geweten volgen kan heb je niemands raad noodig.
De heer Terwey bljjft beweren, dat er bg dezen
dienstweigeraar wel invloeden van buiten hebben gewerkt
en zegt, dat professor van Rees bjj zgn eigen zoon alles
doet om hem den dienst te doen weigeren.
De heer van Rees protesteert daar heftig tegen.
Het blijkt ten slotte dat de debater gebrnik heeft ge
maakt van een uitlating van de moeder van Terwey
alsof de heer van Rees haar dat zelf zou hebben gezegd.
Deze uitlating berust echter op een misverstand. De heer
van Rees spreekt daarom zijn groote verontwaardiging
er over uitdat de dabatter van een dergelijke uitlating
in het openbaar durft misbruik maken.
Daar de heeren Schermerhorn en van Rees moeten
vertrekken ziet de heer Breemer van het woord af tot na
de rede van den heer Kloosterman.
Nadat door dezen den beiden vorigen sprekers dank is
gezegd en een kleine pauze is gehouden neemt hij het
woord.
Wegens plaatsgebrek moeten wij het ver
volg der vergadering tot een volgend nummer
laten liggen.
In den Schouwburg.
Ook in de verhouding van de Joden tot de Christenen
is eene verbetering komende. Sedert de dogmatische
Godsdienst heel langzaam plaats maakt voer religie, sedert
de waardeering van den mensch gaat boven de schatting
van zijn geloof, wordt do Jood meer als geljjke bescbonwd
van alle andersdenkenden. Ook vele Israëlieten streven
er naar, het kenmerkende van hnn jaren lang verschoven
zijn te onderdrnkken, af te wennen, zich te emancipeeren.
't Beste bewijs voor de bewering, dat ook in dezen les
idéés marclient, vindt men in de letterkunde.
In tooneelspelen, in romans wordt het vraagstuk der
gelijkstelling van Israëliet en Christen besproken, van
verschillende kanten bezien, naar eene oplossing er van
gestreefd.
In »Het nieuwe Ghetto" van Teodor Herzl, Donderdag
14 Jan. 1904 in »de Harmonie" opgevoerd, is ook znlk
een bedoeling in 't oog springend. De anteur heeft ons
eenige lijpen van Israëlieten geteekend, die min of meer
in opvoeding en karakter den gewonen burger der maat
schappij gaan gelijken.
De ouders van Samnel zjjn heel brave, deugdzame
menschen nit den klein burgerlijken stand. Als zoodanig
verdienen zij de hoogste achting, maar hunne kleeding,